De Kagan-werkwijze heet het. Oftewel: abstract onderzoek vertalen naar aanlokkelijke didactiek. Laurie Kagan was de goede vrouw op de goede plek, want de eerste Onderwijssummit, op 13 november, was nu juist georganiseerd om de kloof tussen onderzoek en klaslokaal te verkleinen. Kagan had haar publiek in elk geval aardig bij de kladden.
Ze doet zelf geen onderzoek, maar laat zich als docenttrainer inspireren door wetenschappers als Robert Marzano en John Hattie. Uit hun reviewstudies zetten zij op een rijtje welke aanpakken vruchten afwerpen. Zo blijken een veilig klasklimaat en meer samenwerkend leren een positief effect op leerprestaties van leerlingen te hebben. Hoe bereik je zo’n klasklimaat? Kagan demonstreerde het: zorg voor verbinding, werk in kleine groepjes en zorg dat elk groepslid aan bod komt en zijn aandeel levert. Een simpele manier om dat te bewerkstelligen is om regelmatig leerlingen te laten praten over alledaagse zaken. De leraar bedenkt vragen als ‘wat is je lievelingssnoep?’ of ‘welk tv-programma vind jij het leukst?’ Leerlingen praten hierover in tweetallen. ‘Vaak hebben leerlingen een hekel aan elkaar terwijl ze elkaar nog nooit gesproken hebben. Maar als blijkt dat ze allebei van aardbeien houden, is dat het begin van een band’, aldus Kagan. Een groepsgrootte van vier blijkt het meest effectief, waarbij de leraar de groepjes als volgt moet indelen: een zwakke, een sterke en twee gemiddeld presterende leerlingen. Regelmatig moeten de groepsleden elkaar een minuutje interviewen. Met alledaagse of gekke interviewvragen, maar ook stofgerelateerde vragen als ‘hoe denk jij dat dit verhaal afloopt?’ of ‘stel je voor dat je in de tijd van Napoleon leefde, hoe zou je leven eruit zien?’ Leerlingen leren elkaar niet alleen beter kennen, ze leren ook beter.
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven