Onderzoek

Hoe meet je of een leerling goed kan samenwerken?

Tekst Guuske Ledoux en Joost Meijer
Gepubliceerd op 30-05-2014 Gewijzigd op 11-02-2021
Beeld Human Touch Photography
Naast taal en rekenen moeten scholen ook laten zien dat leerlingen goed presteren als het bijvoorbeeld gaat om sociale vaardigheden. Maar hoe doe je dat?

Hoe achterhaal je of leerlingen goed kunnen samenwerken? Stel, je zet ze in een groep en geeft ze de opdracht om samen een maquette van een school te maken. Twee uur later kom je terug en staat de maquette er. Zelfs uitgebreider dan je had gevraagd. Hebben ze dan goed samengewerkt? Antwoord: geen idee. Als een van de leerlingen een handige knutselaar is en in zijn eentje aan de slag is gegaan, terwijl de anderen hebben toegekeken zonder hem in de weg te zitten, zijn we geneigd om te zeggen dat dit toch niet de bedoeling was. Aan de andere kant: kennelijk is er consensus ontstaan over wie deze opdracht het beste kon uitvoeren. Een zeer goede samenwerking dus.

De vraag hoe je samenwerking het beste kunt meten, maar ook andere vaardigheden zoals conflicten kunnen oplossen of kunnen omgaan met ict, stond centraal in het onderzoek Meetinstrumenten voor sociale competenties, metacognitie en advanced skills van het Kohnstamm Instituut.

De inspectie moet werken met onduidelijke definities

Het antwoord is afhankelijk van hoe je ‘samenwerking’, ‘conflictoplossing’ of ‘informatieverwerking’ definieert. En daarover lopen de meningen nogal uiteen, constateerden de onderzoekers toen zij een inventarisatie maakten van beschikbare Nederlandstalige en niet-Nederlandstalige meetinstrumenten. Als je ‘samenwerking’ vooral ziet als ‘consensusvorming’ en bijvoorbeeld niet als ‘het maken van een eerlijke taakverdeling’, kun je in de ene test een positievere uitslag krijgen dan in de andere.

Burgerschap

Het Kohnstamm Instituut verrichtte het vergelijkingsonderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. Dat wil graag inzichtelijker krijgen wat scholen op het vlak van sociale competentie en andere cognitieve vaardigheden naast rekenen en taal voor elkaar krijgen. Het huidige overheidsbeleid legt de focus op taal en rekenen, maar ondertussen leeft het besef dat een eenzijdige nadruk hierop leerlingen te beperkt voorbereidt op de samenleving (zie ook het interview met hoogleraar Anne Bert Dijkstra, Didactief, december 2013). Maar terwijl de middelen om het taal- en rekenniveau te meten steeds verder ontwikkeld worden, blijven de meetinstrumenten voor vaardigheden en de kennis erover achter.

Een concreet voorbeeld geeft het burgerschapsonderwijs. Scholen zijn wettelijk verplicht hieraan aandacht te besteden, de inspectie moet daarop dus toezicht houden, maar er heerst vaak nog verwarring over of en hoe dat kan. Ook heeft de overheid al enige tijd geleden Cito gevraagd om in het periodieke peilingsonderzoek aandacht te besteden aan sociale vaardigheden. Ook hiervoor is het van belang dat voor iedereen duidelijk is wat geschikte meetinstrumenten zijn.

Onzekerheden

Uit het vergelijkingsonderzoek blijkt dat voor het meten van de sociale competenties van leerlingen tussen de 8 en 18 jaar zeer behoorlijke instrumenten bestaan, die bovendien weinig training van de leraren vragen. De input voor deze instrumenten bestaat voornamelijk uit observaties (door leraren, in een enkel geval ook door ouders) en vragenlijsten voor leerlingen. Voor het burgerschapsonderwijs is er onder meer het Meetinstrument burgerschapscompetenties. Voor de sociaal-emotionele ontwikkeling zijn er onder andere de Sociale-competentie-observatielijst (SCOL) en Sociaal emotionele ontwikkeling van leerlingen (SEOL).

Maar goede instrumenten om metacognitie (zelfreflectie, kritisch denken) te meten, liggen minder voor het oprapen. Zo is er voor het primair onderwijs vrijwel niets, omdat vragenlijsten niet goed werken: basisschoolleerlingen effectief bevragen over hun zelfreflectieve vermogens is lastig en soms onmogelijk. Toch zou een veel gebruikt instrument als de Motivated Strategies for Learning Questionnaire (MSLQ) mogelijkheden voor de bovenbouw van het basisonderwijs kunnen bieden, maar dat vraagt eerst om meer onderzoek.

Ook voor het meten van advanced skills (vaardigheden die nodig zijn om succesvol deel te kunnen nemen aan de huidige kenniseconomie) zijn er nauwelijks geschikte middelen aanwezig. Eigenlijk bestaan er alleen goede instrumenten om ict-vaardigheden te meten, maar dat is een zeer gedeeltelijke dekking van het terrein. Voor ‘creativiteit’ en ‘omgaan met onzekerheden’ (die ook advanced skills zijn) is er niets en het is de vraag of daar ooit iets bruikbaars voor zal komen.

Ook zijn er veel ongeschikte meetinstrumenten. Zij meten bijvoorbeeld een mengsel van (sociale en coginitieve) vaardigheden, zijn alleen voor oudere kinderen geschikt, of zijn zo specifiek dat ze niet goed bruikbaar zijn voor een algemeen, vakoverstijgend beeld.

 

Een overzicht van geschikte (en minder geschikte) instrumenten voor het meten van sociale en cognitieve vaardigheden is te vinden in het rapport Meetinstrumenten voor sociale competenties, metacognitie en advanced skills (Amsterdam: Kohnstamm Instituut, 2013). Te downloaden op www.kohnstamminstituut.uva.nl.

Dit artikel is eerder verschenen in Didactief, mei 2014.

Click here to revoke the Cookie consent