Wat doet een leraar Engels in de herfstvakantie? Schrijven aan z’n eerste roman. En de dagen aftellen tot hij weer naar school mag. Want Bart Ongering, vmbo-docent op de Open Schoolgemeenschap Bijlmer (vmbo/havo/vwo), is het liefst bij zijn leerlingen. ‘Ik mis ze. Loslaten vind ik ontzettend moeilijk. Ik heb dit jaar een nieuwe mentorklas, 3 vmbo-basis/-kader. En ik begin net iedereen een beetje te leren kennen,’ zegt hij zacht en op een toon alsof dat allang gebeurd had moeten zijn.
Vakanties besteedt hij toch zinvol door te werken aan zijn roman in debatcentrum De Balie, zijn geliefde stek in Amsterdam, waar we elkaar ontmoeten. Het boek gaat niet over onderwijs. ‘Het wordt fictie. Meer kan ik er ook niet over zeggen. Het is zelfs voor mij nog geheim,’ lacht hij. Het terras, aan het Leidseplein, is niet de meest rustige plek in de stad. ‘Maar dat is juist de bedoeling,’ zegt Ongering. Mensen, optrekkende auto’s en klingelende trams inspireren hem bij het schrijven. En soms, als hij opkijkt van zijn laptop, ziet hij een leerling lopen. Het toeval wil dat er ook nu een oud-leerling voorbijkomt. Ongering straalt: ‘Hé, dat is Fay. Ze hield een boeiende presentatie over de Nieuwmarktrellen (ernstige ongeregeldheden in 1975 in Amsterdam, red.). Ik was verrast; ze had uitgebreid onderzoek gedaan en bleek ongelooflijk veel te weten. Een goed voorbeeld van hoe kennisoverdracht twee kanten op kan gaan. Ik leer elke dag van mijn leerlingen.’ Als het stadslawaai de overhand neemt, stopt Ongering even met praten. Hij verheft zijn stem nooit, nu niet en straks in de klas ook niet. Want met schreeuwen bereik je niemand.
Leerlingen bereiken, dat kan Ongering, zo lezen we in zijn onderwijscolumns die hij twee jaar lang voor Trouw schreef. We zien het ook op zijn Facebookpagina Meester Bart, met meer dan 170 duizend volgers. Hij plaatste er jarenlang quotes die hij tijdens zijn lessen hoorde, zoals: ‘Waarom ben je te laat? Leerling: Omdat ik mijn schoenen nog moest inlopen, meester.’ En de liefste dialoog van het afgelopen schooljaar: ‘Leerling: Waarom viel uw les uit? Ik moest naar de huisarts vanmorgen. Is alles goed met u? Ja. Belooft u me dat er niets is? Beloofd.’ Ongering: ‘Ik kon wel huilen. Het was een leerling uit 4 kader. En ik dacht: hoe intelligent ben je als je dat durft te zeggen tegen een docent van 35? Het is zo belangrijk om dat niet te onderschatten. Ik gaf de leerling een knuffel. En terwijl hij op de gang tegen een blikje schopte, zag ik een glimlach. Dat zijn cadeautjes.’
'Pedagogisch handelen is een voorwaarde om goed les te geven'
Ongering was 26 toen hij leraar werd. Als kind dacht hij nooit: ik word later leraar. Schrijver trouwens ook niet. Na de mavo koos hij voor mbo Detailhandel en Mode en Techniek, maar beide opleidingen rondde hij niet af. Hij werkte in een kledingwinkel en op zijn 21e deed hij een beroepskeuzetest. Grafisch ontwerper, kwam eruit. ‘Ik voelde er niets voor.’
Dat Ongering uiteindelijk toch docent Engels werd, leek voorbestemd. Zijn opa was schooldirecteur van Mavo Willem van Duivenvoorde in Oosterhout. Zeven ooms en tantes waren leraar of zijn dat nog, en een stuk of zes nichten en neven staan voor de klas. Ook een broertje en zusje zitten in het onderwijs en last but not least: zijn moeder was juf op een basisschool. ‘Ze is gestopt toen ze mij kreeg. Ze was creatief en maakte altijd van alles met haar klas. Helaas werd ze ziek; ze overleed toen ik veertien was. Ik heb met haar nooit over het vak kunnen praten.’ Wel met haar broer, oom Harrie: ‘Hij was mijn voogd en met hem voerde ik goede gesprekken. Later bezocht ik hem eens op Sint Maarten (Antillen, red.), waar hij docent Engels was. Ik mocht meekijken in de klas. Hij vertelde persoonlijke verhalen, stelde zich kwetsbaar op, maakte grapjes en legde zijn hand op een schouder. Hij was de leraar die ik had willen hebben.’ Toen Ongering op advies van oom Harrie uiteindelijk de lerarenopleiding ging doen, spraken ze vaak over onderwijs. ‘Helaas is hij vlak voordat ik écht als leraar begon overleden.’
‘Weet je, lesgeven is zoveel meer dan de present simple en irregular verbs uitleggen,’ zegt Ongering terwijl hij een slok van zijn cappuccino neemt. ‘Vakdidactiek is belangrijk, maar pedagogisch handelen is voor mij een voorwaarde om goed les te kunnen geven. Daarom beginnen we op onze school elk lesuur in de kring. Dat dwingt iedereen om elkaar aan te kijken. Het gesprek duurt meestal twintig seconden, maar dat kan ook twintig minuten zijn, of een heel uur. Soms hebben we dan niet eens de verplichte lesstof behandeld, maar wel een maatschappelijk of persoonlijk gesprek gevoerd.’
Ongering zucht: het interview versterkt zijn heimwee naar school. Hij zit nog midden in zijn kennismakingsproces met de leerlingen. De eerste huisbezoeken staan na de vakantie gepland. ‘Ik ga bij mijn nieuwe mentorklas op bezoek,’ licht hij toe. ‘De meeste gesprekken duren drie kwartier tot een uur. Ik kom niet controleren, maar kennismaken. Met de ouders en met de omgeving waar mijn leerling zijn huiswerk maakt.’ Of juist niet kan maken, doordat er thuis geen plek is om rustig te werken, of omdat de leerling andere taken doet of de verantwoordelijkheid voor zijn broertjes of zusjes heeft. ‘Daar kom je in één oudergesprek op school niet achter. Het huisbezoek was een tip van een collega. Hij zei: “Bart, het kost je veel tijd, maar door zo’n gesprek krijg je zo veel meer begrip voor de leerling.” School is tenslotte niet alleen een kennisinstituut. Het is óók een plek waar je leerlingen begeleidt om als aardige mensen de maatschappij in te gaan.’
Dit artikel verscheen in de rubriek 'Biotoop' in Didactief, oktober 2017.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven