De praktijkstudie betreft vijf vo-scholen binnen het swv Groningen Stad. De scholen kunnen een arrangement aanvragen om het leerrendement te verhogen (opp-l) of om andere problemen (sociaal-emotioneel, motivatie, werkhouding) te lijf te gaan (opp-o). Voor een opp-l krijgen scholen meer geld en dit vragen ze dan ook vaker aan. Scholen benutten het geld voor extra mentoraat, individuele begeleiding, een kleinere klas of inzet van een orthopedagoog, maar kijken bij de keuze hiervan zelden naar het precieze doel. Hoewel leerlingen blij zijn met de hulp, zijn er geen aanwijzingen dat ze zich hierdoor net zo goed ontwikkelen als klasgenoten zonder problemen. Sterker, in de loop van het eerste schooljaar neemt hun motivatie af en groeit hun gevoel van eenzaamheid.
De scheidslijn tussen leer- en overige problemen is niet altijd strak te trekken. Een financiële prikkel (meer geld voor opp-l dan voor opp-o) vertroebelt dit nog meer. Om leerlingen gericht te kunnen ondersteunen zijn duidelijke individuele doelen nodig (en geen groepsdoelen zoals op sommige scholen het geval is). Gebruik het opp echt als handelingsdocument en niet louter als verantwoordingsdocument.
Anke de Boer, Extra ondersteuning in Gronings voortgezet onderwijs. Een praktijkgericht onderzoek naar de inzet van ondersteuningsarrangementen bij leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte. Deel 52 in reeks Evaluatie Passend Onderwijs (NRO-projectnummer 405-15-750). Zie ook dossier Passend onderwijs.
Dit artikel verscheen in Didactief, september 2019.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven