54 pagina’s met overleggen, schoolbezoeken, voorlichtingsbijeenkomsten en workshops stonden in 2016 op de agenda van SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling. ‘Toen we het afdrukten, liep de printer vast,’ vertelt Sanne Tromp, die samen met Jindra Divis sinds vorig jaar leidinggeeft aan SLO. Aan voeling met de buitenwereld ontbreekt het dus bepaald niet. Toch willen de nieuwe directeuren van SLO een meer naar buiten gerichte organisatie maken. ‘Wij hebben enorm veel kennis in huis en willen die beter gaan verbinden met de vragen en behoeftes in het onderwijsveld.’ Minder zenden, meer ontvangen. In hun beleidsagenda voor de komende jaren ontvouwen Divis en Tromp een visie op SLO als een kennismakelaar die zelf veel knowhow heeft, maar ook via allerlei kanalen sterk geworteld is in de dagelijkse onderwijspraktijk.
‘In British Columbia zag ik hoe leraren zich in het kader van professionalisering in curriculumvernieuwing verdiepen. Dat zouden we hier ook moeten doen.’ Een internationale blik is de rode draad door de loopbaan van Jindra Divis (1961), die in Leiden geschiedenis studeerde. Divis werkte lange tijd bij de Nuffic, het expertisecentrum voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs, en was ruim acht jaar directeur van het Europees Platform, dat internationalisering in het po en vo ondersteunde. Hij was medeoprichter en voorzitter van het Profielenberaad, de overlegstructuur van scholen en organisaties die kennis, inzicht en praktijkervaringen uitwisselen over onder andere talentontwikkeling en schoolprofilering. Divis is ook toezichthouder in het vo.
SLO is in 1975 opgericht om onderzoek naar curriculumvernieuwing te doen. Een terrein waar steeds meer partijen over willen meepraten, van ouders, scholen en leraren tot opiniemakers. Die betrokkenheid bewijst hoezeer onderwijs leeft, maar vraagt wel om een andere manier van communiceren. Traditioneel ligt de nadruk bij SLO vooral op het publiceren van informatie en leerplanproducten, zegt Divis. Dat gaat via vele kanalen: ‘We zijn goed vertegenwoordigd op sociale media en beheren wel negentig websites.’ Die zorgen maandelijks voor een kwart miljoen bezoekers en 25 duizend gedownloade publicaties. Toch zegt dat uiteindelijk niet alles, vindt Divis. ‘Hoe kunnen we de impact van onze producten vergroten? Met die vraag willen we bewuster aan de slag. Door informatie niet alleen ter beschikking te stellen, maar ons publiek er vaker en gerichter mee te gaan benaderen.’
Sanne Tromp (1975) studeerde sociale geografie aan de Universiteit Utrecht en was bestuurslid van het Freudenthal Instituut. In 2004 richtte hij het Junior College Utrecht op, dat zich heeft ontwikkeld tot een samenwerking tussen universiteit, hogeschool en vo-scholen in Midden-Nederland. Vo-leraren ontwikkelen samen met hbo- en wo-docenten talentprogramma’s in exacte vakken en maken innovatief lesmateriaal. In deze rol werkte Sanne Tromp veel samen met schoolleiders en docenten. ‘Naar boven halen wat scholen echt bezighoudt, dat is mijn belangrijkste taak.’
Het moet gebruiksvriendelijker, zegt ook Tromp, en beter toegesneden op de diverse doelgroepen. Hij haalt de Curriculumspiegel aan, een grondig overzicht van de state of the art op curriculumgebied dat SLO sinds 2015 elke twee jaar uitbrengt. ‘Echt een heel belangrijke publicatie, met veel waardevolle informatie. Toch merkten we dat de eerste editie relatief weinig werd gelezen.’ Tromp wil daarom in de toekomst aparte versies maken, toegesneden op doelgroepen als schoolleiders of vakdocenten. Die gerichte manier van werken vergt nog wel wat van SLO, aldus Tromp. ‘Mensen die ergens echt veel van weten – en die hebben wij gelukkig veel in huis – kunnen over een bepaald vraagstuk gedegen rapporten produceren, compleet met onderzoeksdata en pilotopbrengsten. Dat is ook nodig als je ergens gefundeerde uitspraken over wilt doen. Belangrijk is dat we ook begrijpen dat onze doelgroepen daarnaast graag bondige conclusies en aanbevelingen zien. Daar moeten we onze producten en diensten op aanpassen.’ In de beperking schuilt de meester, wil Tromp maar zeggen.
Meer vanuit de doelgroep denken betekent niet dat SLO zich louter dienstbaar gaat opstellen. ‘We mogen best meer smoel krijgen,’ zegt Tromp, die zich er bijvoorbeeld over verbaast dat leraren soms geacht worden curriculumvernieuwing er in hun eigen tijd bij te doen. ‘Zo werkt het niet. Leraren moeten daar tijd voor krijgen, en inderdaad, dat kost geld. Dat mogen wij best hardop zeggen.’ Actiever naar buiten treden kan ook voorkomen dat anderen met het beeld van SLO aan de haal gaan. Zo verscheen vorig jaar in De Correspondent een artikel over Platform Onderwijs2032 waarin SLO naar voren komt als een schimmige organisatie, op de achtergrond bezig het advies van Onderwijs2032 voor te koken. Te veel eer, vindt Divis. ‘In het begin hebben we inderdaad flink meegepraat en de commissie van inhoudelijke input voorzien. Logisch, want we zijn het expertisecentrum leerplanontwikkeling.’ Maar in het vervolgtraject namen instanties als de Onderwijscoöperatie en het ministerie juist even afstand van SLO. ‘Wie gaat er nou uiteindelijk over het curriculum? Die vraag domineerde de discussie een tijdje.’
Leraren moeten tijd krijgen voor onderwijsvernieuwing'
Inmiddels merkt Divis dat er een nieuwe fase is aangebroken, waarin het minder gaat om macht en meer om de vraag wie er met gezag over het curriculum kan spreken. En dan komt SLO automatisch in beeld. ‘We worden weer aan tafel gevraagd. Maar dat zal alleen zo blijven als wij bruggen blijven slaan naar de praktijk en onze kennis verbinden met wat er op de werkvloer leeft. Dat is de richting die we met SLO nog verder op willen.’ Over de perspectieven van Onderwijs2032 zijn Tromp en Divis positief, al is het nog afwachten hoe het door het parlement komt. ‘Het keuzecurriculum, dat naast het kerncurriculum is voorzien, biedt veel kansen. Scholen krijgen daarmee echt de ruimte zich te profileren en aan hun lesprogramma een eigen draai te geven.’
Welke rol gaat SLO spelen bij het invullen van die ruimte? Dat hangt volgens Tromp en Divis sterk van de scholen zelf af. Kun je de leerstof het best in vakken of in vakoverstijgende domeinen aanbieden? ‘Daar gaat SLO niet over,’ zegt Divis, ‘en dat willen we ook niet. Ons gaat het erom dat scholen samenhang in hun curriculum krijgen. Dat kan op meerdere manieren en dat zie je terug in ons aanbod.’ Tromp: ‘Als je partijen in het veld zelf meer aan het woord laat, worden de problemen waar ze in de praktijk tegen aanlopen beter zichtbaar. Vervolgens kunnen we samen met hen bekijken waar oplossingen liggen.’ Gaat bijvoorbeeld het vak informatica op de schop? Dan betrekt SLO daar in een vroeg stadium de vakvereniging bij. ‘Wat speelt er, wat is nu eigenlijk écht de vraag?’ Dat scherp krijgen, zegt Tromp, daar kan SLO een belangrijke rol in spelen. ‘Wij blijven scholen helpen om van A naar B te komen’, concludeert hij. ‘Maar zij bepalen zelf waar B ligt.’
Dit artikel verscheen in de rubriek Leerplan in Didactief, april 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven