Onderzoek

Keer de dalende PISA-trend met een leesoffensief

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 08-10-2020 Gewijzigd op 08-10-2020
Een leesoffensief is dringend nodig om de trend van afnemende leesvaardigheid en leesplezier te keren. Een vandaag verschenen verdiepende PISA-rapportage over leesplezier onderstreept de oproep van de Raad van Cultuur en de Onderwijsraad.

Uit de PISA-rapportage 2018 bleek dat Nederlandse 15-jarigen steeds minder leesvaardig worden. Niet alleen scoort Nederland niet langer boven het internationale PISA-gemiddelde, het percentage leerlingen dat het risico loopt om laaggeletterd te worden is tussen 2015 en 2018 opgelopen van 18 naar 24 procent.
Bovendien bungelt Nederland onderaan de internationale scorelijst als het om leesplezier gaat. Uit PIRLS-onderzoek (2017) bleek al dat dit niet alleen voor 15-jarigen geldt, maar dat ook in groep 6 van de basisschool leesplezier tanende is. En dat is een probleem, aangezien leesplezier en leesvaardigheid communicerende vaten zijn.
Op basis van de vragenlijsten die leerlingen bij een PISA-onderzoek altijd invullen, hebben Christel Dood, Joyce Gubbels en Eliane Segers uitgespit hoe het precies zit met leesplezier, (online) leesgedrag en het zelfbeeld van leerlingen. Waar mogelijk hebben ze in hun rapport de Nederlandse cijfers vergeleken met Duitsland en Vlaanderen waar dezelfde dalende trend in leesvaardigheid is.


Leesplezier

Met vijf stellingen (zoals ‘Ik lees alleen als het moet’ en ‘Lezen is een van mijn favoriete hobby’s’) is de houding van leerlingen tegenover lezen gemeten. De helft van de Duitse 15-jarigen leest alleen als het moet of om informatie op te zoeken, in Nederland en Vlaanderen geldt dit voor  60% van de jongeren. In alle drie landen is het leesplezier tussen 2009 en 2018 gedaald. Duitsland liet van alle PISA-landen zelfs de sterkste daling zien, maar Nederland en Vlaanderen zijn nog steeds wereldkampioen voor gebrek aan leesplezier.
De mate van leesplezier hangt samen met sekse en onderwijsniveau. Wereldwijd vinden jongens lezen minder leuk dan meisjes. En vwo-leerlingen vinden lezen het leukst, zij het nog steeds niet over de hele linie, want ongeveer de helft van de vwo-leerlingen leest alleen als het moet. Op havo en vmbo geldt dat voor twee derde tot drie kwart van de leerlingen.
Leesplezier is duidelijk verbonden met leesvaardigheid: hoe minder leesplezier, hoe minder leesvaardigheid en vice versa. Een opvallend resultaat is er bij leerlingen met een andere thuistaal dan Nederlands of met een migratieachtergrond. Hoewel deze leerlingen vanwege een gebrekkige beheersing van het Nederlands in het algemeen achterblijven in leesvaardigheid, ervaren ze toch meer leesplezier. Zo noemt bijna een kwart van de leerlingen met een andere thuistaal lezen als een favoriete hobby en dat ze graag over boeken praten; bij leerlingen die thuis Nederlands spreken geldt dat voor één op de zes leerlingen. Bij leerlingen met een migratieachtergrond noemt 36% lezen tijdverspilling tegenover bijna de helft (46%) bij leerlingen zonder migratieachtergrond. Een mogelijke verklaring is dat leerlingen met een migratieachtergrond denken meer baat te hebben bij het lezen en het dus nuttiger vinden.


Zelfbeeld

Bij zelfbeeld gaat het om hoe leerlingen hun eigen leesvaardigheid inschatten en de ervaren moeilijkheden bij lezen. Dat hoeft niet per se samen te vallen: leerlingen kunnen zichzelf een competente lezer vinden, maar lezen tegelijkertijd moeilijk vinden. Zo vinden Nederlandse en Vlaamse meisjes zichzelf competenter, maar ervaren ze vaker dan jongens moeilijkheden bij lezen. De onderzoekers noemen het niet, maar dit zou zomaar eens te maken kunnen hebben met het Dunning-Kruger-effect: hoe minder competent leerlingen in een bepaald vak zijn, hoe meer ze geneigd zijn het eigen kunnen te overschatten.
Driekwart van de Duitse leerlingen vindt zichzelf een goede lezer. In Nederland en Vlaanderen is dat twee derde. In alle drie de landen zegt ongeveer een kwart van de leerlingen altijd al moeite te hebben gehad met lezen. Ongeveer vier op de tien zegt een tekst meermalen te moeten lezen om deze te begrijpen; een zesde (Duitsland) tot een derde (Nederland en Vlaanderen) heeft moeite met het beantwoorden van vragen bij een tekst.
Net als bij leesplezier geldt dat onderwijsniveau samenhangt met het zelfbeeld: op vwo vinden leerlingen zichzelf het meest competent en ervaren ze de minste moeilijkheden bij het lezen. Thuistaal of migratieachtergrond speelt daarentegen geen rol.


Leesgedrag

Leerlingen is gevraagd hoeveel tijd ze in hun vrije tijd aan lezen besteden en hoe en wat ze lezen.
Vergeleken met 2009 is het aantal leerlingen dat in de vrije tijd nooit voor hun plezier leest in alle drie landen toegenomen (in Vlaanderen en Nederland van 49 naar 53% en in Duitsland van 41 naar 49%). Bovendien is bij de jongeren die wel lezen, de leestijd de afgelopen tien jaar geslonken. Dat geldt overigens vooral voor jongeren die niet zo veel lezen (maximaal dertig minuten per dag), er zijn juist iets meer veellezers (meer dan twee uur per dag).
Wie boeken leest, doet dat vaker op papier (in de drie landen gemiddeld 37%) dan digitaal (10%). Ruim twee vijfde (40% Duitsland, 44% Nederland en 48% Vlaanderen) leest echter zelden tot nooit een boek.
Het aantal jongeren dat nooit of nauwelijks een krant leest, is in Nederland het grootst; dit aantal is sinds 2009 verdubbeld (van 25 naar 48%). In het algemeen leggen kranten het steeds meer af tegen online nieuwsbronnen. Ook jongeren lijken krantlezen inderdaad te compenseren met meer online nieuws lezen. Ze zoeken  ook vaker praktische informatie op. Verder zijn ze veel meer gaan chatten (93% doet dat nu een paar keer dag tegenover 69% in 2009), maar lezen ze minder e-mails (van 52 naar 18%).
Meisjes lezen in het algemeen meer dan jongens. Duitse jongens zijn online actiever dan meisjes, in Nederland en Vlaanderen hebben de meisjes de jongens juist sinds 2009 ingehaald.
Ook in leesgedrag is gerelateerd aan onderwijsniveau: vwo’ers lezen meer, óók online, dan vmbo’ers. Alleen qua chatten is er geen verschil.  
Leerlingen met een andere thuistaal dan Nederlands of een migratieachtergrond lezen minder vaak een strip, krant of tijdschrift, maar juist vaker een non-fictieboek. Qua online leesactiviteiten  zijn er geen verschillen.

Het tij keren

Al vaker hebben onderzoekers erop gewezen dat leesvaardigheid en leesplezier elkaar versterken: wie goed kan lezen, vindt lezen leuk, leest dus meer en wordt nog beter in lezen. Omgekeerd is er ook een negatieve leesspiraal: wie zwak is in lezen, leest minder graag en dus minder veel en raakt steeds verder achterop.
De cijfers uit deze rapportage bevestigen dit. Er zijn significante verbanden tussen leesvaardigheid aan de ene kant en leesplezier, zelfbeeld en leesgedrag aan de andere kant. In juni 2019 riepen de Raad van Cultuur en de Onderwijsraad gezamenlijk op tot een leesoffensief, met als doel jongeren te stimuleren tot lezen en zo de trend van dalende leesvaardigheid te keren. Na de publicatie van de PISA-scores in december 2019 herhaalden diverse mensen die roep. En de drie leesonderzoekers hameren er ook op: ‘De resultaten in dit rapport onderstrepen de noodzaak van een dergelijk offensief.’
Hun aanbeveling luidt dan ook om werk te maken van een gecombineerde en preventieve aanpak: trek vroegtijdig aan beide touwtjes (leesvaardigheid en leesplezier). Kijk bijvoorbeeld eens naar het curriculum en de eindtermen Nederlands, suggereren de onderzoekers. Voor havo- en vwo-leerlingen staat literatuuronderwijs wel op het programma, terwijl het vmbo alleen het onderdeel fictie lezen kent. En aandacht voor leesplezier is nergens onderdeel van het voorgeschreven curriculum (overigens wel in voorstellen voor Curriculum.nu).
Daarbij is het belangrijk om maatwerk te leveren. In het rapport ging het steeds om gemiddelde cijfers, maar de onderzoekers wijzen erop dat verschillen binnen groepen groter zijn dan tussen groepen. Er zijn ook heus vwo’ers en meisjes die afkerig zijn van lezen. En bij leerlingen met een andere thuistaal of een migratieachtergrond is vooral inzet nodig op beheersing van het Nederlands.  
Ten slotte bevelen ze samenwerking met Duitsland en Vlaanderen aan, aangezien beide buurlanden met dezelfde problemen kampen. ‘Het lijkt relevant om krachten te bundelen en van elkaar te leren in het stimuleren van leesplezier, zelfbeeld, leesgedrag en leesvaardigheid.’

Christel Dood, Joyce Gubbels & Eliane Segers, PISA-2018 De verdieping: Leesplezier, zelfbeeld bij het lezen, leesgedrag en leesvaardigheid en de relatie daartussen. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands, 2020.

Bekijk ook de korte 
animatie over PISA & leesvaardigheid.
 

Verder lezen

1 PISA: onvoldoende geletterd
2 In de biotoop van Janneke Visser
3 Jongeren en lezen

Click here to revoke the Cookie consent