Onderzoek

Hecht minder aan cijfers

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 08-09-2022 Gewijzigd op 06-09-2022
Hij staat bekend als de uitvinder van de Cito-toets. Als de man die leraren een draai om de oren gaf en zei: jullie kunnen het niet, leerlingen zuiver beoordelen. Wat jullie nodig hebben, zijn objectieve toetsen.

Het is slechts een deel van het verhaal. Zeker, met zijn beroemde boek Vijven en zessen zwengelde De Groot in 1966 de discussie aan over subjectieve beoordeling, met objectieve toetsen als remedie. Maar zijn boek gaat ook over het belang van heldere doelen en eerlijke kansen voor álle leerlingen om die doelen te halen.
In 1958 keerde De Groot, hoogleraar Psychologie in Amsterdam, laaiend enthousiast terug van een studiereis naar de Educational Testing Service van Princeton University (Verenigde Staten). Dit instituut ontwikkelt (nog steeds) studietoetsen voor scholen en universiteiten. Zoiets zou Nederland ook moeten hebben, vond De Groot. Want met dit soort toetsen zou je korte metten kunnen maken met de willekeur van cijfers die hij in Nederlandse klassen zag.

A.D. de Groot pleitte
voor heldere doelen
en eerlijke kansen

De Groot zette zijn ideeën uiteen in het onderzoeksrapport Testmethoden ten dienste van het onderwijs (1958) en later, voor een breder publiek, in het spraakmakende Vijven en zessen. Onderlegger zijn, behalve zijn eigen onderzoek, twee analyses door collega’s van ruim vijftigduizend rapportcijfers uit het vo. De Groot concludeert dat die cijfers niet alleen veel nadruk krijgen, maar bovendien elke hardheid missen. Een 5 of 7 betekent bij de ene leraar bijvoorbeeld iets anders dan bij de andere. De een rekent streng, de ander soepel en dat leidt tot grote verschillen tussen leraren, scholen en vakken (voor wiskunde krijg je sneller een onvoldoende dan voor gym). Bovendien geven die cijfers hooguit een rangorde aan (een 8 is meer dan een 4), maar zijn de intervallen tussen de cijfers niet gelijk (een 8 is inhoudelijk niet per se dubbel zo goed als een 4 en het verschil tussen 6 en 8 is niet per se hetzelfde als tussen 4 en 6). Dat betekent dat je ze eigenlijk niet, zoals de meeste scholen wel doen, mag middelen.
Naast cijfers laten scholen bij beslissingen, over bijvoorbeeld wel of niet overgaan, ook nog eens persoonlijke indrukken over de leerling meewegen. Bijvoorbeeld: deze leerling is ongeschikt voor vwo, is lui, onrijp, kan het eigenlijk best. Dat is niet pedagogisch, maar paternalistisch, oordeelt De Groot. De fundering is subjectief en voor leerlingen (en ouders) is het ondoorzichtig.


Onrechtvaardig

De Groots werk sorteerde effect: in 1966 kreeg hij de opdracht van de gemeente Amsterdam om een studietoets te ontwikkelen die openbare basisscholen in de zesde klas konden afnemen, de voorloper van de latere Cito-toets. Bovendien werd twee jaar later in opdracht van het ministerie een Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (Cito) opgericht.
En de rest is geschiedenis? Nee, niet helemaal. Want De Groot pleit in zijn boek óók voor wat we tegenwoordig formatief handelen noemen. Hij bepleitte bovenal een rechtvaardiger systeem waarin cijfers en selectie minder dominant zijn en waarin onderwijs erop gericht is leerlingen verder te brengen in leren, in plaats van hen af te rekenen.

Elke leerling zou een
voldoende moeten
kunnen halen

Het cijfersysteem dat hij aantrof, was in elk geval niet rechtvaardig. Het bevestigde de wet van Posthumus: ongeacht de prestaties haalt in elke klas altijd zo’n kwart van de leerlingen een onvoldoende. Dat komt omdat een leraar zijn lessen én cijfers onwillekeurig afstemt op de middenmoot. Deze groep, ongeveer de helft van de klas, haalt voor de toets een 6 of 7, een kwart haalt hogere cijfers en een kwart haalt dus een onvoldoende. Maar elke klas, hoe begaafd de leerlingen ook zijn, heeft zo’n middengroep. Dat betekent dat een en dezelfde leerling in de ene klas bij de uitblinkers kan behoren en in de andere klas een middenmoter blijft. Hoe deze wet onbewust ingesleten zit, blijkt uit het feit dat veel leraren vinden dat wanneer de hele klas een voldoende haalt, dit eigenlijk getuigt van slecht onderwijs. Heel raar, vond De Groot. Onderwijs zou toch als uitgangspunt moeten hebben dat iedereen in principe een voldoende kan halen. Als iemand onder de maat presteert, moet je de fout eerder bij je eigen onderwijs zoeken dan bij de leerling.


Formatief handelen

Voor een rechtvaardiger schoolsysteem, waarin alle leerlingen gelijke kansen krijgen, zijn volgens De Groot drie dingen nodig. Objectieve, gestandaardiseerde studietoetsen is er daar eentje van. Ten tweede moeten er heldere minimumeisen zijn voor wat leraren leerlingen in elk geval moeten bijbrengen. En ten derde bepleit hij wat we nu kennen als formatief handelen. Zelf spreekt De Groot van ‘selectievrij onderwijs’: onderwijs dat leerlingen ondersteunt bij hun leerproces. Dat doe je door ze feedback en ruimte te geven om fouten te maken en vragen te stellen, zonder dat ze daarop afgerekend worden.
Leraren moeten er dus niet van uitgaan dat sommige leerlingen het toch nooit halen. Nee, het is ‘aangenomen werk’, zoals De Groot het noemt: het is de taak van leraren om ervoor te zorgen dat elke leerling, mits deze zich voldoende inspant, aan de minimumeisen kan voldoen. En als een leerling een ‘domme vraag’ stelt, beoordeel je hem niet als dom, maar concludeer je: kennelijk heb ik het nog niet goed genoeg uitgelegd. Kernwoorden in het lesgeven moeten worden: vertrouwen, samenwerking tussen leraar en leerling, en verantwoordelijkheid.
Met zijn boek heeft De Groot een lang gegroeide schoolcultuur opengebroken, een cultuur waarin niemand vragen stelde over het hoe en wat van cijfers geven. Dat we tegenwoordig discussies voeren over ‘zijn’ eindtoets, past in diezelfde lijn van kritisch zijn op gevestigde praktijken. Zijn boek bevat meer lessen die nog steeds actueel zijn. Hecht niet te veel aan cijfers, zegt hij bijvoorbeeld. En ook: leg leerlingen niet voortdurend langs de meetlat, maar help ze verder. Het door De Groot geschetste beeld van leraar en leerling die samenwerken om tot goede leerprestaties te komen, is nog helemaal bij de tijd.


De Groot, A. D. (1966). Vijven en zessen. Cijfers en beslissingen: het selectieproces in ons onderwijs. Wolters-Noordhoff.
 

Gratis download

Dit artikel is gebaseerd op het hoofdstuk ‘Lessen van A.D. de Groot’ uit het boek Ken je leerling.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, september 2022.

Click here to revoke the Cookie consent