Door de oorlog in Oekraïne groeide Wereldschool de Vlinder in korte tijd van vijf naar twaalf groepen. ‘We zijn wel wat gewend in het nieuwkomeronderwijs,’ vertelt intern begeleider Saskia Lambrechts. ‘Maar de toestroom was hier nooit eerder zo groot als het afgelopen jaar.’
De Oekraïense kinderen komen op de Wereldschool terecht in een klas met leeftijdgenootjes uit veel verschillende landen en culturen. Sommigen zijn net als zij gevlucht voor oorlog of geweld, anderen verhuizen vanwege studie of werk van hun ouders naar Nederland. ‘In het begin zijn de kinderen hier op school vaak stil en teruggetrokken,’ aldus Lambrechts. ‘Ze luisteren veel, want ze spreken soms nog geen woord Nederlands. Ik herinner me een jongen van een jaar of tien uit Syrië. Hij was zo gesloten en verdrietig, en we konden alleen met elkaar communiceren door dingen aan te wijzen en uit te beelden. Maar na een of twee maanden kwam er een heel ander kind tevoorschijn. Hij begon te lachen, probeerde dingen in het Nederlands aan me te vertellen en bleek heel goed te kunnen leren. Het is mooi om kinderen zo te zien opbloeien en te ontdekken hoe ze in wezen van binnen zijn.’
‘Kinderen leren
veel meer van
moeilijke teksten’
De kinderen op de Wereldschool worden in ongeveer een jaar klaargestoomd om naar een reguliere basisschool te gaan. De focus van het onderwijs ligt daarom allereerst bij het leren van de Nederlandse taal. Toen Lambrechts een paar jaar geleden de masteropleiding Educational needs op Hogeschool Windesheim volgde, koos ze er dan ook voor om alle mogelijke modules over taaldidactiek te volgen. Voor haar afrondende masteronderzoek nam ze het taal- en leesonderwijs op de Wereldschool kritisch onder de loep, onder andere met behulp van de boeken van Smits & Van Koeven en Gibbons (zie kader). De inzichten die ze uit deze vakliteratuur opdeed, vertaalde ze naar het nieuwkomeronderwijs.
‘Als student op de pabo leer je al hoe belangrijk het is om hoge verwachtingen te hebben van je leerlingen,’ steekt Lambrechts van wal. ‘Ik dacht vroeger altijd: Dat zit wel goed bij ons. Wij streven ernaar dat ieder kind uitstroomt naar een reguliere basisschool, dus we hebben zeker hoge verwachtingen van onze leerlingen. Maar toen ik voor mijn masteronderzoek kritisch naar ons toenmalige leesonderwijs ging kijken, realiseerde ik me dat we de leerlingen versimpelde teksten lieten lezen. We gingen ervan uit dat dat noodzakelijk was, omdat ze de teksten anders niet zouden begrijpen. Eigenlijk hadden we in de leesles dus helemaal niet zulke hoge verwachtingen van onze leerlingen.’ Dat inzicht leidde tot een koerswijziging op school onder aanvoering van Lambrechts. Het team deed de methode voortgezet technisch lezen de deur uit en gebruikt in de leesles nu alleen nog maar rijke teksten. Dat zijn teksten geschreven door kinderboekauteurs of journalisten, niet door methodetekstschrijvers. Een rijke tekst is niet bewerkt of versimpeld, maar is authentiek.
‘Na groep 3 geen
AVI-boekjes meer’
De leraren zoeken rijke teksten rondom wereldoriëntatiethema’s, zoals ‘water en weer’ of ‘wonen: van steen tot huis en van huis tot stad’. ‘Want alleen rijke teksten dragen bij aan een goede taalontwikkeling,’ legt Lambrechts uit. ‘Kinderen leren veel meer van moeilijke teksten met laagfrequente woorden die worden herhaald, dan van eenvoudige teksten met alleen maar veelvoorkomende woorden uit het dagelijkse taalgebruik. Verder ontbreken in verarmde teksten vaak de verbindingswoorden en dat werkt averechts. Onderzoek heeft namelijk aangetoond dat het werkgeheugen juist overbelast wordt als kinderen de verbindingen tussen zinnen in hun hoofd niet kunnen leggen.’
Rijke teksten kunnen echter behoorlijk pittig zijn voor kinderen, zeker als ze nog maar net in Nederland zijn. Ze hebben veel taalsteun nodig om zo’n tekst aan te kunnen, leerde Lambrechts uit haar literatuurstudie. Dus ging ze samen met haar collega’s op zoek naar verschillende manieren waarop ze hun leerlingen dergelijke ondersteuning kunnen bieden. Zo werken klassen gedurende zes tot acht weken aan hetzelfde thema, zodat er voldoende tijd is voor herhaling en verdieping. Bij ieder thema lezen leerlingen steeds moeilijkere teksten. Maar voordat ze aan een nieuwe tekst beginnen, laten de leraren eerst een PowerPointpresentatie zien waarin ze de context schetsen en concepten uit de tekst toelichten. Daardoor kunnen kinderen de begrippen die ze al kennen uit hun moedertaal activeren, maar ook de betekenis van voor hen nieuwe Nederlandse woorden afleiden uit de tekst. Af en toe zet de leraar de moedertaal van een kind in, met behulp van Google Translate. Tot slot zorgen ze voor veel visuele ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van illustraties, foto’s of filmpjes. Al die verschillende vormen van taalsteun zorgen ervoor dat de kinderen teksten aankunnen die inhoudelijk van hoog niveau zijn en die echt ergens over gaan. Dat werkt motiverend, weten ze inmiddels op de Wereldschool.
Op de boekenplank
Anneke Smits & Erna van Koeven, Rijke taal. Taaldidactiek voor het basisonderwijs. Boom Uitgevers Amsterdam, 2020.
‘Een praktisch boek voor leraren met leerlingen in de klas die extra taalondersteuning nodig hebben.’ Pauline Gibbons, Scaffolding Language, Scaffolding Learning. Teaching English Language Learners in the Mainstream Classroom. Tweede editie. Heinemann, 2014.
‘Deze website sluit perfect aan bij de twee bovenstaande boeken. Het mooie vind ik dat er bij de verschillende domeinen van leesonderwijs niet alleen wetenschappelijke publicaties, maar ook praktijkvoorbeelden staan vermeld.’ |
Verder lezen leraren heel veel voor en lezen de kinderen ook zelf uit mooie kinderboeken. ‘Géén AVI-boekjes,’ benadrukt Lambrechts, ‘die gebruiken we niet meer na groep 3. Zodra leerlingen kunnen decoderen, stappen we snel over op het lezen van jeugdboeken.’ Ze vervolgt: ‘Serieboeken zoals Dolfje Weerwolfje, De regels van Floor of Mees Kees zijn ideaal om in de klas te lezen. Het voordeel van zo’n serieboek is dat kinderen de personages en de context al kennen als ze aan een volgend deel beginnen. Bovendien zijn er vaak ook televisieseries van gemaakt waar kinderen graag naar kijken. Die bieden dan weer visuele ondersteuning bij het lezen.’
Lambrechts en collega’s merken dat hun leerlingen graag lezen, ook na schooltijd. Best bijzonder, in een tijd waarin leesplezier niet meer zo vanzelfsprekend is. Een aanrader dus, deze aanpak? Lambrechts denkt van wel: ‘Wat goed is voor onze nieuwkomers, is ook goed voor Nederlandstalige kinderen met een taalarme thuisomgeving.’
Lees meer afleveringen Leraar & Onderzoek.
Dit artikel verscheen in Didactief, maart 2023.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven