'Kook- en taalles'
‘Wat is een bolzeef? Is dit prei of bleekselderij?’ Suzanne Drabbe (43) kijkt het lokaal rond bij het noemen van de ingrediënten en het kookgerei. Leerlingen van klas 1 moeten deze kennen om tijdens de kookles groentesoep te maken. Onder leiding van Drabbe gaan zij ijverig in de weer met pannen en snijplanken. Aanlokkelijke soepgeuren stijgen op in het kooklokaal, waar Drabbe langs de fornuizen loopt en aanwijzingen en complimenten uitdeelt. ‘Oppassen, te veel peper!’ ‘Mooie blokjes gesneden!’ ‘Zo, jij bent snel!’
Leerlingen komen met allerlei vragen. ‘Juf, wat moet ik doen als het water kookt? En daarna?’ ‘Alle stappen staan op je blaadje, even goed lezen,’ verwijst Drabbe naar het papieren stappenplan, waar de ingrediënten en het kookgerei ook staan afgebeeld. ‘Wat staat er nou precies? Doe de vermicelli erbij. Peterselie komt straks pas.’
De les eindigt in een gezamenlijke soepmaaltijd. Nolan geeft zijn prima geslaagde soep weg: ‘Met groenten lust ik het niet.’ Koken vindt hij een beetje eng: ‘Ik heb er een keer mijn hand door gebrand, maar deze lessen zijn leuk, vooral met de pizza.’
Het doel van de kookles is
zelfstandig een opdracht uitvoeren.
‘Hoe vond je dat het ging?’ vraagt Drabbe haar leerlingen tijdens de nabespreking. ‘Goed,’ vinden de meesten. Dat vindt Drabbe ook: ‘Jullie hebben heel goed je best gedaan op heel lekkere soep.’ Wel heeft ze wat aanmerkingen op het zelfstandig uitvoeren van de opdracht, het doel van deze les: ‘Jullie vroegen veel dingen die je in het stappenplan kan lezen.’ ‘De namen van de materialen zijn lastig,’ merkt een jongen op. Drabbe snapt dit: ‘Maar aan het eind van het jaar kunnen jullie ze dromen.’
‘Met complimenten
geef je leerlingen
zelfvertrouwen’
Kookles is ook taalles. Aanleren van woorden en begrippen staat centraal op het Kentalis College Arnhem, een school voor voortgezet speciaal onderwijs (cluster 2). ‘Leerlingen met TOS hebben veel herhaling nodig om zich dit eigen te maken,’ licht Drabbe toe, als de les voorbij is en de soepgeuren zijn opgetrokken. ‘De gemiddelde leerling verwerft een nieuw begrip na zeven keer herhalen, onze leerlingen na zo’n veertig keer.’ Taalverwerving loopt als een rode draad door alle lessen die Drabbe geeft (naast koken ook handvaardigheid, drama en cognitieve vakken). Woorden en begrippen maakt ze tijdens de instructie visueel met kaartjes en plaatjes. De ‘woorden van de week’ komen in alle lessen terug. ‘De meeste woorden blijven wel hangen,’ constateert Drabbe, die na twaalf weken test of leerlingen de woorden daadwerkelijk kunnen toepassen.
In de loop van een schooljaar bespeurt Drabbe meer resultaten van de lessen: ‘Vergeleken bij hoe ze binnenkwamen, zie je leerlingen echt groot worden. Ze staan steviger in hun schoenen en gaan beter om met hun taalontwikkelingsachterstand. Leerlingen die eerst geen boodschappen durfden te doen, omdat ze niet uit hun woorden konden komen, doen dat nu wel.’
De leerlingen krijgen les op vmbo-niveau. Als het kan, stromen ze door naar regulier onderwijs. Mooi als dit lukt, vindt Drabbe: ‘Van een groep van acht gingen er vorig jaar drie naar het vmbo en één naar de havo.’ Om leerlingen iets te leren, is een vertrouwensband met de docent noodzakelijk, weet Drabbe, die veel vrijheid krijgt om leerlingen te begeleiden bij wat ze nodig hebben. Interactie tussen haar en de leerlingen is daarbij volgens haar belangrijk, omdat leerlingen door veel te praten, taalkundige begrippen beter oppakken: ‘Dat kan gaan over hoe hun weekend was, wat er op Snapchat gebeurt en welke leuke Netflix-series er zijn. In dat proces worden zij zich bewust van hun talenten. Complimenten geven vertrouwen in hun kunnen.’
Drabbe studeerde twintig jaar geleden af als dramatherapeut. ‘Ik hielp kinderen hun gedragsproblemen te hanteren, maar ik vond de tijd die daarvoor stond te kort. Ik wilde erachter komen hoe zo’n hoofd werkt, ik verdiep mij graag in gedrag en psyche van de mens: naast mijn liefde voor toneelspelen een belangrijke reden om dramatherapie te studeren.’ Drabbe is de dochter van een huisvrouw en een leraar Engels: ‘Mijn vader deed zijn werk met plezier, vertelde er veel over en nam me mee naar schoolavonden.’
Ook Drabbe dacht uiteindelijk dat ze in het onderwijs meer voor kinderen zou kunnen betekenen, daarom besloot ze al snel de pabo te gaan doen. In haar eindstage op een vso-school ontdekte ze haar passie. ‘Tijdens al mijn stages vond ik het leuker om in de bovenbouw te werken dan met jongere kinderen, zelfs als moeder van een kleuter. Pubers hebben een duidelijke eigen mening, je kunt echt gesprekken met hen aangaan. Daarbij werk ik graag met kinderen die niet zo doorsnee zijn, daar kan ik meer voor betekenen,’ vertelt Drabbe, die veelzijdigheid, creativiteit en doelgericht werken als haar sterke punten noemt.
Suzanne Drabbe: ‘In de loop van een
schooljaar zie je leerlingen groot worden.
Ze staan steviger in hun schoenen.’
Het mooie van haar vak vindt ze de variatie: ‘Het is nooit hetzelfde, met elke leerling heb ik een ander contact, ik draai nooit dezelfde lesjes af.’ Na haar pabostudie ging ze lesgeven aan een praktijkschool. Na vijftien jaar had ze er behoefte aan om, na het werken met kinderen met gedragsproblemen, les te geven aan rustiger groepen, aan wie ze kennis kan overdragen en die ze kan uitlokken tot gesprekken. ‘Nu praat ik met mijn leerlingen over wat hen bezighoudt, zoals de oorlog in Oekraïne en corona.’
Haar moeders raad om iets te doen waar je blij van wordt, nam Drabbe ter harte: ‘Blij word ik van reacties van leerlingen, waaruit blijkt dat een les is aangekomen. Zojuist, aan het eind van de les, kwam Nolan naar me toe: “Dankjewel juf, mag ik het pizzarecept van vorige week mee naar huis nemen?”’
Lees meer afleveringen van De Biotoop.
Dit artikel verscheen in Didactief, april 2022.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven