Nieuws

Lea Dasberg (1930-2018)

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 26-04-2018 Gewijzigd op 26-04-2018
Bea Ros - Op 8 april verloor Nederland een van zijn beroemdste pedagogen: Lea Dasberg. Ze maakte in de jaren zeventig naam als tegenstander van de anti-autoritaire opvoeding en muntte het begrip jeugdland. Volwassenen, aldus Dasberg, hebben de taak kinderen de wereld in te geleiden met duidelijke waarden en normen.  

Lea Dasberg: op de bres
voor normen en waarden

Dasberg heeft nooit pedagogiek gestudeerd, maar groeide desondanks uit tot een van de bekendste pedagogen in ons land. Ze was van huis uit historica en jarenlang (1959-1970) lerares geschiedenis aan het joodse Maimonides in Amsterdam. Ook haar proefschrift, uit 1965, heeft niets van doen met onderwijs- of opvoedkunde, maar gaat over de ontwaarding van de jodenstatus in de elfde eeuw. Door haar werk als lerares raakte ze geïnteresseerd in de geschiedenis van de pedagogiek en vanaf 1970 werd dat haar vakgebied, eerst als wetenschappelijk medewerker aan de Universiteit Utrecht en van 1980-1987 als hoogleraar theoretische en historische pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam. In 1985 emigreerde ze naar Israël waar ze tot aan haar dood op 8 april 2018 heeft gewoond.

Jeugdland

Dasberg was door de Utrechtse hoogleraar pedagogiek Martinus Langeveld (leerling van Philip Kohnstamm die geldt als grondlegger van de wetenschappelijke pedagogiek in Nederland) de academie binnengehaald. Ze vonden elkaar mogelijk in eenzelfde opvattingen over opvoeding. Langeveld zag als doel van de opvoeding de vorming van kinderen tot mondige, morele en maatschappelijke burgers - een opvatting die ons vandaag de dag weer bekend in de oren klinkt, getuige de pleidooien van onder andere Biesta en de Onderwijsraad voor persoonlijke én maatschappelijke vorming. Volwassenen dienen daarbij een actieve (voorbeeld)rol te vervullen, aldus Langeveld.
Dasberg verkondigde een vergelijkbaar geluid in wat haar meest beroemde en spraakmakende boek zou worden: Grootbrengen door kleinhouden als historisch verschijnsel (1975). Hierin muntte ze het begrip jeugdland. Dasberg constateerde in de loop der tijden een toenemende scheiding tussen de (leef)wereld van kinderen en die van volwassenen. In onze tijd, zo stelde ze, verblijven kinderen in een eigen reservaat, afgezonderd van en beschermd tegen de grotemensenwereld en -zorgen. Ze veroordeelde dit, want in dit jeugdland houden volwassenen kinderen klein. Daarmee keerde ze zich tegen de destijds in zwang zijnde anti-autoritaire opvoeding waarbij volwassenen een laissez-faire houding aannamen en kinderen ‘vooral kind wilden laten zijn’ in plaats van zich actief als opvoeder op te stellen en kinderen normbesef bij te brengen. Het is een discussie die nog steeds actueel is, ook in het onderwijs. Moet de leraar leiden of moet hij het kind de ruimte en vrijheid geven alles zelf te ontdekken? Het laatste woord is daar nog lang niet over gezegd.

Kinderboek als opvoeder

Waarden en normen staan ook centraal in Dasbergs boek Het kinderboek als opvoeder (1981). Ze omschrijft hier kinderboeken als het vierde (opvoedings)milieu: via kinderboeken kun je  kinderen vormen en kun je waarden en normen doorgeven. Bij de bespreking van de verschillende functies van kinderboeken poneert ze dat het kinderboek grensverleggend moet zijn: ‘Men maakt de kinderlijke persoonlijkheid niet bewust van zijn positie in zijn wereld door die wereld te copiëren, maar door haar te contrasteren met iets heel anders.’
Met dit pleidooi toonde Dasberg zich helemaal een kind van haar tijd. De jaren zeventig waren de jaren van het ‘kinderboek vanuit een andere hoek’, van de roep om maatschappijkritische, inderdaad grensdoorbrekende kinderboeken waarin moeders in tuinbroeken auto’s repareerden en vaders de afwas deden. Overigens is die roep nu weer heel actueel: binnen de hedendaagse jeugdliteratuur en vooral YA-literatuur is ‘diversity’ een belangrijk criterium en zien we steeds meer geadopteerde, zwarte, homoseksuele, depressieve, verlegen en bipolaire hoofdpersonen opduiken, zij het op een minder nadrukkelijke en problematiserende manier dan in de jaren zeventig.
Dasberg betoonde zich in dit boek overigens ook een beter pedagoog dan lezer of literatuurwetenschapper. Haar casusonderzoek, waarin ze historische jeugdboeken screende op het voorkomen van waarden en normen, kreeg veel kritiek, omdat Dasberg iets te simpel citaten turfde en de context buiten beschouwing liet en daarbij boeken bijvoorbeeld ten onrechte bestempelde als racistisch.  
Dat jeugdboeken een-op-een normen en waarden overdragen en dat ze vooral pedagogische waarde hebben, is tegenwoordig een minder gehoord standpunt. Maar dat boeken lezen grensverleggend is, belangrijk is voor het (leren) staan in de wereld en voor identificatie met andere mensen – dat staat voor leesbevorderaars nog steeds als een paal boven water.

Actueel

Dasberg schreef nog meer boeken, zoals Leren samenleven (1978) en Pedagogiek als utopie, of terug naar de vooruitgang (1987). En ze spuide ook regelmatig ideeën over onderwijs. Zo noemde ze het ‘gemakzuchtig en wreed’ om kinderen op de middelbare school al zo vroeg te laten kiezen. Ook weer iets waarover we in onze tijd nog steeds niet uitgepraat zijn, laat staan een oplossing voor gevonden hebben.
Maar haar belangrijkste verdienste blijft dunkt me toch haar continue pleidooi voor aandacht voor waarden en normen. Die morele opvoeding is, aldus Dasberg, niet alleen de taak van ouders, maar juist ook van leraren. Daarbij gaat het niet om ‘een zak met normen’ die leerlingen uit hun hoofd moeten leren, maar om leerlingen te stimuleren zelf na te denken over morele vraagstukken en hun eigen positie daarin te bepalen. Morele opvoeding, persoonsvorming, burgerschap - het zijn evenzovele woorden voor hetzelfde en we stoeien er nog steeds mee.
Voor een historisch pedagoge heeft ze kortom veel zinnigs gezegd over actuele vraagstukken in onderwijs en opvoeding. Misschien wordt het tijd om naast de Kohnstamm-lezing ook een Dasberg-lezing in het leven te roepen.

 

Dasberg en 4 mei
Lea Dasberg is opgegroeid in een verlicht orthodox joods gezin dat tijdens de oorlog ondergedoken zat – al bracht ze zelf vanwege haar jeugdreuma de oorlogsjaren door in een Zwitsers sanatorium. Ze had uitgesproken en omstreden ideeën over hoe om te gaan met de Shoah. Ze vond dat joodse kinderen van de tweede generatie de Tweede Wereldoorlog niet als ijkpunt moesten nemen. In een van de stellingen van haar proefschrift schreef ze dat scholen de gehele geschiedenis van de joden moesten vertellen en niet alleen maar de Holocaust als de ultieme betekenis.
Ze probeerde dat later als lerares op het Maimonides Lyceum ook in praktijk te brengen. De school organiseerde jaarlijks op 4 mei een bijeenkomst in de aula met een spreker die de jodenvervolging aan den lijve had meegemaakt. Dasberg vond het een weinig effectieve manier om jongeren de betekenis van die dag duidelijk te maken. ‘Alleen al de dwang die op de leerlingen werd uitgeoefend dat ze niet mochten lachen’, zei ze in een interview. Ze bedacht een manier om het eens anders aan te pakken. Leerlingen uit alle klassen maakten samen een tentoonstelling over eigentijdse vormen van onderdrukking, van rassenhaat tot oorlogsgeweld. Zo bracht de historica en historisch pedagoge het verleden naar de wereld van nu.

 

Click here to revoke the Cookie consent