Onderzoek

Hoe beïnvloedt gehechtheid (probleem)gedrag?

Tekst Eline Geus
Gepubliceerd op 18-10-2017 Gewijzigd op 19-10-2017
Beeld Human Touch Photography
Probleemgedrag of juist een teruggetrokken kind in de klas: soms is de gehechtheid van het kind de oorzaak. 30 tot 40% van de gezonde, thuiswonende kinderen is volgens onderzoekers onveilig gehecht en dat zie je vaak terug in hun gedrag.

Hechting, hoe zat dat ook alweer? Kinderen uit alle culturen hechten zich emotioneel aan hun ouders of opvoeders. Zo hebben ze meer kans om te overleven en de leeftijd te bereiken om zelf kinderen te krijgen. Kinderen zoeken contact en comfort bij hun ouders of opvoeders, ofwel nabijheid en veiligheid. De gehechtheidstheorie is dus een evolutionaire theorie, vertelt professor Marian Bakermans-Kranenburg van Universiteit Leiden op het jaarlijkse congres ‘Hechten met hindernissen’.

Hechting bekijk je niet vanuit de mate, maar vanuit de kwaliteit van de hechting. Hoe veilig is iemand gehecht? Ook als leraar bouw je een hechtingsrelatie op met je leerlingen. Als een kind in een stresssituatie troost zoekt bij de ouder of leraar en daarna weer verder durft te exploreren, dan is het veilig gehecht. De ouder of leraar is dan een veilige basis (zie afbeelding). Dit bereik je door sensitief te zijn voor het kind. Sensitiviteit houdt in dat je bewust bent van het signaal dat het kind geeft, dit correct interpreteert en daar adequaat naar handelt. Maar dat is niet voor ieder kind vanzelfsprekend. 30 tot 40% van de gezonde kinderen die thuis wonen is volgens Bakermans-Kranenburg onveilig gehecht. (bron 1, bron 2) (tekst gaat verder onder afbeelding)gehechtheid

Onveilige hechting uit zich op verschillende manieren. Therapeut Chiel Vaessen : ‘Angstig vermijdende kinderen tonen zich niet’, vertelt hij. ‘Ze doen niet veel, het zijn die kinderen die alleen staan. Die kinderen waarvan je bijna niets weet op te schrijven in een verslag. Die moet je in de gaten houden. Angstig ambivalent gehechte kinderen lopen juist voorop om je van alles te vertellen en te vragen. Zboze leerlinge willen je aandacht, liefst 1 op 1, en als ze die even niet krijgen voelen ze zich afgewezen. Dan krijg je ‘hannibal himself’. Ze weten feilloos je achillespees te vinden en stampen erop. Ze trekken je aan en stoten je af. Het zijn die kinderen waar je ’s nachts ongewild aan ligt te denken, waarvan je op de fiets denkt ‘hé dat had ik anders willen doen’.  Elke dag neem je je voor om als professional te handelen, maar dat is lastig als je achillespees de hele dag getriggerd wordt. Heb je zo’n leerling? Wellicht speelt hechting een rol.’

Maar hoe weet je hoe een kind gehecht is? Bakermans Kranenburg: ‘Dat onderzoeken we bij hele jonge kinderen met de vreemde situatie.' (bekijk hier een filmpje)‘Een kind en een ouder spelen in een kamer. De ouder gaat weg en een vreemde komt binnen en gaat met het kind spelen. We kijken dan hoe het kind reageert. Daarna komt de ouder terug en verlaat de vreemde de kamer. Wat doet het kind als de ouder terug komt? Veilig gehechte kinderen kenmerken zich door eerst troost te zoeken en vervolgens de ouder weer als veilige basis te gebruiken om verder te gaan spelen. Dit is zo’n 60 tot 70% van de kinderen. Ambivalent gehechte kinderen weten niet hoe ze met hun emoties om moeten gaan. Wel of niet naar de ouder gaan? Ze zijn ontroostbaar als de ouder weg is, maar laten zich niet goed troosten als hij/zij terug komt. Dit zien we vaak als de ouder ook een bron van spanning is, zoals bij mishandeling. Zo’n 10% van de kinderen is ambivalent gehecht.’.
Sinds kort wordt er nog een extra vorm van hechting gebruikt: gedesorganiseerde hechting. ‘Dit lijkt op de ambivalente hechting’, vertelt Bakermans-Kranenburg. ‘Ook hier weet het kind niet goed wat het met zijn gevoelens aan moet. Toenadering zoeken of juist niet?’

Nature of nurture?

Het gedrag van de opvoeder speelt dus een rol in de ontwikkeling van gehechtheid. Toch lijkt het type hechting van het kind vaak op hoe de ouder zijn eigen hechting voorstelt. Hoe kan dat? ‘Middels tweelingenonderzoek onderzochten Bakermans-Kranenburg en collega’s of genen een rol spelen maar tot nu toe hebben ze geen genetisch patroon voor hechting in de kindertijd gevonden. Vooral de omgeving lijkt te bepalen hoe kinderen zich hechten.

In andere onderzoeksgroepen is het gen DRD4 gevonden, een soort dopamine, dat een rol speelt bij hechting, en ook bij adhd, impulsiviteit en alcohol of drugsmisbruik. Mensen die zeven keer een herhaling van het DRD4 gen hebben, zijn gevoeliger voor gehechtheid.

Mishandeling

Als je als kind mishandeld wordt door je ouders of opvoeder, dan heeft dat logischerwijs invloed op je hechting aan die opvoeder. Maar er is meer. Bakermans-Kranenburg: ‘Mishandelende ouders herkennen minder snel angst. Mishandelde kinderen herkennen juist sneller boosheid.’ Het blijkt ook sporen na te laten in het brein. ‘Mishandelde kinderen hebben een kleinere hippocampus, het deel van je brein dat een rol speelt in geheugen en leren’.

Licht verstandelijke beperking (lvb)

Ook voor kinderen of ouders met een licht verstandelijke beperking verloopt het hechtingsproces meestal niet op rolletjes. En omdat kinderen met een lvb vaak beginnen op een reguliere school voordat ze gesignaleerd en gediagnosticeerd worden, kunnen ook leraren daar mee te maken krijgen.

Steeds meer mensen krijgen een lvb, constateert professor Xavier Moonen. Hij heeft het overigens liever over functioneren op het niveau van een lvb dan over het hebben van een lvboorzaken van een lvb‘Sommigen worden er mee geboren, bijvoorbeeld door genetische aanleg of het foetaal alcohol syndroom. Je kunt ook door epilepsie of een hersenbloeding gaan functioneren op het niveau van een lvb. Of doordat je op school niet mee kunt komen, omdat het zover af staat van je thuissituatie en je prestaties en gedrag uiteindelijk van kwaad tot erger gaan op school. De cultuur kan een rol spelen als je bijvoorbeeld al veel ellende hebt gezien. Dat kan resulteren in lage cognitief/sociaal vermogen en dus functioneren op het niveau van een lvb.’ .

Een lvb uit zich op verschillende manieren, legt Moonen uit. Meestal hebben mensen met het niveau van een lvb problemen met

  • Informatie verwerking, zoals informatie selecteren en terugvinden

  • Regulerende functies, zoals planning of aandacht richten

  • Probleemoplossend vermogen, zoals metacognitie of vanuit verschillende perspectieven kijken

  • Generalisatie, denk aan het toepassen in verschillende contexten

‘Kinderen en jongeren met een lvb hebben ook moeite met het kiezen van het juiste gedrag in situaties. Is het nu gepast om te reageren vanuit agressie, vluchten of vriendelijkheid? Dat vinden ze moeilijk, zeker onder druk. Ze reageren dan automatisch in vluchtgedrag of juist door een grote mond op te zetten.’

Maar wat als je vader of moeder op het niveau van een lvb functioneert? Dan gaat het vaak mis, vertelt Moonen. ‘Ouders met een lvb ervaren meer kind-gerelateerde opvoedingsstress en hebben meer behoefte aan ondersteuning voor het gedrag van hun kind. Maar ga niet focussen op hun eigen lvb, want daar hebben ze geen behoefte aan’, zo adviseert Moonen. ‘En ga niet te snel in de actiemodus, pas als de ouders daar ook in zitten. Vaak denken ze nog na over het probleem als jij al in actie wilt schieten. Dan sla je de plank mis.’ Tot slot tipt Moonen om ook bij het communiceren rekening te houden met het niveau van de ouders. ‘Zeg alleen de kern van je boodschap, gebruik minder woorden in plaats van meer.’

Slecht gehecht: wat nu?

Als het zo vaak fout gaat, wat kunnen we er dan aan doen?

Het gedrag van leerlingen en de reactie van ouders of leraren daarop is vaak een vast patroon, zo beschrijft therapeut Chiel Vaessen. ‘Een leerling gedraagt zich vervelend, de leraar reageert ook minder sociaal en de leerling gaat nog vervelender doen. Of denk aan angstig vermijdende kinderen: als wij ze niet zien, bevestigen we hun gevoel dat ze niet gezien hoeven te worden en daardoor zien we ze nog minder.

Wat doe je dan? ‘Om dit patroon te doorbreken, verander je jouw eigen reactie.’ Vaessen adviseert bijvoorbeeld zijn B&L aanpak. ‘Denk bijvoorbeeld aan een ambivalent gehecht kind dat veel gedragsovertredingen maakt. Als leraar of ouder handel je inconsequent, wat haast niet anders kan als het probleemgedrag de hele dag doorgaat. Dat maakt je een onveilige opvoeder. Bij de B&L-aanpak maak je onderscheid tussen Belangrijke en Lastige gedragsovertredingen. De belangrijke gedragsovertredingen, ongeveer 5%, pak je heel strikt en gedragsmatig aan met straffen en belonen. De andere 95% behandel je meer coachend, al pratend, niet straffend. Die 5% regels vormen het veilige kader. Met de coachende aanpak van de andere 95% bouw je aan de relatie.’

Rouw
Iemand aan wie je gehecht bent verliezen, dat is niet simpel. Maar liefst 6400 kinderen verliezen een ouder voor hun 18e, 2000 kinderen verliezen hun broer of zus. Hoe begeleid je jongeren daarin? ‘Doe niet alsof het er niet is, praat erover’, adviseert rouwdeskundige Daan Westerink. ‘Maar problematiseer het niet, sluit aan bij de jongere.’ Niet iedereen heeft therapeutische hulp nodig, benadruk Westerink.
leeftijdsgenoten bieden steunBelangrijk is ruimte geven aan de rouwende jongere. ‘Een jongere die haar zus verloor bij de ramp met de MH17 was heel blij dat haar buurvrouw haar adviseerde om eens een avondje lekker te gaan stappen met haar vriendinnen. Even hoefde ze niet met dat grote ding bezig te zijn.’ Want rouw is geen ziekte, maar je kunt wel ziek worden van een omgeving die je geen ruimte geeft. ‘Laat ze naar school of naar het werk gaan als ze daar behoefte aan hebben. Thuisblijven is verliesgericht, school of werk is herstelgericht.’
Maar rouwverwerking verloopt niet altijd vanzelf. ‘Als de jongere geen zin meer heeft, niet meer het huis uit komt of een schuldgevoel heeft, of als hij/zij het blijft negeren, dan spreken we van gecompliceerde rouw.’ Een therapeut die niet oordeelt en de jongere serieus neemt, kan dan helpen. Maar ook juist de directe omgeving is belangrijk, benadrukt Westerink. ‘Als je een hulpverlener vraagt, dan doet de omgeving een stapje achteruit. Maar juist die omgeving moet het zelf doen. Luister, zonder te oordelen. Jongeren hebben behoefte aan hun omgeving, aan confrontatie door een leeftijdsgenoot. Een jongere zei me eens dat ze dagenlang in bed lag na het overlijden van een familielid. Pas toen een vriendin zei ‘Stinkerd, kom eens uit bed’, zag ze waar ze mee bezig was. Ook structuur, zoals een reden om uit bed te komen, informatie, afleiding en communicatie over het gebeurde benoemen jongeren als hun behoeftes.’ Ofwel, praat met jongeren. Benoem het overlijden, doe niet alsof het er niet is. Westerink sluit het mooi af: ‘Rouw is de liefde voor diegene een plekje geven. Weten dat die liefde mag voortbestaan en dat je er altijd vragen over mag stellen’.

Bronvermelding

1 Landelijk kenniscentrum licht verstandelijke beperking
2 Handreiking vroegsignalering lvb
3 Filmpje over de vreemde situatie
4 Lees meer over prevalentie van de typen gehechtheid

Click here to revoke the Cookie consent