Zowel taalproblemen als motorische problemen lijken te worden veroorzaakt door een stoornis in het cerebellum, ook wel 'kleine hersenen' genoemd. Dat hersengebied stuurt namelijk het 'impliciete leren' aan: een vorm van leren waarbij we niet expliciet de regeltjes krijgen uitgelegd, maar juist leren door te zien en te imiteren. Daarmee leren we vaardigheden als lopen en fietsen, maar ook bijvoorbeeld het leren spreken van de moedertaal.
In haar promotieonderzoek deed Goldberg experimenten om te testen of dyslexie inderdaad samenhangt met een stoornis in het cerebellum. Ze liet een groep volwassen dyslectici en een controlegroep een aantal cognitieve en motorische taken uitvoeren. De proefpersonen moesten bijvoorbeeld kralen rijgen, een fictieve taal leren en visuele patronen herkennen: allemaal opdrachten waarbij een beroep wordt gedaan op het impliciete leren.
De dyslectici bleken inderdaad minder goed op de taken te presteren dan de controlegroep. Dat wijst erop dat er bij dyslectici sprake is van een storing in het cerebellum, aldus de onderzoeker. Vooral het koppelen van letters aan klanken hangt volgens Goldberg nauw samen met impliciet leren, wat de leesproblemen van dyslectici zou kunnen verklaren.
16 april 2014
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven