Nieuws

Lesgeven is levens aanraken

Tekst Jasper Rijpma
Gepubliceerd op 30-09-2024 Gewijzigd op 11-11-2024
Onlangs verscheen Wat ik je nog zeggen wil, zestien brieven van docent Jasper Rijpma aan zijn dochter. Hij vervlecht zijn persoonlijke geschiedenis met lessen van denkers en dichters als Roemi, Nussbaum en André Hazes. Voor Didactief bewerkte hij het hoofdstuk over onderwijs/lesgeven.

Ik ben een lesboer. Ik sta met trots voor de klas. Ik doceer. Tegenwoordig niet meer iedere dag, dit als gevolg van mijn gezondheidssituatie, maar ze zeggen weleens: ‘je kan de leraar wel uit het onderwijs halen, maar het onderwijs niet uit de leraar’.

Vooruit, dat zeggen ze niet, dat heb ik net verzonnen. Maar je begrijpt vast wat ik bedoel.

 

Onderwijs als ambacht,
zo heb ik het geleerd

 

 

Dat lesboeren, dat is mij met de paplepel ingegoten. Van vaderszijde kom ik uit een enigszins vermaarde onderwijsfamilie, althans, dat is mij mijn hele leven ingepeperd. De situatie is namelijk zo dat mijn grootvader en mijn overgrootvader, de heren Rijpma, verantwoordelijk waren voor de methode Ontwikkelingsgang der geschiedenis, decennialang dé standaardmethode voor alle leerlingen in het openbaar onderwijs. Hele generaties zijn ermee opgegroeid. Nog steeds krijg ik berichtjes van mensen die ooit les hebben gehad van - of uit een Rijpma. 

Het werd dus een carrière in het onderwijs. Dankbaar mag ik concluderen dat ik een relatief zachte landing heb gehad in het onderwijs. Ik begon mijn carrière op een traditionele school in Amsterdam Noord. Er hingen ouderwetse borden, waarop geschreven werd met ouderwets krijt. Ik gaf aantekeningen op en nam overhoringen af. Onderwijs als ambacht, zo heb ik het geleerd. Mijn oudere collega’s – en dat waren er nogal wat – gaven mij adviezen ('lesgeven is theater'), er was een sectiehok waar alle toetsen keurig klaar lagen, er was een doortimmerd programma. Voor mijn derde klas had ik een royale drie lesuren per week á vijftig minuten. 

Op die plek heb ik veilig kunnen vallen en weer opstaan. En vallen, dat deed ik, veelvuldig. Voor iedere beginnende leraar is het eerste jaar moeilijk. Maar als je gesteund wordt door je directe collega’s en je kunt stoom afblazen bij de vrijdagmiddagborrel, dan kom je daar echt wel overheen. 

Helaas ging het niet goed met de school zelf. Een giftige cocktail van teruglopende leerlingaantallen, tegenvallende resultaten en een vergrijzend team. Gelukkig voor mij diende zich er precies op het juiste moment een niet te missen kans aan. Er werd een nieuwe school gestart, een samenwerking tussen verschillende partijen. Het moest een eigentijdse school worden waar 21st century skills onderwezen werden, zoals digitale geletterdheid en kritisch denken. De naam van de school: het Hyperion Lyceum.

 

Wat geef je kinderen mee,
als het curriculum uitsluitend bestaat
uit "dode witte mannen met baarden"?

 

Op deze 'onderwijs startup' werd het mijn taak om een nieuw vak te ontwerpen: Grote Denkers. Stel je eens voor wat een mooie uitdaging dat was. Een vak ontwerpen. Blanco. Dat mocht ik ook nog samen doen met een briljante collega, een leeftijdsgenoot. Een filosoof, die in veel opzichten mijn tegenpool was. Het was mijn reflex om een soort westerse ideeëngeschiedenis te onderwijzen. Dode denkers dus, met veel aandacht voor hun respectievelijke historische context. Het was deze filosoof-collega die alles op losse schroeven zette. Onder zijn invloed heb ik mij opnieuw uitgevonden als leraar. Hij heeft mij ook anders laten kijken naar het leerplan. Want wat geef je de kinderen eigenlijk mee, als het curriculum uitsluitend bestaat uit "dode witte mannen met baarden"? Dan zeg je eigenlijk: alleen witte mannen op leeftijd kunnen een Grote Denker worden. Wat doet dat met de eigenwaarde van, laten we zeggen, een meisje met een hoofddoek? Deze collega leerde mij dat het de kinderen zelf waren, die we moesten trainen om uit te groeien tot de Grote Denkers van de 21e eeuw, met oorspronkelijke gedachten, die ertoe doen. 

Tja, lesgeven, dat moet toch wel zo'n beetje het mooiste beroep op aarde zijn (en hier zet ik geen vraagteken achter).

Ga maar na: bij welk ander beroep mag je hetgeen je van waarde vindt overdragen op anderen en daar ook nog voor betaald krijgen? Natuurkunde, muziek. Ik ken zelfs iemand die uitsluitend aan natuureducatie doet. Die gaat met groepen kinderen de Drentse bossen in. Lesgeven gaat over zoveel meer dan kennis en vaardigheden overdragen. De mooiste dingen gebeuren in de interactie met de leerlingen. 

Lesgeven, dat is levens aanraken. Dat is terugkomen op een reünie en van een oud-leerling horen wat een terloopse opmerking heeft betekent voor diegene. Zoals een meneer van 95 die mij laatst via Linkedin een berichtje stuurde en zei dat "bovenmeester Rijpma" in de oorlog (!) zijn leven heeft gered. Ik ga binnenkort naar Rotterdam toe, want ik wil er het fijne van weten.

 

Lesgeven, dat is dagelijks leiding
geven aan een mini samenleving

 

Levens redden, daar heb ik geen ervaring mee. Maar ik koester wel de verhalen van oud-leerlingen die zeggen door mijn lessen geschiedenis te zijn gaan studeren, of zelfs de lerarenopleiding gedaan te hebben. Volgens Marcel van Herpen, pedagoog en voormalig leraar, moet je als leraar die reünie in je achterhoofd houden: wat wil je dat leerlingen over je onthouden? Wat wil je dat ze over je zeggen op de reünie van hun middelbare school? Wat voor leraar wil je voor hen zijn?

Lesgeven, dat is dagelijks leiding geven aan een mini samenleving. Een klas is een groep individuen met ieder hun eigen talenten, beperkingen, irritaties, dromen en verlangens. Als leraar krijg je eind augustus de leiding over een groep. Jij kent de meeste leerlingen nog niet, voor hen is de samenstelling vaak ook nieuw. Het gevolg is dat ze gaan vormen, stormen, normen. Dat is een natuurwet, het gebeurt ieder jaar opnieuw, in iedere klas. Als leraar weet je dat je in september de basis moet leggen voor de rest van het jaar. Sommigen misinterpreteren dit met "streng zijn", zodat ze later in het jaar "soepel kunnen worden". Maar dat heb ik nooit zo goed begrepen. Waarom zouden regels en afspraken veranderen in de loop van het jaar? Mogen de leerlingen in juni met hun benen op tafel chips eten, met oortjes in? Onzin.

Voor mij is de septembermaand bedoeld om de groepsvorming positief te beïnvloeden. Wat je als leraar voor elkaar wilt krijgen, is om van een groep individuen een collectief te maken die elkaar op zijn minst respecteren en op zijn best elkaar gaan leren waarderen en ondersteunen. Stel je eens voor wat er met de grotemensenwereld zou gebeuren als we dat met zijn allen voor elkaar zouden krijgen.

Bij welk ander beroep help je iedere dag de wereld een klein beetje beter te maken? Niet van achter een bureau, of in eindeloze vergaderingen, maar in de échte wereld, met échte mensen, die écht dankbaar zijn als jij er voor hen bent. 

 

Persoonlijk onderwijs

Op het Hyperion Lyceum hebben we de traditie van de ‘onderwijsbiografie’. In deze werkwijze wordt een collega benaderd om bij aanvang van een studiedag de eigen onderwijsbiografie te vertellen aan de collega's. De spreker en de aanwezigen krijgen meer inzicht in de drijfveren, persoonlijke levensloop en vernemen mooie anekdotes. Het is een vorm van herbronning. waar deed ik het ook alweer voor? En hoe is dat verlopen en gewijzigd? In het boek ‘Onderwijs als ambacht’ vertellen Henk Sissing en ik meer over deze werkvorm. 

 

Het hoogst haalbare voor mij is om een cultuur te creëren waarin jij als pedagoog op een gegeven moment (bijna) overbodig bent. Ik zie dit soms ontstaan in de klassen van mijn vrouw, die muziek geeft op dezelfde school als ik. Zij doet iets volstrekt unieks. De leerlingen leren door de jaren heen hun eigen songs te schrijven en uit te voeren, in wisselende samenstellingen. Hierdoor moeten ze wel rekening houden met elkaars talenten en beperkingen. Ik zie daar leerlingen opbloeien die in andere lessen bekend staan als onhandelbaar, of op zijn minst onuitstaanbaar. Zo zag ik een leerling die aan een zijden draadje bungelde om van school te worden gestuurd in de lessen van mijn vrouw excelleren. Hij speelde met bijna alle groepjes mee, op de piano. 

Iedere donderdagmiddag treden deze leerlingen op voor de hele school, in het auditorium. Die lunchconcerten zijn uitgegroeid tot de kern van de schoolcultuur, het is "wie wij zijn". Kinderen en collega's eten er zij aan zij hun boterhammen, terwijl ze naar de optredens van de muziekleerlingen luisteren. Maar de sectie muziek gaat nog een stap verder: ze laten de leerlingen hun eigen concerten organiseren op een echt podium, ergens in de stad, voor publiek. De performances en de organisatie zijn onderdeel van het examenprogramma. Dát is wat ik versta onder leiding geven aan een mini-samenleving.

 

Meestal begin ik de les bij wat ik
vanochtend in de krant heb gelezen

 

Lesgeven, dat is theater. Je kunt mij bijna geen groter plezier doen dan een groep kinderen meenemen het verleden in. Meestal begin ik bij hetgeen ik diezelfde ochtend nog in de krant heb gelezen. Op dit moment gaat het bijvoorbeeld veel over prijsstijgingen. Dat herkennen die kinderen. Die zien de prijs van hun frikandellenbroodjes stijgen, daar heb je ze al te pakken. Dan is het bruggetje naar de Weimarrepubliek snel gemaakt. Hyperinflatie, ontreddering, totalitaire verleiding. Als ik daar eenmaal ben, dan is het een kleine stap om dat ene verhaal te vertellen over die vrouw die met een kruiwagen vol Duitse mark over straat liep en die beroofd werd… van haar kruiwagen. Het geld lieten de dieven liggen, want dat was niets waard. Op zo’n moment kijk ik om mij heen en zie dan al die oogjes die naar mij staren. Dan dwing ik mijzelf soms om te vertragen om zo bewust van het moment te kunnen genieten. Als ik op zo’n moment die blikken in hun ogen zie, als ik het spreekwoordelijke kwartje zie vallen bij die ene leerling, dan krijg ik altijd kippenvel. Ik ben verslaafd aan dat gevoel. Dat is de echte reden dat ik voor de klas sta. Nu ik ziek ben en niet meer vast voor de klas kan staan, mis ik dat gevoel enorm. 

 

 

Praktische handelingskennis is overdraagbaar,
mits we juist observeren en na afloop samen reflecteren

 

 

Men zegt vaak: ‘lesgeven, dat is magie’. Dat is met bewondering kijken naar een collega, die ogenschijnlijk argeloos bestendige relaties legt met de leerlingen. Die het meteen door lijkt te hebben als een leerling naar de kapper is geweest, of nieuwe schoenen heeft en daar een gerichte opmerking over maakt, waardoor iemand zich echt even gezien voelt. Een goede leraar weet het juiste te doen, op het juiste moment, ook in de ogen van de leerling. Maar het punt is: meestal handelt zo’n leraar juist niet argeloos. Een goede leraar is bewust bekwaam. Inmiddels, na al die jaren, begin ik te geloven dat we af moeten van het frame “onderwijs is magie”. Ik wil de code kraken. Ik wil precies weten waarom die ene collega zo handelt. Ik ben overtuigd geraakt dat deze “praktische handelingskennis” overdraagbaar is, mits we juist observeren en na afloop samen reflecteren. Ik ben daarbij beïnvloed door het denkwerk van Jacquelien Bulterman-Bos. In haar boek Het Lerarentekort, een pleidooi voor vakmanschap pleit zij voor een herwaardering van praktische handelingskennis bij leraren, dat volgens de auteur helemaal onderaan de kennishiërarchie staat. Praktische handelingskennis – het juiste weten te doen, op het juiste moment − wordt volgens Bulterman veel minder gewaardeerd dan theoretische kennis. Terwijl vakmanschap over het hoofd, het hart en de handen gaat. De onderwijskunde benadert onderwijs als een empirische discipline, terwijl de aard van het onderwijs zoveel complexer is dan dat. Onderwijs, dat is duizend micro-beslissingen nemen, iedere les weer. Bulterman gebruikt een metafoor: tijdens de wedstrijd Spanje – Nederland, op het WK voetbal in 2014, maakte Robin van Persie een wereldgoal. Het was een perfect uitgevoerde snoekduik, na een dieptepass vanaf de eigen helft. Precies waar de bal gaat belanden, zorgen dat je op het juiste moment op de juiste plaats bent, de atletische vaardigheid bezitten om een snoekduik uit te voeren, terwijl je de keeper in de gaten houdt en de bal vervolgens exact juist weet te koppen, zodat hij over de keeper gaat, maar niet over het doel. Dat is vakmanschap. Dat is wat Bulterman verstaat onder praktische handelingskennis en dat kunnen we slechts in beperkte mate overdragen via traditionele onderwijskundige kennis. Om de code te kraken moeten we anders te werk gaan. Dit houdt mij de laatste tijd bezig.

 

Onderwijs moet ruimte bieden voor
het onvoorspelbare in elke leerling

 

Lesgeven, dat is nooit kunnen voorspellen hoe de dag precies zal verlopen. Toegegeven, je kunt je lessen tot op zekere hoogte voorbereiden, maar wie denkt alle risico's af te kunnen dekken zal bedrogen uitkomen. Dat is wat de Nederlandse onderwijsfilosoof Gert Biesta 'Het prachtige risico van het onderwijs' noemt. Biesta ziet onderwijs niet als een voorspelbare activiteit, maar eerder als een complexe en 'morele praktijk'. Biesta stelt dat onderwijs altijd gepaard gaat met onzekerheid en dus een risico in zich draagt, de mogelijkheid bestaat immers dat leerlingen hun eigen gedachten ontwikkelen en hun eigen keuzes maken, wat soms in tegenspraak kan zijn met wat wij leraren als 'wenselijk' beschouwen. Biesta benadrukt daarom dat onderwijs niet simpelweg gericht moet zijn op controle of het produceren van voorspelbare uitkomsten, maar eerder op het bieden van ruimte voor het onvoorspelbare in elke leerling. Dat spreekt mij aan, als leraar, maar ook als vader, als mens.

Iemand anders die mij beïnvloed heeft in mijn denken over onderwijs: Michel de Montaigne, kasteelheer uit Aquitaine, levend in de 16e eeuw. 

Montaigne benadrukte het belang van individuele aandacht in het onderwijs. Hij benadrukte dat onderwijs moet worden afgestemd op de behoeften en interesses van de individuele student, in plaats van een uniforme aanpak voor iedereen. Het tegenovergestelde dus van hoepels uitwerpen waar iedereen gelijktijdig doorheen moet hupsen, zoals ik het gewend was. Montaigne vond veel eerder dat het de taak van de leraar moet zijn om zelfreflectie en kritisch denken te ontwikkelen bij de leerling. Montaigne stelde voor dat studenten zichzelf en hun gedachten regelmatig zouden onderzoeken en in twijfel trekken. Dit aspect is dan ook in de loop der jaren verschoven naar het hart van mijn lessen bij het vak Grote Denkers. 

Er bestaat een groot misverstand over wat we volgens mij moeten verstaan onder "kritisch denken". Het betekent in ieder geval niet dat we kinderen moeten leren om een bijdehante bek op te zetten als hen iets niet bevalt. In mijn optiek betekent "kritisch denken" in de eerste plaats: goed kunnen luisteren naar de ander. In de tweede plaats betekent het: kritisch durven kijken naar je eigen denkbeelden. Niet zo makkelijk, voor pubers. Nog minder makkelijk voor volwassenen. 

 

 

Leerlingen zijn over het algemeen erg goed in "discussiëren"
en erg slecht in impulsbeheersing

 

 

In de lessen stuur ik de leerlingen geregeld met een Grote Vraag naar huis, die ze aan de eettafel dienen te stellen aan hun tafelgenoten. Dat zijn vragen zoals: "heeft straffen zin?" of "is het je eigen schuld als je boos bent". Daar maken ze dan een geluidsopname van en dat is het huiswerk. In de les gaan we met die vragen verder in socratische gesprekken. Dat is een bekende gesprekstechniek, die om onduidelijke redenen te weinig wordt toegepast als werkvorm in het onderwijs. De werkvorm is gericht op goed luisteren naar de anderen en op zelfreflectie. Het is niet de bedoeling dat leerlingen met elkaar in discussie gaan. Het is bedoeling dat ze tot een gezamenlijk antwoord komen. Leerlingen zijn over het algemeen erg goed in "discussiëren" en over het algemeen erg slecht in impulsbeheersing. Voor mij is het socratische gesprek daarom de ideale werkvorm.

Montaigne was verder voorstander van het onderwijzen van praktische vaardigheden, naast academische kennis. Hij zag waarde in het leren van ambachten en vaardigheden die studenten in hun dagelijks leven van pas zouden komen. Ook op dit punt bewijst Montaigne dat zijn denkbeelden tijdloos zijn. Nog altijd lijkt er een tweedeling te zijn tussen leren met het hoofd en met de handen. De gedachte dat theoretische leerwegen en academisch onderwijs hoger aangeslagen worden dan praktische leerwegen, oftewel "een vak leren", lijkt onverwoestbaar. Neerkijken op dingen die je met je handen doet is van alle tijden. De Romeinse elite deed het ook al. Maar zonde is het wel.

Ten slotte moedigde Montaigne tolerantie en begrip aan voor andere culturen en opvattingen. Hij geloofde dat onderwijs zou moeten bijdragen aan het vergroten van begrip tussen mensen. Daarmee raakt hij de kern van wat ik zie als de belangrijkste uitkomst van mijn onderwijs. Onderwijs is een oefening in vrijheid. Dan heb ik het over de ‘positieve’ vorm van vrijheid, door als vrij en verantwoordelijk burger een bijdrage aan de samenleving te leveren.

In die beginjaren van het Hyperion ontdekte ik hoe waardevol het was om samen met je collega's een visie te ontwikkelen en om deze te verwerken in leerdoelen. Want hoe leer je kinderen om zichzelf te zien als 'grote denkers, met denkbeelden die ertoe doen'? Hoe onderwijs je 'begrip voor andere opvattingen'? Wanneer ben je eigenlijk een ‘vrij en verantwoordelijk burger een bijdrage aan de samenleving te leveren’. Dat zijn vraagstukken waar ik nog altijd mee aan het spelen ben.

Lesgeven, dat is architect zijn van je eigen onderwijs.

 

Dit is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek Wat ik je nog zeggen wil, uitgeverij Ambo Anthos, 2024.

 

 

 

Click here to revoke the Cookie consent