Interview

Hoe kijkt mentor naar starter?

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 22-01-2019 Gewijzigd op 18-07-2019
Q&A Gisbert van Ginkel - Contact met leerlingen, zelfvertrouwen, niet te perfectionistisch. Vooral daarop letten leraren die stagiairs begeleiden. Gisbert van Ginkel, lerarenopleider aan de Radboud Docenten Academie, bracht de blik van mentoren in kaart.

Je hebt een enquête gedaan onder ruim zevenhonderd mentoren in het vo en er zo’n dertig geïnterviewd. Wat wilde je weten?
‘Adaptief begeleiden is belangrijk: stem de begeleiding af op wat je denkt dat een student nodig heeft. Er bestaat geen kant-en-klaar model voor hoe je dat doet, de praktijkkennis van mentoren hierover is vaak impliciet. Ik wilde die kennis boven tafel krijgen.’

Hoe kijken ervaren leraren naar beginners?
‘De belangrijkste dingen die ze noemden, zijn terug te voeren op de big two, de twee kenmerken waarop mensen elkaar vaak onbewust beoordelen: warmte en competentie. Bij warmte gaat het erom hoe leraren in opleiding contact maken met leerlingen en hoe ze zich identificeren met het leraarsberoep. Dat hangt samen: een leraar die zich goed identificeert met de leraarsrol, weet volgens de mentoren de goede balans te vinden tussen afstand en nabijheid. Bij competentie gaat het om perfectionisme en zelfvertrouwen. Plant iemand een les bijvoorbeeld tot achter de komma of doet hij het à l’improviste? Ook daarbij is volgens de mentoren balans belangrijk. Perfectionisme kan een student belemmeren om flexibel te reageren in de klas en om goed te reflecteren op eigen gedrag.’

Je maakt onderscheid tussen lesgeven en leren lesgeven, waarom is dat belangrijk?
‘Omdat dat een ontwikkelingsperspectief biedt. Mentoren praten over kenmerken als zelfvertrouwen en perfectionisme vaak als relatief vaste karaktertrekken, maar toch sturen ze daarop ook bij. Als een student zijn lessen vooraf niet gericht plant, benoemen ze dat bijvoorbeeld als “zo is hij nou eenmaal”, maar ze zeggen daar ook wel wat van. Ik heb in mijn eigen opleidingspraktijk ook vaak gezien dat een student door een eerdere stage heel onzeker was en er dankzij goede begeleiding door een mentor weer helemaal bovenop kwam en vol zelfvertrouwen voor de klas stond.’

Wat doen leraren om studenten bij te sturen?
‘Meest genoemd is confronteren, een realitycheck voor studenten: jij doet dit, maar dát is wat van jou als leraar wordt verwacht. Bij direct zichtbare problemen zeggen mentoren dit ronduit, bijvoorbeeld als een student ongepaste kleding draagt. Bij complexere problemen proberen ze studenten vaak via een omweg bewust te maken van hun gedrag. Je kunt wel tegen iemand zeggen dat hij te perfectionistisch is, maar dat werkt niet. Je kunt ook zeggen: “Je had je lessen heel goed voorbereid, wat jammer nou dat de leerlingen niet meededen. Hoe kwam dat, denk je?” Daarmee zet je de student zelf aan het denken over wat hij misschien anders kan aanpakken.’

Wat levert je onderzoek op voor de praktijk?
‘Mentoren kunnen hun eigen praktijk spiegelen aan de kenmerken van adaptief begeleiden die ik in mijn proefschrift beschrijf. Bijvoorbeeld wat ze doen als een student overmatig zelfverzekerd overkomt en te weinig openstaat voor de inbreng van leerlingen en de mentor. Of alles buiten zichzelf legt. Dat lijkt me materiaal dat goed gebruikt kan worden in de training van mentoren.’

En wat heb je er zelf als lerarenopleider van opgestoken?
‘Dat adaptief begeleiden veel kennis vraagt. Ik denk dat we mentoren in het vo daarin nog wel wat meer kunnen trainen. Veel trainingen zijn nu gericht op het voeren van een begeleidingsgesprek, maar activiteiten als samen met een student lessen voorbereiden of samen werk van leerlingen analyseren, zijn ook heel zinvol. Daarin kan de mentor zijn praktijkkennis goed delen met de student en kom je bovendien tegemoet aan een belangrijke motivatie van leraren om mentor te worden: ze doen dit niet alleen om de volgende generatie in het zadel te helpen, maar ook om er zelf iets van te leren en zichzelf verder te ontwikkelen. En verder bevestigt mijn onderzoek weer dat begeleiden geen taak is die een leraar er even bij kan doen. Het is een professionele rol waarin je je kunt verbeteren. Dat mag meer erkend worden.’


Gisbert van Ginkel, Making Mentoring Match: Mentor Teachers’ Practical Knowledge of Adaptive Mentoring. Proefschrift Universiteit Leiden/ICLON, 2018.

Dit artikel verscheen in de rubriek Onderzoek kort in Didactief, januari/februari 2019.

Verder lezen

1 ‘Vertrouw op je eigen kennis’

Click here to revoke the Cookie consent