Op de dag dat ABN-AMRO weer naar de beurs gaat en het Nationaal Salaris Onderzoek de conclusie trekt dat hebzucht de belangrijkste drijfveer is van onze bankiers (ze zeggen het zelf), fietst Biotoop voor zijn laatste verhaal in deze serie naar het Altra College in het centrum van onze hoofdstad. Een plek waar altruïsme gelukkig nog vanzelfsprekend is. We mogen een uur meekijken in het onderbouwklasje van Bilal Majdoubi (25). Het zal een bijzonder uur worden.
Het Altra College is een school voor speciaal onderwijs en jeugd- en opvoedhulp. Ooit begonnen als een tehuis voor ongehuwde moeders en later een naschoolse dagopvang voor ‘onopgevoede’ jeugd. Nu is het een school voor speciaal onderwijs (vmbo-t) met een gedreven team van docenten, jeugd- en psychiatrische hulpverleners. Het doel uit de 19e eeuw is overeind gebleven: de eigen kracht van kinderen vergroten en ze vertrouwen geven in de toekomst.
‘Dit is het mooiste werk op aarde,’ zegt de rasoptimist Majdoubi, terwijl we drie trappen omhoog klimmen naar een rekenles aan zijn onderbouwgroep. Die telt slechts vier leerlingen. Eitje! Denken we nog. Maar bij de deur van het lokaal is er al iets vreemds aan de hand. Hij gaat niet open. Murat, een van zijn leerlingen, heeft er zijn voet voor gezet. Hij roept: ‘Ik ga niet werken vandaag, meester. U komt er niet in.’ Majdoubi kijkt door het bovenraampje en zegt rustig: ‘Het zou jammer zijn als ik je nu al een eerste waarschuwing moet geven’. Murat: ‘Fock it, u komt er niet in.’ Na wat gesoebat wijkt de deur en stuiteren de leerlingen de klas in. Een pet vliegt door de klas, er wordt geduwd en getrokken, jassen blijven aan en oordopjes in. De tafels staan tegen de muur. Schotten in het lokaal moeten de concentratie bevorderen, maar daar is vooralsnog weinig van te merken.
‘Meester ik heb een kilo coke, wilt u wat kopen?’
‘Meester, als mijn muziek uit moet, ga ik niet werken.’
‘Meester, ik heb geen boek.’
‘Meester, ik moet mijn pil.’
‘Meester, ik heb mijn dag gewoon niet.’
Bilal was vroeger zelf ook een stuiterbal, bekent hij, maar wel eentje die goed kon leren. ‘Ik ben ooit getest op adhd, maar dat bleek het niet te zijn. Ik was gewoon een vroege leerling, klein van stuk, jong en onrustig. Ik moest mijn positie in de klas bevechten.’ Zijn vader – slager in een vleesfabriek – wilde maar één ding: dat zijn kinderen gingen studeren. En zo geschiedde. Na een uitstapje naar de lerarenopleiding – ‘Ik werd gek van die reflectieverslagen’ – ging hij sociologie studeren en haalde hij zijn master beleid- en organisatiesociologie. Een goed betaalde baan in een glimmend kantoor lonkte, maar hij koos voor het leraarschap. ‘Ik heb mensen in mijn omgeving gezien die het niet gered hebben, terwijl ze wel talent hadden om te leren. Mijn geluk was dat ik de juiste leraren tegenkwam op het Callandlyceum in Amsterdam Osdorp. Ik wil gewoon iets terug doen.
Na twaalf lange, onrustige minuten zit iedereen op zijn plek met het werkboek rekenen voor zich. Nog 38 minuten te gaan. Bilal loopt rond, legt zijn hand op schouders, gooit zijn motivatietrukendoos volledig open: ‘Natuurlijk kun je het wel! Jij bent al goed bezig. En als je deze som af hebt, mag je muziek luisteren’. Op zijn bureau liggen de supportschriftjes die leerlingen van les naar les meenemen. Per les kunnen ze drie ‘G’s’ krijgen: voor een correcte aanspreektoon en lichaamstaal, het voltooien van de lestaak en het niet storen van klasgenoten. Als de leerlingen na de vijfde lesweek een score hebben van 80% volgt een beloning.
Stil in de klas wordt het nooit, maar de sfeer lijkt speels. Murat en Clyde kunnen elkaar maar niet met rust laten. Dan pakt Clyde ineens zijn pen en maakt een steekbeweging naar Yassir. In een fractie van een seconde breekt de hel los. Bilal springt tussen de jongens in, zijn bril valt op de grond. Murat – twee koppen groter – loopt hem zowat omver. ‘Jij moet je kankerbek houden!’ roept hij razend. ’Ik pak jou gewoon!’ De verslaggever wil onder een tafel kruipen, maar Bilal pakt rustig zijn telefoon. Binnen een mum van tijd stormen er twee collega’s van jeugdhulp de klas binnen. Clyde: ‘Raar mens, donder op!’ voegt hij een van de vrouwen toe. ‘Pas jij maar op voor popo,’ roept Murat hem na. ‘Popo betekent politie,’ tolkt Bilal.
Na de les is het pauze. Murat en Clyde spelen gebroederlijk een potje tafelvoetbal. Alsof er niks gebeurd is. ‘Emotieregulatiestoornis’ noemt Bilal het fenomeen. De vlam kan ineens in de pan slaan. Heel soms moet de politie agressieve leerlingen verwijderen uit de school. ‘Ik ben ’s avonds weleens moe, maar mijn energie haal ik uit de individuele contacten met mijn leerlingen. Vergis je niet, ook deze jongens kunnen het gaan maken in de maatschappij. Je kunt niet iedereen redden, maar het zal me niet verbazen als ze over vier jaar gewoon uitstromen naar een mbo-opleiding.’
Bij de uitgang stuit hij op zijn mentorleerling Frénk die zegt dat hij toestemming heeft om naar huis te gaan. Bilal: ‘Toestemming van wie? Ik ben je mentor, weet je nog?’ Een passerende gastdocent van groot postuur knikt naar de jongen: ‘Hé gast, deze school is jouw carrière. Doe je ding!’ Dan sloft de jongen traag terug naar binnen. Met een knipoog vieren de docenten hun kleine overwinning.
Zou het klasje van Bilal niet een louterende stageplek zijn voor de jongens van de Zuidas?
De namen van de leerlingen in dit verhaal zijn om privacy-redenen gefingeerd.
Dit artikel verscheen in de rubriek 'Biotoop' in Didactief, december 2015.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven