‘Goedemorgen! Ik ben oud en grijs, dus ik ga even kijken of iedereen van klas 1h er is.’ Terwijl wiskundedocent Dick Maas (54) de namen in zijn havo-brugklas opnoemt, neemt hij bijbehorende gezichten in zich op. Olaf, Jules, Andrew, Danique, Eva, Zara, Nina, Melvin. Dertig in totaal. Ze zitten twee aan twee op de eerste verdieping van het Ds. Pierson College in Den Bosch, een protestants-christelijke scholengemeenschap met 1.650 leerlingen in vmbo-t, havo en vwo. Gisteren, op de eerste schooldag, werkten ze in een groot, vierkant lokaal: veel handiger bij de methode waarmee de wiskundesectie werkt. Sinds vorig jaar is er bij dit vak namelijk nog maar weinig klassikale instructie. Kinderen werken individueel en in groepjes van vier. Er zijn uitlegvideo’s via Google Classroom. De toetsen zijn frequenter maar korter en worden niet met een cijfer maar met een ‘goed’, ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ beoordeeld. Bij een onvoldoende krijgt de leerling extra uitleg. Maas, die zelf trompet speelt in twee orkesten, vergelijkt zijn rol vaak met die van een dirigent. ‘De muzikanten studeren thuis de partijen in en tijdens de repetitie stuurt de dirigent bij.’
‘Ik ga nu maximaal tien minuten van jullie aandacht vragen om uit te leggen hoe we hier werken.’ Maas toont op het digibord een organogram, dat na een korte uitleg niet erg ingewikkeld blijkt. ‘Jullie zijn het gewend om een boek te pakken en die bladzijde voor bladzijde door te werken. Wij denken dat het anders kan. Leuker. Je mag zelf met behulp van het schema kiezen met welk hoofdstuk je begint.’
Nu nog is iedereen bij module 0, de instaptoets om te kijken hoe ver een leerling is. Het idee is dat alle modules aan het eind van het schooljaar af zijn. Mist iemand één module, bijvoorbeeld door ziekte, dan is er niets aan de hand. Diegene start in 2 havo met die module. ‘Oh ja, ik sluit niet álle modules af met een toets. We zullen dit jaar ook posters, krantendiagrammen en grafieken en foto’s van symmetrische verkeersborden maken. En wat dachten jullie van procenten berekenen met M&M’s?’
‘Als leraar ben je
een soort dirigent:
je stuurt bij’
De enthousiaste wiskundeleraar had al een kwart eeuw voor de klas kunnen staan. Zijn carrière verliep anders. De zoon van ouders met een winkelbedrijf, studeerde na de havo ruimtelijke ordening. Omdat de banen voor planologen schaars waren, stapte hij in het familiebedrijf, waar hij de leiding had over dertig man personeel. Na 25 jaar ondernemen wilde Maas iets anders. Enthousiaste onderwijsverhalen van zijn broer, zus, nicht en neef leidden tot een spoedcursus voor zij-instromers, met een assessment en een week meedraaien op het Amsterdamse Calandlyceum. De les liep totáál in de soep, maar hij wist zeker: ‘Ik wil voor de klas. Die interactie met kinderen vond ik geweldig. Ik stuiterde van de adrenaline.’ Nooit eerder had hij met pubers gewerkt, maar met gezamenlijk vijf kinderen (drie van hem en twee van zijn vriendin) was er genoeg praktijkervaring.
Maas ging in België studeren en behaalde binnen twee jaar een dubbele bevoegdheid voor wiskunde en economie. Kort daarna, in 2017, solliciteerde hij op het Ds. Pierson. Een schot in de roos. De school zat volop in de overgang naar ‘leerlingen aan het stuur’, dat mooi aansloot bij zijn afstudeeropdracht over 21e-eeuwse vaardigheden, eduScrum en formatief toetsen. ‘En… er was meteen een klik.’ Een jaar later is Maas nog steeds enthousiast. Elke morgen zit hij fluitend in de auto, elke middag gaat hij moe maar zingend weer naar huis. Achteraf zegt hij: ‘Dit had ik eerder moeten doen.’ Anderzijds realiseert hij zich dat levenservaring in dit vak een pré is. ‘Ik ben niet in het diepe gegooid.’
Paradoxaal genoeg gooit hij zijn leerlingen maar al te graag in het diepe. Want daar worden ze zelfstandig en ondernemend van: ‘Toen ik vorig schooljaar eens in de file stond en een kwartier te laat binnenkwam, zat iedereen rustig te werken.’ Kinderen die (bijna) kopje onder gaan, trekt hij – als een badmeester met haak – weer omhoog. Dat er op deze tweede schooldag wel heel veel kopjes onder gaan, levert hem geen stress op. Met alle geduld beantwoordt hij hun vragen. ‘Meneer, ik krijg mijn map niet open.’ ‘Meester, hoe krijg ik de ringband dicht?’ ‘Waar vind ik de antwoorden in Magister?’
Moeten deze leerlingen over enkele weken zelf aan het stuur staan, zoals in de visie van de school staat beschreven? ‘Wacht maar, ze worden met de week zelfstandiger,’ voorspelt Maas, die het afgelopen schooljaar ervaring opdeed met modulair onderwijs. Hij draaide een half jaar mee als co-leraar van collega Petra Clement. Zij heeft de leerlijnen uitgezet en modules gemaakt. Omdat Petra met zwangerschapsverlof is, trekt Maas nu de kar. ‘Een eervolle job.’
Terug naar het lokaal. Een meisje steekt haar vinger op: ‘Meneer, wij begrijpen deze allebei niet.’ Maas leest de opgave en begint zijn uitleg. Achter de tafel wordt tevreden geknikt, het kwartje valt. Nog meer vragen. Een jongen wil weten of hij zijn rekenmachine mag gebruiken, iemand weet niet wat decimalen zijn, de achterbuurvrouw is haar instaptoets vergeten en buurman Andrew wil beginnen met module 5. Maas loopt terug naar het digibord en richt zich vriendelijk tot de groep: ‘Als jullie vragen hebben, stel je ze eerst aan je buurman of -vrouw. Als die het antwoord ook niet weet, mag je je vraag aan mij stellen.’
De tijd verstrijkt, geroezemoes vervangt de vingers. Een meisje draait zich om naar haar achterbuurvrouwen en vraagt: ‘Snapt iemand dit schema?’ Een zekere gewenning treedt op in de groep, die zich een half uur geleden nog geen raad wist met zo veel vrijheid. Tegen het einde van de les zegt Maas: ‘Leg allemaal jullie potlood neer. Jullie hebben hard gewerkt. Wat een goed sfeertje, iedereen helpt elkaar. Dat belooft een leuk jaar te worden.’
Dit artikel verscheen in de rubriek De biotoop in Didactief, oktober 2018.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven