Recensies

Recensie: Kijken in het brein

Tekst Winnifred Jelier
Gepubliceerd op 03-09-2015 Gewijzigd op 19-04-2017
Het komt niet vaak voor dat ik een wetenschapper kan corrigeren. Toch gebeurde het laatst dankzij Kijken in het brein, een populair-wetenschappelijk boek over hersenkennis. De wetenschapper vertelde hoe creativiteit in de rechter- en analytisch denken in de linkerhersenhelft zat. 'Nee, zo dachten ze er vroeger over,' zei ik met een blik van wat ben jij jaren negentig.

'De hersenhelften zijn geen autonome entiteiten. Jij kunt dat koffiekopje vasthouden dankzij een complexe samenwerking tussen beide hersenhelften.' Daar had ik die wetenschapper mooi tuk mee. Dat hij taalkundige was, geen hersenonderzoek deed en eigenlijk iets anders zei, kon voor mij de pret niet drukken.

Autobestuurders
Kijken in het brein biedt een routekaart in het woud van neuropraat. Dit boek van drie oud-promovendi begint met de mythes die bedoeld of onbedoeld over de hersenen ontstaan. De schuldige is niet altijd goed aan te wijzen: in een poging om kennis toegankelijker te maken worden voorbeelden of metaforen gebruikt die een eigen leven kunnen gaan leiden.

Zo schreef een journalist dat autobestuurders die goed in hun vel zitten, meer ongelukken veroorzaken dan ongelukkige bestuurders. Zou uit hersenonderzoek gebleken zijn. Niet dus. In het achterliggende onderzoek moesten proefpersonen na een vrolijk of somber muziekstuk onder meer de kleur benoemen van het woord 'geel' dat in blauw gedrukt was. Na sombere muziek lukte dit het beste. Dat was de enige mogelijke conclusie.

Sudoku's
De commerciële industrie vaart wel bij mythes rond neurokennis. Onderzoekers blijken daar vaak weinig tegen uit te kunnen richten: ook al zeggen zij dat er voor veel braintrainingsprogramma's geen wetenschappelijke basis is, de hoop op een gezond brein blijkt vaak sterker. De auteurs van Kijken in het brein staken hun pogingen gelukkig niet en benadrukken nog maar eens: van het maken van sudoku's is niet bewezen dat je geheugen er beter door gaat werken, wel word je er beter van in sudoku's.

Maar wat valt er dan wel op basis van hersenonderzoek te zeggen? In het technischere deel van het boek wordt één boodschap heel helder: voor hersenonderzoekers kan het buitengewoon moeilijk zijn om conclusies te verbinden aan hun onderzoeksdata. Scans laten vooral heel veel activiteit zien, er is zelden één gebied dat duidelijk 'oplicht' als een proefpersoon een specifieke taak doet.

Wel onderstreept hersenonderzoek bijvoorbeeld het belang van het herhalen van lesstof. Herhaling versterkt verbindingen tussen de zenuwuiteinden in de hersenen. In het kort: als leraren stof één keer behandelen en leerlingen er niet toe aanzetten om zelf te oefenen, zijn de kinderen aan het eind van het schooljaar alles vergeten (zie ook het artikel 'Wat we weten over het brein', Didactief, september 2015).

Criminaliteit voorkomen?
Ondertussen zijn de verwachtingen hoog gespannen: zou het niet mooi zijn als je met één scan kunt zien of een kind adhd heeft en je het daardoor sneller kunt helpen? En wat zou het doen met onze samenleving als je op een scan kunt zien of iemand aanleg heeft voor crimineel gedrag?

Die vragen kunnen hersenonderzoekers nu niet beantwoorden, maar zij kunnen ze ook niet alleen beantwoorden: hun werk, dat zich met muizenstapjes voltrekt en een geweldig doorzettingsvermogen vereist, werpt ethische vraagstukken op die iedereen aangaan.
 

Sandra van Aalderen, Nienke van Atteveldt en Meike Grol, Kijken in het brein, mythen en mogelijkheden. Amsterdam: Querido, 2015. € 18,99 (paperback)/ € 11,99 (e-book).

Bronvermelding

1 Brein en onderwijs
2 Brein en onderwijs

Click here to revoke the Cookie consent