Tijdens onderzoekend leren proberen leerlingen een antwoord te formuleren op betekenisvolle vragen over een bepaald vakgebied. In de geschiedenisles draait het om vragen over het verleden. Zulke vragen worden betekenisvoller naarmate de antwoorden niet louter draaien om het rapporteren van informatie (bijvoorbeeld ‘Welke oorzaken worden er genoemd voor de val van het West-Romeinse Rijk?’), maar ook om een eigen interpretatie (‘Was het christendom de doodsteek voor het West-Romeinse Rijk?’).
Kenmerkend voor onderzoekend leren is bovendien dat leerlingen de centrale vraag te lijf gaan met een aanpak die eigen is aan het vakgebied. In de geschiedenisles komt dat neer op bronnenonderzoek, met getuigenissen uit de tijd zelf of werken die later verschenen over een bepaalde periode. De informatie in bronnen is echter vaak onvolledig, gekleurd of soms zelfs onjuist. Daarom moeten leerlingen leren uitmaken welke informatie relevant is voor de onderzoeksvraag en of die betrouwbaar is. Dat kan bijvoorbeeld door na te gaan met welk doel een bron gemaakt werd of door informatie uit verschillende bronnen te vergelijken. Vervolgens moeten leerlingen een afweging leren maken van het bewijs dat ze in de verschillende bronnen vinden, bijvoorbeeld door te bepalen hoe zwaar ieder bewijsstuk weegt of door minder aannemelijk bewijs te weerleggen. Op die manier kunnen ze een onderbouwde conclusie formuleren.
Er komt voor leerlingen dus het nodige kijken bij onderzoekend leren. Een goede begeleiding door de leraar is daarom noodzakelijk. De leraar moet leerlingen voldoende informatie geven over de geschiedkundige context én over hoe ze het onderzoekswerk precies moeten aanpakken. Hij moet hen bovendien tijdens hun onderzoekswerk goed volgen en waar nodig bijsturen.
Studies geven goede redenen om regelmatig onderzoekend leren te organiseren in de geschiedenisles. Het leidt eerst en vooral tot betere leerresultaten dan doceren. Door zelf vragen over het verleden te onderzoeken, ontwikkelen leerlingen een dieper inzicht in het verleden, maar ook in hoe kennis over het verleden tot stand komt. Het onderzoek met bronnen stimuleert hen ook om een kritische houding aan te nemen tegenover nieuwe informatie over het verleden en geeft tegelijkertijd kansen om te leren hoe ze die informatie dan kunnen beoordelen. Verder kan onderzoekend leren in de geschiedenisles helpen om leerlingen voor te bereiden op hedendaagse informatievraagstukken, variërend van het evalueren van tegenstrijdige productbeoordelingen tot het kunnen herkennen van fake news. Net zoals in de geschiedenisles draait het daarbij vooral om het beoordelen of informatie betrouwbaar is en het afwegen van bewijs.
Desondanks blijkt uit verschillende studies dat onderzoekend leren nauwelijks een plek krijgt in de geschiedenisles. In eigen onderzoek met geschiedenisleraren uit België ontdekte ik bijvoorbeeld dat minder dan een kwart van hen deze werkvorm regelmatig inzet. Hoe komt dat?
Volgens sommige studies vormen de werkomstandigheden van geschiedenisleraren vaak een obstakel. Zo is de lestijd voor geschiedenis doorgaans beperkt (in België is dat een tot twee lesuren per week), terwijl onderzoekend leren juist tijdsintensief is. Ook bevatten lesmethodes over het algemeen weinig lesmateriaal voor onderzoekend leren, waardoor leraren zelf veel tijd hierin moeten steken. Deze verklaring klinkt aannemelijk, maar klopt toch niet helemaal. Mijn eigen onderzoek suggereert dat leraren op verschillende manieren met die obstakels omgaan. Terwijl sommige leraren er steeds opnieuw tegenaan lopen, lijken anderen er wel een weg omheen te vinden.
Ligt het dan misschien aan de vakkennis van geschiedenisleraren? Weten ze hoe geschiedkundig onderzoek in elkaar zit en kunnen ze dat vertalen naar de klas? Een aantal studies beweert dat leraren met een sterke vakkennis meer gebruik maken van onderzoekend leren. Andere studies weerleggen die resultaten met casussen van zeer deskundige leraren die toch opteren voor doceren. Zulke voorbeelden zag ik ook in mijn eigen onderzoek. Hoewel een minimum aan vakkennis dus wel een belangrijke voorwaarde is voor onderzoekend leren, is het nog geen garantie dat leraren het ook echt gaan inzetten.
De verklaring moet eerder gezocht worden in de persoonlijke beroepsopvattingen van leraren, bijvoorbeeld over wat leerlingen moeten leren of over hoe je het best lesgeeft. Die opvattingen ontwikkelen zich vooral via ervaringen die leraren in hun klas opdoen. Uit mijn onderzoek blijkt dat drie specifieke opvattingen een belangrijke rol spelen in de beslissing om onderzoekend leren wel of niet in te zetten. Leraren gaan meer gebruikmaken van onderzoekend leren als ze het belangrijk vinden dat leerlingen zelf het verleden leren onderzoeken, zichzelf bekwaam voelen om onderzoekend leren te organiseren en ze hun werkomstandigheden niet als belemmerend ervaren.
Om de organisatie van onderzoekend leren in de geschiedenisles te bevorderen, is er nood aan nascholingen die niet alleen kennis over onderzoekend leren bijbrengen, maar ook werken aan die drie specifieke opvattingen. Mijn onderzoek toont dat nascholingen die opvattingen positief kunnen beïnvloeden door leraren zelf te laten ondervinden hoe onderzoekend leren in zijn werk gaat, vanuit het perspectief van de leerling. Nascholingen kunnen ook een positieve invloed uitoefenen door duidelijk te maken wat de meerwaarde is van onderzoekend leren in de geschiedenisles. Dat ontdekte ik door de opvattingen van leraren aan het begin en einde van een training met elkaar te vergelijken.
Mijn onderzoek toont echter ook dat de effecten van nascholing vaak afzwakken wanneer leraren terug de klas ingaan. Wanneer ze onderzoekend leren voor de eerste keer gebruiken, gebeurt het immers vaak dat de les niet helemaal gaat zoals gepland. Zonder hulp om die moeilijkheden aan te pakken, heeft dat een weerslag op de opvattingen die bepalend zijn voor hun gebruik van onderzoekend leren. Nascholingen die onderzoekend leren willen stimuleren, voorzien dus best ook begeleiding nadat leraren opnieuw in de klas aan de slag zijn gegaan.
Michiel Voet is docent en onderzoeker aan het department van Educational Studies aan de Universiteit van Gent.
Dit artikel is gebaseerd op zijn proefschrift Inquiry-based learning in history education: Exploring teachers' beliefs, knowledge and use of technology, and preparing future teachers for implementation in class (2017). Dit proefschrift is onderscheiden met de VOR-VfO Dissertatieprijs 2018.
Meer informatie over zijn onderzoek is hier te vinden.
Lees ook: "Leren kijken met ogen van toen" dat ter ere van de Maand van de geschiedenis verscheen in Didactief, september 2018.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven