Onderzoek

Ongelijke kansen en achterblijvende onderwijsuitgaven

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 12-10-2021 Gewijzigd op 12-10-2021
Nederland heeft het onderwijs de afgelopen jaren minder laten profiteren van de economische groei dan zijn omringende landen, blijkt uit recente OESO-cijfers.

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vergelijkt jaarlijks cruciale onderwijsdata van alle 38 OESO-landen. Op een aantal thema´s presteert Nederland bovengemiddeld, zoals je zou verwachten van een welvarend land als het onze. Maar het rapport doet ook alarmbellen rinkelen. Zo vinden laagopgeleide jongeren met een migratieachtergrond moeilijker een baan dan gemiddeld in de OESO-landen en geven we minder geld uit aan onderwijs dan je gezien onze economische groei zou verwachten.

Migratieachtergrond 

Dit jaar staat OESO in het teken van gelijkheid. Wereldwijd worstelen landen nog altijd flink met het bieden van gelijke kansen. Voor een kind uit een kansarm gezin duurt het volgens de OESO in zijn lidstaten gemiddeld vijf generaties om net zoveel te verdienen als het nationaal gemiddelde. Covid-19 heeft de situatie voor iedereen op scherp gezet. Kansarme gezinnen werden harder geraakt en konden zich minder makkelijk aanpassen aan de veranderingen die de pandemie met zich meebracht. In landen met slechtere onderwijsprestaties sloten scholen gemiddeld langer hun deuren. Kwetsbare leerlingen liepen achterstanden op, onder andere omdat zij minder toegang hadden tot digitaal onderwijs.

                        Foto: Joost Bataille

Voor Nederland vallen twee dimensies van ongelijkheid op: migratieachtergrond en sekse. Allereerst zijn volwassenen met een migratieachtergrond (die voor hun zestiende naar Nederland kwamen) gemiddeld lager opgeleid: van hen heeft 35% een bachelor of master, tegenover 43% van hun leeftijdsgenoten die in Nederland geboren zijn. Het OESO-gemiddelde is omgekeerd, respectievelijk 37% voor in Nederland geboren volwassenen versus 38%. Van de hoogopgeleide migranten die na hun zestiende naar Nederland kwamen, is 25% werkloos. Dit is hoger dan het OESO-gemiddelde van 22%. Daarnaast is het voor laagopgeleide jongeren met een migratieachtergrond nog steeds moeilijker om werk te vinden dan voor hun Nederlandse leeftijdsgenoten (zie ook Didactief | OESO: gemengd beeld migrantenkinderen (didactiefonline.nl)

Sekse

Ook sekse beïnvloedt de kansen die iemand krijgt. Nog steeds komen jonge, laagopgeleide vrouwen (25-34 jaar) in Nederland moeilijker aan werk. In 2020 had slechts 53% van hen een baan, ten opzichte van 74% van de mannen. Wat betreft hun salaris vissen vooral hoogopgeleide vrouwen achter het net; zij verdienen gemiddeld 22% minder dan hun mannelijke collega’s. Dit is vergelijkbaar met het gemiddelde verschil van de OESO-landen.

Wat betreft de studierichting die onze studenten kiezen, valt de komende jaren nog winst te behalen. Zij kiezen in vergelijking met andere OESO-landen vaker voor opleidingen in de sector gezondheid en welzijn en minder voor techniek, terwijl er veel bèta-technische vacatures openstaan en dit naar verwachting alleen maar zal toenemen (zie ook Didactief | Zo verleid je leerlingen tot techniek (didactiefonline.nl)).

Onderwijsuitgaven blijven achter

Onze onderwijsbestedingen gaan niet gelijk op met onze economische groei. Tussen 2012 en 2018 jaar gaven we jaarlijks gemiddeld 1,1% procent meer uit aan po, vo en ho dan daarvoor. Dat is minder dan de gemiddelde jaarlijkse 1,6% stijging binnen de EU en binnen de OESO-landen. We laten het onderwijs dus minder profiteren van economische groei dan onze buren (zie hierover ook Didactief | Onderwijsuitgaven stijgen flink in OESO-landen (didactiefonline.nl)).

Positief is wel dat Nederland naar verhouding meer van het Bruto Binnenlands product (bbp) besteedt aan onderwijs: 5,2% in 2018. Gemiddeld besteden OESO-landen 4,9% en in de EU ligt dit zelfs nog lager met 4,4%. Opvallend is dat we aan het po 1,2% van ons bbp uitgeven (gemiddelde van de OESO is 1,5%) en aan het vo 2,3% (gemiddelde van OESO is 1,9%). Aan het beroepsonderwijs besteden we in Nederland 0,9% van ons bbp (gemiddelde van de OESO is 0,5%). De Algemene Onderwijsbond meldt dat de uitgaven per leerling in het vo maar liefst 49% hoger liggen dan in het po en dat dit verschil uitzonderlijk groot is.

Mannengebrek

Lesgeven is voor Nederlandse vrouwen nog altijd een stuk aantrekkelijker dan voor mannen, met name in het po. Een reden dat het niet lukt om meer mannelijke leraren aan te trekken, zou de grote salarisongelijkheid tussen het onderwijs en andere sectoren kunnen zijn. Terwijl het onderwijsloon voor vrouwen vergelijkbaar is met hoogopgeleiden in andere sectoren, geldt dat niet voor mannen in het po en vo. Zij verdienen maar liefst 16% tot 29% minder dan wanneer zij buiten het onderwijs zouden werken.

Lichtpuntjes

Er zijn ook lichtpuntjes. Het gemiddelde opleidingsniveau van jonge mensen is in Nederland de afgelopen jaren gestegen, net zoals in de meeste OESO-landen. Ook waren de scholen in Nederland relatief kort gesloten tijdens de pandemie. Daardoor hoort Nederland wat betreft continuïteit van het onderwijs tijdens corona bij de best presterende landen.

De meeste cijfers uit het rapport gaan over de jaren 2018-2019 of 2019-2020. Daardoor is nog onduidelijk hoe recent beleid heeft uitgepakt.

Lees het hele rapport en het hoofdstuk dat specifiek over Nederland gaat hier: Education at a Glance 2021 | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Meer Didactief-artikelen lezen? Trakteer jezelf op een online abonnement voor slechts €24,50: maar liefst tien edities per jaar en toegang tot ons archief vanaf 2003.https://didactiefonline.nl/aanbieding 

Verder lezen

1 OESO: gemengd beeld migrantenkinderen
2 Arme kinderen rekenen slechter volgens OESO
3 Onderwijsuitgaven stijgen flink in OESO-landen
4 OESO: Investeer in migrantenkind
5 Wordt dubbeltje ooit kwartje?
6 Frisse blik op beroepsonderwijs
7 Werk maken van gelijke kansen

Click here to revoke the Cookie consent