Interview

Leraar en Lio leren samen

Tekst Maartje Spoelstra
Gepubliceerd op 31-01-2014 Gewijzigd op 08-03-2017
Op simpele vragen als 'waar sta je in de klas?' wordt nog weinig antwoord gegeven door praktijkbegeleiders, aldus Corinne van Velzen. Ze onderzocht hoe praktijkkennis het beste overgebracht kan worden.

Corinne begon als lerares biologie, en besloot na een tijd om onderwijskunde te gaan studeren.

Wat was de aanleiding van je onderzoek?

'Scholen krijgen een steeds belangrijkere rol bij het opleiden van leraren. Je moet dan zoeken naar een manier die van leren werken maakt, en van werken leren. Alles op school is voor de student een deel van de leeromgeving, tot in de kleinste dingen: niet alleen lesgeven, maar ook de lerarenvergadering, de contacten met ouders, de contacten met de conciërge en ga zo maar door. Praktijkbegeleiders zien dat niet als vanzelfsprekend. Ze praten weinig over wat zijzelf in de klas doen en waarom ze dat doen. Er gaat dan een leermoment, en daarmee kennis verloren.'

Wat verandert er precies met jouw aanpak?

'Studenten moeten niet alleen les leren geven, maar ook weten wat ze doen: ze moeten niet alleen bevoegd, maar ook bekwaam zijn. In mijn onderzoek heb ik een bestaand model van drie stappen aangepast: eerst wordt er een les gegeven door de praktijkbegeleider, dan door de praktijkbegeleider en de student samen, en uiteindelijk geeft de student zelf een les. De praktijkbegeleider spreekt vooraf af dat hij in de samen gegeven les mag 'inbreken' wanneer hij denkt dat dat nodig is, of als de student dat vraagt. De leerdoelen van de student staan zoveel mogelijk centraal. Bijvoorbeeld bij de vraag: 'hoe hou ik regie tijdens lesovergangen?' laat de praktijkbegeleider dat zo goed mogelijk zien en bespreekt dat voor en na de les. Zo loop je niet het risico dat de nabespreking oppervlakkig wordt. Wanneer je over een hele week praat, gaat het al gauw over de hectiek, de brandjes, de dingen die heel erg opvielen en niet over de specifieke dingen die de student wil leren.'

Wat vergt deze alternatieve aanpak van de begeleider?

'Het is voor zowel de praktijkbegeleider als de student een grote aanpassing. Praktijkkennis is een deel van jezelf. Een leraar kan allereerst proberen meer ruimte te bieden voor vragen, want het is lastig om praktijkkennis te delen over iets waar je zelf ervaren in bent. Hij kan daarnaast ook open staan voor nieuwe inzichten. De student gelooft vaak in het sink or swim-model. Je ploetert net zolang tot je constateert: Hé, ik heb het in de vingers. Daar zit de opvatting achter dat de docent eigenlijk niets meer hoeft te leren: die weet alles al. Leraar worden is meer dan ervaring opdoen. Ook voor de praktijkbegeleider is dit een leertraject: hij neemt een risico, want je raakt snel de orde kwijt in een klas door met zijn tweeën les te geven. Verder moet hij aan de student uitleggen op grond waarvan hij handelt en redeneert. Dat is lastig, maar kan ook leiden tot nieuwe ideeën en anders handelen in de klas.'

Meer info: Guiding learning teaching. Towards a Pedagogy of Work-based Teacher. Vrije Universiteit Amsterdam, 2013-09-09.

Tekst Maartje Spoelstra.

Gepubliceerd op 31 januari 2014.

Click here to revoke the Cookie consent