Onderzoek

Ons Soort Mensen

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 19-06-2020 Gewijzigd op 15-06-2020
Al enige jaren achtereen luidt de inspectie in haar Staat van het onderwijs de noodklok over toenemende segregatie en ongelijkheid.

Leerlingen van verschillende achtergronden komen elkaar steeds minder vaak tegen en de opleiding van ouders bepaalt de schoolloopbaan van hun kinderen. Ook de nieuwste Staat, die op 22 april werd gepresenteerd, meldt het: de segregatie en ongelijkheid zijn weliswaar nauwelijks toegenomen, maar ook niet geslonken.

Waarom vooral ongelijkheid zo’n hardnekkig probleem is in het onderwijs, hebben de sociologen Pierre Bourdieu en Jean-Claude Passeron al in 1970 glashelder gemaakt. In hun spraakmakende boek La reproduction ontrafelen ze de mechanismen: scholen zijn geen neutrale omgeving, maar een doorgeefluik van gevestigde belangen. Kinderen uit lagere sociale klassen hebben daardoor het nakijken. Mede door hun onderzoek is er meer aandacht gekomen voor de invloed van thuismilieu op het leren van leerlingen.

 

Gratis download 

Dit artikel is een bewerking van het hoofdstuk ‘Ons Soort Mensen’, over de publicatie van Bourdieu en Passeron, uit het boek Werk maken van gelijke kansen.

Ga voor de volledige tekst met praktische tips en extra bronnen naar www.werkmakenvangelijkekansen.nl.



Cultureel kapitaal

De invloed van het thuismilieu werkt bestendigend: wie het thuis al goed heeft, krijgt het op school nog beter. Oftewel: de duivel schijt altijd op de grote hoop. Uit dit bekende gezegde spreekt een gevoel van gelatenheid en onmacht. Eerlijk is het niet, maar zo gaan de dingen nu eenmaal. Het zijn precies die duivel en zijn grote hoop die in het onderwijs nog steeds zorgen voor ongelijkheid. Vroeger bepaalde geld of je mocht doorleren en hoe ver je het kon schoppen in de maatschappij. Die tijd is grotendeels voorbij, maar Bourdieu en Passeron maken duidelijk dat tegenwoordig andere soorten kapitaal zorgen voor ongelijke kansen.
Allereerst is er het cultureel kapitaal oftewel kennis en opleiding. Een groot cultureel kapitaal is af te lezen aan bijvoorbeeld boekenbezit, kennis van filosofie en regelmatige bezoeken aan musea en concertgebouw, maar ook aan het aantal diploma’s dat iemand heeft behaald. Net als geld verwerf je deze vorm van kapitaal niet (alleen) door hard te werken, maar door erfenis en opvoeding. De hogere klasse bezit meer cultureel kapitaal dan de lagere. En dat levert hun betere banen en posities in de samenleving op.
Bovendien bepaalt de hogere klasse welke cultuur ertoe doet in de samenleving, namelijk die van Ons Soort Mensen. Arbeiders kunnen hun kinderen wel inwijden in de cultuur van zeg darten en André Hazes, maar daarmee komen ze minder ver dan leeftijdgenoten die zijn grootgebracht met ballet en Bach.

 

Sociaal kapitaal

Daarnaast bezit de hogere klasse meer sociaal kapitaal. Dit zijn alle netwerken, groepen en clubs waartoe mensen toegang hebben. Hoe groter en diverser die netwerken, hoe groter het sociaal kapitaal en hoe meer kansen je hebt. Zoals het in een hedendaagse slogan heet: het gaat er niet om wie je bent, maar wie je kent.
Ook hier is de hogere klasse in het voordeel. Het netwerk van deze mensen is vanouds groter en dat geven ze door aan hun kinderen. Die verkeren dankzij hun ouders in de ‘goede’ kringen, hebben de sociale souplesse meegekregen om zich hierin te bewegen en weten zo gemakkelijker de maatschappelijke ladder te beklimmen dan kinderen van laagopgeleide ouders.

Dat het thuismilieu iemands cultureel en sociaal kapitaal bepaalt, is niet zo vreemd. Ouders voeden hun kinderen nu eenmaal op vanuit hun eigen waarden en normen. Gelukkig kunnen scholen deze verschillen in kansen compenseren? Helaas, zo simpel is het niet, stellen beide sociologen. Leraren zijn hoogopgeleid en vertegenwoordigen daarmee de dominante cultuur. Ook lesmethodes weerspiegelen deze.

 

Botsing met schoolcultuur

Hoe meer leerlingen zich thuis voelen bij die dominante cultuur, hoe beter ze gedijen op school. Leerlingen die een botsing tussen de thuis- en schoolcultuur ervaren, zijn in het nadeel. Ze moeten meer moeite doen om zich de vreemde cultuur en de taal van het onderwijs eigen te maken.
Bourdieu en Passeron laten met statistische gegevens zien dat Franse arbeiderskinderen – bij gelijke prestaties – minder vaak door selecties komen, sneller afhaken en minder vaak op de universiteit belanden. Dat was zo in 1970, maar de echo klinkt door in bijvoorbeeld De Staat van het Onderwijs 2020: leerlingen van hoogopgeleide ouders krijgen in groep 8 hogere adviezen en rollen soepeler door het voortgezet onderwijs.
Het cultureel en sociaal kapitaal van ouders bepaalt ook in hoeverre ouders hun kinderen kunnen ondersteunen in hun ontwikkeling. Hoezeer dat nog steeds meetelt, maakt de coronacrisis schrijnend zichtbaar. Kinderen die kunnen terugvallen op hulp van hun ouders bij schoolopdrachten en thuis niet alleen voldoende laptops en tablets, maar ook volle boekenkasten hebben, redden zich wel; kinderen van drie hoog achter met haperende wifi en ouders die zelf moeite met lezen en rekenen hebben, raken op achterstand.

 

Corona en ongelijkheid

Tegelijkertijd maken de coronaweken duidelijk dat school ertoe doet voor deze leerlingen. Als leraar zou je, en dat is de les van Bourdieu en Passeron, alleen nog actiever en bewuster kunnen inzetten op het doorbreken van maatschappelijke ongelijkheid. Bijvoorbeeld door leerlingen met weinig of andere bagage vanuit huis extra tegemoet te komen: creëer in je lessen ruimte voor kennis en kapitaal uit andere milieus en culturen. Laat leerlingen ervaringen uitwisselen en samen praten over wat voor hen vanzelfsprekend of vreemd is. Zo geef je ieders eigenheid een plek en zorg je dat alle leerlingen zich thuis kunnen voelen op school.

Die uitwisseling is wezenlijk en juist daarom is segregatie problematisch. Zolang ouders, leerlingen en scholen in, om met de inspectie te spreken, ‘bubbels van gelijkgestemden’ zitten, blijven verschillen en dus maatschappelijke ongelijkheid bestaan. Segregatie draagt het gevaar in zich waar Bourdieu en Passeron al voor waarschuwden: dat mensen uit de lagere klasse zich schikken in het systeem en zelf ook gaan geloven dat ze minder goed kunnen leren, minder goede scholen en leraren verdienen en dat het logisch is dat ze het op school en in de samenleving minder ver schoppen.

 

Bourdieu, P., & Passeron, J.-C. (1970).
La reproduction. Éléments pour une théorie du système d’enseignement.
Paris, FR: Éditions de Minuit.
Engelse vertaling (1977): Reproduction in education, society and culture. London, UK: Sage/Theory, Culture & Society.


 

Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2020, als onderdeel van de serie 'Klassieker van de maand'. 

Verder lezen

1 Klassieker van de maand

Click here to revoke the Cookie consent