Als voormalig docent Chinese taal en cultuur op een aantal middelbare scholen in Rotterdam komt Sophie Zijlstra niet helemaal ‘van buiten’. Ze weet waar ze het over heeft. En ze spreekt een collega aan, in zekere zin: Mark Rutte, die nog steeds wekelijks voor een vmbo-klas in Den Haag staat. ‘Lees dit, Mark,’ schrijft ze.
Haar directheid maakt Zijlstra makkelijk leesbaar. In hoog tempo en in een breed kader schetst ze wat er volgens haar is misgegaan in het Nederlandse onderwijs. Alles komt voorbij: van de Mammoetwet – ‘een voortrekker van formaat (die) in de loop der jaren in het nauw is gedreven en met een precisieschot geveld’ – tot de Gelijke Kansen Alliantie en het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs.
Ze illustreert haar betoog hier en daar ook met persoonlijke ervaringen. Zoals die keer dat ze solliciteert op een particuliere school in Den Haag, maar niet door de selectie komt. Pas later begrijpt ze waarom. Ze had niet begrepen wat het vergde om leerlingen met een 8 gemiddeld door 5 vwo te slepen (zodat ze zonder verdere selectie voor numerus fixus-studies zouden worden toegelaten). ‘Alles is te koop. Ook de toegang tot de studie geneeskunde,’ concludeert Zijlstra. Het zet haar toon.
Zijlstra debiteert geen modieuze meningen, maar baseert zich op een groot aantal deskundigen die ze doeltreffend weet te citeren. Arnold Jonk bijvoorbeeld, voormalig hoofdinspecteur van onderwijs en momenteel schoolbestuurder bij Amsterdams schoolbestuur STAIJ, die zegt: ‘Wanneer we kinderen met dezelfde intelligentie vergelijken, zien we dat leerlingen met hoogopgeleide ouders twee keer zo vaak doorstromen naar een hoger onderwijsniveau. Een enorm verschil.’ Of de Engelse onderzoeker en leraar David Didau, die zegt dat ‘het verwerven van kennis een manier is om de kloof tussen kansarme en kansrijke kinderen te overbruggen, zelfs te dichten’.
De stijl van Zijlstra is licht en fel. Soms wat té fel, naar mijn smaak. Zoals in haar typering van minister Slob: ‘Hij geeft het goede geen gehoor, maar stopt als een adder zijn oor. Met de groeten van psalm 58.’ Onnodig kwetsend. En niet op alle bladzijden blijkt Zijlstra even goed geïnformeerd. Zo pleit ze voor inperking van de vrijheid van onderwijs, omdat die volgens haar tweedeling faciliteert. Ze suggereert een plicht voor scholen om leerlingen aan te nemen. Een denkfout, want christelijke scholen die in hun witte bubbel zitten, zijn bepaald niet het grootste probleem van het Nederlandse onderwijs. Dat zit hem veel meer in ouders die in staat en bereid zijn hoge schoolgelden te betalen of dure bijlessen te financieren. Ook in haar bewondering voor het Finse onderwijssysteem is de auteur niet helemaal goed op de hoogte.
Terecht vraagt Zijlstra aandacht voor het huidige economische onderwijsmodel waarin scholen met elkaar om de beste leerlingen concurreren. Meer sturing is wenselijk, schrijft ze: de overheid moet de autonomie van schoolbesturen inperken. Scholen moeten weer platte organisaties worden, de koepelbesturen moeten worden afgeschaft. Een school hoeft dan niet meer aan marketing en branding te doen; de huisstijl wordt immers niet meer bepaald door het logo, maar door de mensen die de school vormgeven en leerlingen die ernaartoe gaan. Het is een waarheid als een koe, maar die werkt alleen als we allemaal tegelijk stoppen met die marketing en branding. Of daartoe gedwongen worden. ‘Maak het mogelijk, Mark,’ is Zijlstra’s laatste zin.
Sophie Zijlstra, Het kind en de rekening. Een pleidooi tegen liberalisme in het onderwijs. Querido, 2019, € 9,50.
Dit artikel verscheen in Didactief, april 2020.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven