Onderzoek

Islamitische bestuurders willen frisse start

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 15-01-2008 Gewijzigd op 27-09-2018
Beeld EVELYNE JACQ
Dit voorjaar komt de inspectie accountantsdienst OCW met een rapport over alle islamitische scholen in Nederland. De overkoepelende vereniging van islamitische schoolbesturen ISBO heeft net een nieuw bestuur. Hoe kijkt zij aan tegen de problemen en wat gaat ze er aan doen?

De problemen waarmee het islamitisch onderwijs worstelt, zijn duidelijk. Een greep uit de krantenberichten. Eind november meldt de inspectie ernstige misstanden bij middelbare school Ibn Ghaldoen in Rotterdam. Er is aangifte gedaan. Op 5 december eiste de landsadvocaat achteneenhalve ton subsidie terug van Stichting Islam Scholen (SIS) in Helmond. Het geld zou zijn besteed aan leningen en salarissen voor mensen die niet voor de school werkten. Hij eiste voor de rechter ontslag van voorzitter en penningmeester van het bestuur. Een unicum in Nederland. Dit is de erfenis die Ayhan Tonca, nieuwe voorman van de koepel van islamitische schoolbesturen ISBO aantreft. Zevenenveertig van de x islamitische scholen in Nederland zijn bij de ISBO aangesloten. Tonca werkt als beleidsmedewerker bij de provincie Overijssel, het bestuurswerk voor de ISBO is liefdewerk oud papier. Zijn naam kan bekend klinken. Tonca was in 2006 verkiesbaar voor de Tweede Kamer voor het CDA, maar werd gedwongen op te stappen toen hij weigerde de Armeense genocide te erkennen. Belangrijkste uitdaging als ISBO-voorzitter ziet Tonca in ‘een kwaliteitsslag`. Hij wil de kwaliteit van islamitische schoolbesturen ‘op een peil brengen dat aanvaardbaar en gangbaar is in Nederland en dat zal veel werk met zich meebrengen.’ Het imago van het islamitisch onderwijs is rafelig, aldus Yassin Hartog, voorganger van Tonca. De oorzaak ligt in het verleden, zegt hij. ‘De eerste generatie bestuurders waren laag opgeleide ouders, half analfabeet, die opeens een school moesten besturen. Ze deden dat op de manier en op het niveau die ze kenden van hun land van herkomst. Ze bemoeiden zich intensief met de gang van zaken. Kijk naar de Al Ghazali school in Rotterdam Spangen. Die bestaat al bijna twintig jaar en is door de overheid niet altijd welwillend bejegend: er zaten gaten in de vloer, maar de gemeente deed niets. Dan togen ouders maar weer aan de slag.´ ´De pioniers - circa twintig procent van onze leden - kunnen het niet meer aan. Maar die mensen hebben intussen koninkrijkjes gecreëerd en zijn moeilijk te corrigeren. Helmond is zo’n voorbeeld. Jammer, want een grote groep is wel professioneel bezig.’ Yassin Hartog ondersteunt de leden van de ISBO al jaren. Veel problemen zijn terug te voeren op bestuurlijke naïviteit, zegt hij. ‘Administratiekantoren adviseren soms handigheidjes waarvan een ervaren bestuurder meteen zegt: te riskant, niet doen. Maar die ervaring hebben onze bestuurders meestal niet en dan kunnen ze in problemen komen.´ Directeur Rick de Wit van administratiekantoor Dyade Rotterdam-Middelburg telt vijf islamitische schoolbesturen onder zijn klanten. Hij is genuanceerd. ´Ik zie ambitieuze besturen met een heldere taakverdeling tussen bestuur en management, mensen die weten wanneer ze externe know how moeten inroepen. Maar ik zie ook besturen die matig functioneren, waar samenspel tussen bestuur en management ontbreekt, mensen onervaren zijn, besluiteloos of niet in staat besluiten te nemen. Maar dat is niet louter een probleem van islamitische schoolbesturen. De wet- en regelgeving in het onderwijs wijkt af van die in andere sectoren. Ook andere kleine besturen willen soms oplossingen die in deze sector helemaal niet kunnen.´

Gecriminaliseerd

Wat doet de ISBO concreet om te helpen? Hartog: ´Eerst sturen we het zogenoemde A-team, ISBO-medewerkers die scholen adviseren hoe ze bijvoorbeeld de resultaten van een inspectierapport kunnen verbeteren. Als het A-team niet slaagt, komt er een raad van wijzen langs, ervaren bestuurders van islamitische scholen die de pioniers met alle égards behandelen, maar ze wel met zachte hand naar de uitgang begeleiden. Stap 3 is royement. Wie geen lid van een besturenkoepel is, krijgt ook geen bekostiging meer.’ Royement is lastig. De ISBO is een vereniging, royement is afhankelijk van de ledenvergadering. Hartog: ´Deze moet zes weken van te voren worden bijeengeroepen, dat geeft bestuurders de tijd om mensen te mobiliseren tegen hun royement. Als besturen bij ons geroyeerd worden, kunnen ze bovendien bij een andere besturenorganisatie terecht. Dat moet veranderen.´ Maar er is nog iets, vindt Hartog. ‘Als Nederlander met een goede opleiding (Hartog is van oorsprong niet kerkelijk gebonden en anglicist, red.) weet ik natuurlijk wel wanneer er met twee maten gemeten wordt en ik weet ook welke vooroordelen er ingebakken zitten in onze cultuur en opvoeding. Wanneer een islamitisch bestuur de fout ingaat, wordt het onmiddellijk gecriminaliseerd. Als er een handigheidje wordt gebruikt waar andere besturen mee wegkomen, gaat men er van uit dat de islamitische bestuurders boeven zijn die het tegen eigen bate hebben gedaan. Terwijl soms gewoon geldt: penny wise, pound foolish.’ Rick de Wit van Dyade vindt het wel meevallen met die vooroordelen. ´Op mijn vestiging zijn twee besturen in een steekproef van het ministerie onderzocht, een protestant-christelijke school en een islamitische. Bij de pc school bleek het bij nader inzien in orde. Men had een verkeerde oplossing gekozen, maar die keuze was binnen de wet- en regelgeving. Bij de islamitische school waren de intenties goed, maar strookte de oplossing gewoon niet met de wet- en regelgeving. Onkunde, met de beste bedoelingen.’ De Wit: ‘Door dit soort zaken zijn wij strenger geworden. Een paar jaar geleden hebben we geconcludeerd dat de band met de klant teveel prevaleerde. We waren te dienstbaar , te loyaal. Een klant die mutaties telefonisch doorgaf in plaats van op papier, werd gewaarschuwd, maar daar bleef het bij. Inmiddels verbinden we daar sancties aan. Maar de klant blijft eindverantwoordelijk.’ Tonca vindt dat incidenten uitvergroot worden in de media. ‘Het gaat vaak niet meer over de zaak’, vindt hij, ‘maar over een andere discussie: moeten we überhaupt islamitische scholen dulden? Men misbruikt islamitische scholen om z’n punt te maken. Uit cijfers blijkt dat de meeste Nederlanders bang zijn voor de islam. Het idee leeft heel sterk: het hoort hier niet thuis.’ Problemen op islamitische scholen komen goed van pas als een stok om de hond te slaan, zegt Tonca eigenlijk. Wat we daar aan kunnen doen? ‘Ik zou gelijk behandeld willen worden als de andere denominaties.’ Fel: ‘Wij zijn een reguliere denominatie. Kijk naar wat in Amsterdam is gebeurd met de SIBA-scholen?! De minister zei te snel: “Ik ga drie islamitische basisscholen sluiten omdat ze niet voldoen aan een aantal eisen.” Maar je moet islamitische scholen niet gebruiken om een ander debat in gang te zetten of omdat je toevallig tegen bijzonder onderwijs bent.’ De vraag is of Tonca een punt heeft. Wat is er gebeurd met de scholen van Stichting Islamitisch Basisonderwijs Amsterdam waaraan hij refereert? Staatssecretaris Dijksma sloot de SIBA scholen afgelopen zomer. Zeshonderd kinderen stonden op straat. Hoe uitzonderlijk is een dergelijke koude opheffing? Hoe vaak worden scholen gesloten zonder dat ze door een ander bestuur worden overgenomen? Uit cijfers van het ministerie over de afgelopen vijf jaar blijkt dat er sinds 1 januari 2001 35 scholen zijn gesloten: twaalf openbare, zeven pc, vijf islamitische, drie algemeen bijzondere, drie rooms katholieke, een antroposofische, een evangelische, een van de evangelische broedergemeenschap, een gereformeerd vrijgemaakte, een reformatorische. Het ministerie heeft geen redenen paraat: besturen sluiten een school. Wanneer we er een paar nabellen, blijkt dat een onvoldoende aantal leerlingen de reden was; bijvoorbeeld algemeen bijzondere basisschool De Triangel in Terneuzen haalde de leerlingennorm niet meer, voor obs Buys Ballot in De Bilt gold hetzelfde. Het is aannemelijk dat in de meeste gevallen de reden was dat scholen te weinig leerlingen hadden. Voor twee van de vijf islamitische scholen waarvan Dijksma in 2007 de bekostiging stopte, gold hetzelfde. Voor de overige drie van de SIBA gold dit niet. Wat was er dan aan de hand? Uit gegevens van het ministerie blijkt dat de SIBA-geschiedenis lang geëtterd heeft. De eerste problemen ontstonden in 2004 toen uit huiszoeking bleek dat de voorzitter van SIBA gefraudeerd had. Uiteindelijk trok het ministerie pas in augustus 2007 de stekker eruit (zie kader over voorgeschiedenis sluiting SIBA-scholen). Rode draad in de correspondentie tussen ministerie, Onderwijsinspectie en bestuurders van de scholen in Amsterdam is interne verdeeldheid binnen het bestuur, onvoldoende waarborgen voor een goede uitoefening van de bestuurstaken en dergelijke. Dat het de kwaliteit van het onderwijs schaadde, was duidelijk. El Faroeq Omar was een zeer zwakke school, evenals de Abraham el Khaliel. At Taqwa was een zwakke school. De indruk die achterblijft, is dat het ministerie SIBA veel tijd gaf om orde op zaken te stellen, maar dat het gewoon niet lukte capabele bestuurders te vinden om de problemen op te lossen. Een klacht over ongelijke behandeling lijkt niet terecht. Rick de Wit van Dyade denkt dat wat bij SIBA gebeurde, ook elders gebeurt. ´Maar dan is een beter vangnet aanwezig. Scholen wenden zich tot hun besturenorganisatie. Collega-besturen worden ingeschakeld en soms wordt gefuseerd.´ De sluiting van de SIBA-scholen was uniek, maar de situatie was dat misschien niet. Het verschil: het is de ISBO niet gelukt SIBA weer in het gareel te krijgen. Daar ligt de werkelijke uitdaging voor Tonca. Oud-bestuurders van de ISBO beamen dat de machteloosheid van de koepel een terugkerend probleem is. 

Roomser dan de paus

Tonca is vol goede voornemens en zijn stem heeft gewicht. Hij zwaait al met zijn portefeuille. ‘Er moeten bevoegdheden naar het hoofdbestuur om zaken te kunnen regelen. We moeten de knoop doorhakken en een frisse start maken in 2008.’ Tonca wil dat het ISBO-voorzitterschap een baan wordt en dat het bestuur leden voorlopig kan royeren. De Wit van Dyade adviseert: ´Laten de islamitische besturen straks roomser dan de paus zijn. Als je onder het vergrootglas ligt, moet je tonen dat alles in orde is. Een school heeft bijvoorbeeld verschillende bankrekeningen, maar één is er belangrijk, daar komt de subsidie binnen, daar worden salarissen van betaald. Vroeger had niemand interesse in die andere rekeningen. Nu zie je dat alles telt, juist omdat je met die andere rekeningen ook kan frauderen. Maak dat zichtbaar. Wat ook telt, is dat besturen een gedetailleerd overzicht van de administratieve organisatie en interne controle (aoic) opstellen. Wie koopt wat in, wie moet zijn handtekening zetten, wie controleert? Lang niet alle besturen hebben dat op orde, maar voor islamitische besturen is het noodzaak dat zij een aoic stringent opvolgen.´ Tonca wil graag dat het goed komt. Onderwijs is een pijler onder de integratie, vindt hij. ‘De uitdaging wordt om de goede scholen – en die zijn er – te onderzoeken: hoe krijgen zij het, ondanks dezelfde achterstand, in dezelfde wijken, voor elkaar? Die goede scholen, daar moeten we op voortbouwen. Ik zou uiteindelijk willen dat autochtone kinderen naar islamitische scholen komen omdat het onderwijs daar zo goed is.’ Is dat geen vechten tegen de bierkaai? Islamitische scholen bundelen toch achterstanden? Onzin, zegt Tonca. ‘Deze scholen staan in wijken waar achterstanden enorm zijn: als ze niet islamitisch zijn, doen ze het heus niet opeens beter.’ Taal is een probleem, erkent Tonca. ´Maar aan mijn achterban kan ik het niet verkopen om kinderen thuis Nederlands als eerste taal te leren. Ik kan dat wel wensen, maar dat lukt niet. Taalonderzoekers zeggen: zorg dat je één taal goed leert. Dan heb je een basis om andere talen te leren. Ik ben er van overtuigd dat de moedertaal uiteindelijk Nederlands wordt, in de derde of vierde generatie.’ Tegenover het taalprobleem staat de meerwaarde van een islamitische school volgens Tonca. ´Erbij horen, geaccepteerd zijn, dat is voor kinderen belangrijk. Ik denk dat een islamitische school dat gevoel kan creëren: we sluiten je in, met al je tekortkomingen, maar we gaan daar wel aan werken. Voor sommige kinderen geldt dat ze zich op hun huidige school niet thuis voelen en thuis niet, ze ontwikkelen een eigen cultuur waar niemand meer grip op heeft.´ Waarom zou een islamitische school slagen waar anderen falen? Tonca: ´Door de moslim-identiteit te benadrukken, kun je gemeenschappelijkheid creëren en dat is de meerwaarde. Ook de acceptatie door jongeren zelf, door ouders: het is onze school, dat zie je nu ook bij islamitische basisscholen. De betrokkenheid van ouders is enorm. Wat van jezelf is, benader je heel anders. Dat doet niets af aan hoe goed scholen het nu bedoelen. Maar het gaat er om of het aankomt, hoe jongeren het ervaren. Mogelijk spijbelen jongeren minder en blijven ze langer op een islamitische school als ze zich er goed voelen. Islamitische scholen hebben bovendien vaak hogere verwachtingen van kinderen: hoge verwachtingen resulteren in betere prestaties.’

Ministerie toonde geduld met siba 

SIBA bestuurde vier basisscholen El Faroeq Omar, At Taqwa, Abraham el Khaliel en El Anwar met in totaal circa 630 leerlingen. In 2004 bleek bij een huiszoeking dat de voorzitter van de SIBA-scholen gefraudeerd had. Hij is veroordeeld, ook in hoger beroep. Onder druk van de ISBO traden de overige bestuursleden terug, omdat zij niets hadden gedaan om de fraude te voorkomen. Eveneens op verzoek van de ISBO nam het bestuur van El Amal het bestuur van de SIBA scholen over. El Amal bestuurde vijf basisscholen, El Kadisia, Al Wafa, Al Ikhlaas, An Asr en Al Islaah met zo’n 650 leerlingen. Niet iedereen was blij met de helpende hand van El Amal, bleek later. In het voorjaar van 2005 al vroeg de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van SIBA het ministerie om het nieuwe bestuur weg te sturen dan wel de bekostiging stop te zetten. Eindeloos gesteggel volgde; het ministerie bleef in gesprek.Ook bij El Amal bleek er van alles loos. Uit rapporten van de inspectie en de auditdienst van het ministerie bleek bijvoorbeeld dat bij El Amal 21,2 procent van het fre-gebruik in schooljaar 2004/2005 werd besteed aan formatie voor schoolleiding en bovenschoolse functies. Bij de SIBA lag dat percentage op 13 procent. Een jaar later waren het respectievelijk 18 en 14,4 procent (normaliter 7,5 procent). Personeelsleden waren te hoog ingeschaald, kasdeclaraties waren onvindbaar of onoverzichtelijk. In april 2006 trad het bestuur terug en kwam er een interim-bestuur. Geruzie over van alles en nog wat bleef. Tot voorjaar 2007 lukte het niet een voldoende bekwaam permanent bestuur te vinden. De Esprit Groep die overname overwoog, zag er van af toen duidelijk werd dat de ouders dwarslagen. Uiteindelijk besloot het ministerie in augustus 2007 na ampele waarschuwingen ‘de stekker eruit te trekken’. De leerlingen vertrokken massaal naar islamitische school El Kadisia.in nieuws juni en september staat As siddieq

 

Click here to revoke the Cookie consent