Onderzoek

Samen op onderzoek uit

Tekst Winnifred Jelier
Gepubliceerd op 24-06-2021 Gewijzigd op 23-06-2021
Beeld Stijn Rademaker
Praktijkonderzoek is een verrijking voor jezelf én de school, zeggen Jate Terpstra en Nellie Wagner, onderzoeksdocenten op het Spinoza Lyceum in Amsterdam. De twee onderzochten de effectiviteit van de daltonuren op hun school, een vraagstuk waar vrijwel het hele docententeam mee worstelde.

Gezellig bijpraten en misschien wat opdrachten maken. Maar misschien ook niet. Dat was de indruk die docenten van het Spinoza Lyceum in Amsterdam soms kregen tijdens de ‘daltonuren’, lesuren waarin leerlingen zelfstandig hoorden te werken. Wat ging er mis? Hoe konden ze zorgen dat die uren effectiever besteed werden?

Collega’s Jate Terpstra en Nellie Wagner besloten er een praktijkonderzoek aan te wijden. Terpstra: ‘Regelmatig kreeg ik leerlingen in mijn daltonuur die ik niet goed kon begeleiden. Sloegen ze hun wiskundeboeken open en keken ze me vragend aan. Ik ben docent Frans!’

 

Gedeelde vraag

Terpstra en Wagner zijn sinds enkele jaren onderzoeksdocent, een rol waarvoor ze een halve dag per week krijgen. Wagner: ‘In een school leven natuurlijk tal van vragen. Uiteindelijk kozen we een vraagstuk waar vrijwel het hele docententeam mee zat, zodat iedereen er zijn voordeel mee kan doen. Zo wilde het Spinoza Lyceum meer tijd voor daltonuren inruimen. Een goed onderbouwde aanpak werd daardoor extra belangrijk.’

Samen met een begeleider van de Werkplaats Onderzoek Amsterdam maken Terpstra en Wagner een onderzoeksopzet. Terpstra: ‘We begonnen met een inventariserende vragenlijst. Hoe beleven collega’s en leerlingen het daltonuur eigenlijk? Welke verwachtingen hebben ze en in hoeverre maakt een daltonuur die waar?’ Wagner: ‘Formuleringen moesten we zorgvuldig kiezen. Als je leerlingen vraagt of ze de uren “effectief” vinden, snappen ze niet wat je bedoelt. Maar als je vraagt of ze er tevreden mee zijn, hebben ze direct een antwoord klaar.’

 

Droomrespons

De respons was overweldigend: bijna 370 leerlingen, ongeveer een kwart van het totaal, reageerde, naast bijna een derde van de docenten. Terpstra: ‘Een zeer representatieve groep, met leerlingen uit alle onderwijslagen.’

Samen met de WOA-begeleider analyseerden ze de resultaten. En wat bleek? Wagner: ‘Zowel leerlingen als docenten hebben hetzelfde beeld van een effectief daltonuur: ze zijn tevreden als tijdens het daltonuur actief wordt gewerkt. Leerlingen gaven bovendien aan dat ze behoefte hadden aan meer rust.’

 


Het opmerkelijkste is dat docenten hun eigen rol vaak leken te onderschatten. Terpstra: ‘Als docent dacht ik tijdens een daltonuur vaak dat ik niet zoveel kon bijdragen. Je loopt misschien wat rond, maar verder? De leerlingen moeten het werk doen. Maar onze leerlingen zien dat totaal anders: zij willen dat de docent actief zorgt voor een goed werkklimaat en bijvoorbeeld snel ingrijpt als het te rumoerig wordt.’

Ze sloegen er de onderzoeksliteratuur op na. Wagner: ‘Leerlingen hebben de hulp van docenten nodig om zelf de regie te kunnen nemen. “Leren kun je niet zelfsturend leren”, las ik ergens. Dat klopt als een bus. Je kunt niet verwachten dat ze probleemloos van een tamelijk strak voorbereide vakles in een totaal vrij daltonuur stappen. Toch was dat vaak wat we deden. Om die reden ontwikkelden Jate en ik een flowchart waarmee leerlingen meer structuur krijgen.’

 

Labeling

Aan de hand van de resultaten en de literatuur formuleerden Terpstra en Wagner een nieuw beleidsplan. Terpstra: ‘Een eerste stap was een duidelijkere labeling van de uren, zoals stilte-uren of uren waarin leerlingen extra begeleiding kunnen krijgen van een vakdocent. Hierdoor weten zowel docenten als leerlingen beter waar ze aan toe zijn. Bovendien geven we leerlingen zo keuzeopties, waardoor ze zich verantwoordelijker gaan voelen voor wat ze doen.’

Daarnaast verzamelden de twee hulpmiddelen en tips voor collega’s om de daltonuren effectiever te maken. Wagner: ‘We laten leerlingen nu vaak benoemen wat ze in het daltonuur willen bereiken. Het is niet genoeg als ze zeggen dat ze een opdracht willen maken. We willen dat ze een inhoudelijk leerdoel formuleren, dus dat ze aan het einde van het daltonuur iets kunnen of snappen. Als we merken dat ze vastlopen, gebruiken we de flowchart om samen te kijken waar ze precies struikelen.’

 

Opsteker

De twee deelden de uitkomsten van de vragenlijst ook met hun collega’s. Wagner: ‘We wilden ze laten weten dat leerlingen de rol van de docent heel belangrijk vinden, ook tijdens het zelfstandig werken.’ Die opsteker voor het team was een mooie bijvangst. Terpstra: ‘Praktijkonderzoek als dit is ontzettend leuk: we krijgen meer inzicht in wat we doen en waarom. Normaal gesproken verliest een docent zichzelf gemakkelijk in de waan van de dag. Ruimte voor echte reflectie is er lang niet altijd. Door mijn rol als onderzoeksdocent krijg ik die ruimte alsnog. Dat is een enorme verrijking. En ik wil graag dat mijn collega’s daarvan meeprofiteren.’

 

'Als onderzoeksdocent krijg ik meer ruimte voor reflectie’

 

Dat vindt ook Wagner, die nog maar kort op de school werkte als docent Duits toen ze de uren kreeg voor het praktijkonderzoek. Wagner: ‘Ik voel me meer verbonden met de school. Ik had niet eerder in het daltononderwijs gewerkt en begrijp de principes nu beter dan toen ik begon. Erg waardevol.’

 

Tips voor onderzoekende leraren

  • Steun van de schoolleiding is essentieel. Zorg dat je voldoende tijd, professionele begeleiding en middelen krijgt.

  • Laat je collega’s zien waarmee je bezig bent en waarom het onderzoek interessant is voor de school, bijvoorbeeld in de nieuwsbrief of met een korte presentatie tijdens een studiedag.

  • Doe het praktijkonderzoek samen met een collega. Je loopt gemakkelijk vast in je eigen hoofd. Dan is het fijn als je met elkaar kunt overleggen en elkaar over hobbels kunt trekken.

  • Kies voor een onderzoek dat uitmondt in een product, iets concreets waar jij of je collega’s echt iets mee kunnen.

 

Uitdagingen

Niet dat het alleen maar rozengeur en maneschijn is, zo’n praktijkonderzoek. Het kost tijd en die tijd moet je krijgen. Wagner: ‘Anders wordt het alleen maar een grote frustratie.’ Ook is niet alles even geschikt als onderwerp. Terpstra: ‘Als je iets kiest wat eigenlijk alleen maar voor jou of enkele van je collega’s interessant is, dan krijg je nooit de steun vanuit de organisatie om echt verandering teweeg te brengen. In ons geval nam de school al onze aanbevelingen over. Dat zou anders niet gebeurd zijn.’

Ook moet je beschikken over een aardige dosis doorzettingsvermogen. Terpstra: ‘Ik ben van nature misschien niet zo geduldig en wil graag voortgang kunnen boeken.’ Veel steun hebben de twee gehad aan de Werkplaats Onderzoek Amsterdam. Het initiatief organiseert onder meer lezingen door experts en speciale sessies om ervaringen en inzichten te delen met onderzoeksdocenten van verschillende scholen. Terpstra: ‘Die bijeenkomsten leveren niet alleen nuttige kennis op, maar versterken ook het gevoel dat we er niet alleen voor staan.’

 

Coronacrisis

Maar werkt de nieuwe aanpak nu eigenlijk? Zijn de daltonuren effectiever geworden? Terpstra: ‘We hebben ons plan anderhalve maand kunnen uitproberen, maar moesten toen helaas stoppen vanwege de coronacrisis. Iedereen volgt nu gedeeltelijk thuis les. De daltonuren liggen stil.’ Hopelijk kunnen de twee collega’s over enkele maanden alsnog hun plan evalueren.

 

Dit artikel verscheen in de special van Didactief, juni 2021. 

Verder lezen

1 Special: Een leven lang leren

Click here to revoke the Cookie consent