Hij is voor het eerst vader geworden. ‘Een dochter,’ vertelt hij met een glinstering in zijn ogen. Zijn verlof is begonnen. Het zou hartje winter moeten zijn, maar de zon heeft er lak aan en Jorrit Blaas (30) zoekt zonder jas een plek op het terras van De Tolhuistuin, met uitzicht op het levendige IJ. Aan de andere kant van deze vroegere Shell-kantine staat de school waar hij nu vijf jaar lesgeeft: het Hyperion Lyceum voor vwo+ met gymnasium- en atheneumleerlingen. Terwijl Blaas een banaan pelt – ‘Ik heb net gesport’ – ratelt hij aan een stuk door over zijn hybride bestaan. ‘Dat is mijn enthousiasme, in de klas ben ik een stuk rustiger hoor.’
Blaas is drie dagen per week beleidsmedewerker bij OCW en twee dagen leraar economie. Hij is niet de enige leraar die kiest voor een gecombineerde baan: zo’n tienduizend vo-docenten – een op de acht – werken op deze manier. Meer afwisseling en meer persoonlijke ontwikkeling is voor ruim de helft van hen het argument om twee werkplekken te combineren. Ook voor Blaas, die afwisseling inmiddels tot kunst verheven heeft. ‘In een tussenuur werk ik aan een opdracht voor OCW, op het ministerie bereid ik mijn lessen voor.’ Hij noemt de combinatie ideaal. ‘Ik kan doen wat ik leuk vind: wat ik zelf ervaar in de klas of hoor van collega’s, kan ik bij het ministerie aankaarten. Beide banen profiteren van mijn bezigheden, dat vind ik een voorwaarde voor hybride docentschap. Het moet wel met elkaar te rijmen zijn.’
‘Een les bouwen
vraagt om een
rustige werkplek’
De dagen dat Blaas op het ministerie is, regelt hij bijvoorbeeld de infrastructuur voor het dossier geschiedenis, van programma tot examinering. Zijn baan bij OCW is meer dan de veronderstelde oersaaie nota’s maken. ‘Het is écht een speeltuin voor de onderwijsprofessional. Ik kan hier snel doorgroeien, zit bij Kamerdebatten, denk mee over het lerarenportfolio, de opstart van nieuwe scholen. Ik mag me tegen zo veel dossiers aan bemoeien dat ik mezelf er soms tegen moet beschermen.’
Zijn werkzaamheden strikt gescheiden houden, lijkt voor Blaas minder van belang. Neem zijn lesvoorbereiding bij OCW: ‘Mijn sociale antennes staan altijd aan. Het bouwen van een goede les lukt niet binnen de hectische muren van de school. Het vraagt om creativiteit en een rustige werkplek.’ Op het ministerie zijn er momenten – de vergaderingen – waar Blaas een tikkie burgerlijk ongehoorzaam wordt. ‘Ik kan heel goed switch-tasken tussen de vergadering en een stuk dat ik moet lezen voor school.’ Het schakelen tussen banen maakt hem efficiënter en leerde hem beter ‘nee’ zeggen. Dat hij niet overal diep in kan duiken, is de keerzijde. ‘Ik zou op school best meer tijd willen spenderen aan het profielwerkstuk of met de vaksectie een verdiepingsprotocol willen maken voor economie. Dat lukt helaas niet in twee dagen.’ Want Blaas is ook nog druk met zijn mentorklas en teamontwikkelingen van de vaksectie. ‘Mijn werk op school is allesbehalve een ceremoniële functie. Man, ik geef hardcore les.’
Na zijn master economie stond Blaas twee jaar voor de klas op college de Heemlanden in Houten, als onderdeel van Eerst de klas, een tweejarig traineeship om pas afgestudeerde academici te motiveren voor het docentschap. Terwijl hij zijn kans greep – ‘Tof! Ik geef al jaren bijles, waarom geen “bijles” aan dertig kinderen?’ – wist Blaas niet zeker of hij leraar wilde worden. Aan school, leerlingen en collega’s lag het niet; die waren waanzinnig leuk en dit was de ultieme trial-and-error-plek. ‘De omgeving was zo veilig dat ik kon experimenteren met mijn lessen en echt alle denkbare beginnersfouten maakte om de orde te handhaven. De leerlingen verloren geen respect.’ Toch wilde hij na die twee jaar iets anders. Hij werkte tijdelijk als projectmedewerker bij de inspectie. In dat jaar miste hij de school en wist hij zeker: ‘Ik wil óók leraar zijn.’
Zo gezegd, zo gedaan. Blaas solliciteerde en werd aangenomen op het Hyperion Lyceum, waar de ‘methode’ zo flexibel en modulair is dat hij zijn lessen op eigen wijze invult: verhalend, interactief en audiovisueel. ‘Economie is zo’n abstract vak dat geen leerling van tevoren echt intrinsiek gemotiveerd is.’ Blaas werkt daarom veel met actualiteitenzenders als het NOS Journaal en RTL Z. ‘Griekse staatsobligaties, werkloosheid, Rutte die iets over belastingen zegt, met die items gaat economie voor leerlingen pas leven.’
Blaas komt uit een onderwijsfamilie. Zijn vader was docent Engels op het Gerrit Rietveldcollege in Utrecht. Zijn moeder gaf ritmisch gymnastiek en een paar familieleden geven les op een basisschool. Toch werd thuis niet veel over onderwijs gesproken. ‘Ik herinner me vooral dat mijn pa zat na te kijken.’ Pas jaren later zag Blaas zijn vader pas écht aan het werk als leraar. Tijdens zijn traineeship in Houten moest hij aan de hand van oude filmbeelden de lessen van leraren analyseren. Terwijl hij de korrelige beelden bekeek, verscheen een jonge leraar met grote snor. ‘Druk gebarend wandelde hij met een groepje door Londen. Leerlingen hingen aan zijn lippen. Mijn mond viel open. De man die ik bewonderde was mijn bloedeigen vader! Ik was flabbergasted. Hij is nét met pensioen. Na 44 jaar op dezelfde school. Wat een contrast met mijn hybride bestaan.’
Over vier jaar gaat zijn dochter naar school in een stad met by far het grootste lerarentekort. Maakt Blaas zich zorgen? ‘Nee, integendeel. Bij jonge collega-docenten zie ik een groter verloop, maar ze stappen eruit en keren ook weer terug, al dan niet parttime. Leraren die, zoals mijn pa, veertig jaar op één school één vak geven, zullen zeldzamer worden.’ De kritiek dat onderwijs al dertig jaar zou stilstaan, vindt hij onterecht. ‘We zijn juist ontiegelijk aan het innoveren. Dat het beter wordt, staat voor mij als een paal boven water.’
Dit artikel verscheen in de rubriek De Biotoop in Didactief, april 2019.
1 In de biotoop van Paul Groos
2 In de biotoop van Jikkemien Kuypers
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven