Onderzoek

Hé! Wiskunde D!

Tekst Brechje Hollaardt & Gjalt Prins
Gepubliceerd op 23-01-2018 Gewijzigd op 24-01-2018
Beeld Shutterstock & John Voermans
Hoe maak je leerlingen enthousiaster voor wiskunde D? Dié Gijsbers bedacht en testte een aanpak met meer keuzevrijheid en een betere aansluiting bij andere vakken.

Gymnasium Beekvliet in Sint-Michelsgestel heeft niet te klagen over enthousiasme voor wiskunde D: ongeveer 45% van de leerlingen met een natuurprofiel kiest het vak, aanzienlijk meer dan het landelijke gemiddelde van 15%. Dat is een fijne opsteker voor wiskundedocent Dié Gijsbers en zijn collega’s. De school trekt dan ook bewust bètaliefhebbers aan. In 2012 kreeg ze zelfs het keurmerk Olympiadeschool, vanwege de veelvuldige deelname aan de landelijke olympiades voor leerlingen in de vakken biologie, natuur-, schei- en wiskunde.

Niets te klagen dus, maar toch wilde Gijsbers het vak graag nóg aantrekkelijker maken. Hoe? Door keuzevrijheid te bieden, die nu nog vaak ontbrak, maar ook door duidelijkere verbanden te leggen met andere vakken. ‘Uit onderzoek bleek dat wiskunde D weinig samenhang vertoonde met andere vakken, terwijl dat wel oorspronkelijk de bedoeling was. Ik herkende dat punt.’

Profielkeuzevak
In 2007 ging wiskunde D van start als een profielkeuzevak. Op ongeveer 70% van de scholen wordt het gegeven. Wiskunde D is een aanvulling en verdieping van wiskunde B. Het omvat onder meer onderdelen als kansrekening en statistiek. Ongeveer 8% van alle vwo-leerlingen kiest het vak. Onder vwo-leerlingen met een natuurprofiel is dat 15%.

Wiskunde en Vermeer

Gijsbers besloot lesmodules te ontwikkelen binnen het project Postdoc VO dat wordt gecoördineerd door het Freudenthal Instituut. Hij liet de modules aansluiten bij het Dié Gijsbersexamenonderdeel differentiaalvergelijkingen. Binnen elk onderwerp maakte hij telkens drie varianten: een natuurkundige, een biologisch-medische en een maatschappelijk-economische module. 

De leerlingen kiezen één van de modules. ‘In elke module staat een probleem centraal. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor radioactiviteit bij de Tsjernobylramp , een zalminfectie met salmonella of de vervalsing van een schilderij van Vermeer,’ vertelt Gijsbers. De leerlingen werken vervolgens een week lang in een groepje aan het probleem. ‘Aan het eind laat ik zien dat dezelfde wiskunde is gebruikt bij de drie verschillende problemen.’

Nut

Vervolgens is Gijsbers gaan kijken of deze aanpak werkt: raken de leerlingen enthousiaster door de keuzevrijheid en krijgen ze meer zicht op hoe het vak zich verhoudt tot andere vakken of onderwerpen? Vanaf 2014 volgde hij twee jaar lang zes klassen met elk gemiddeld twintig leerlingen: vier klassen van zijn eigen school en twee klassen van het Odulphuslyceum in Tilburg, in totaal zo’n 120 jongeren.

Gijsbers zag dat keuzevrijheid binnen een duidelijk kader helpt om leerlingen te motiveren, bovenop de motivatie die ze al hadden, ze hadden immers bewust voor wiskunde D gekozen. ‘Ze zagen dat hetzelfde wiskundige model in totaal verschillende vakgebieden toepasbaar is. Hierdoor raakten ze enthousiaster dan ze al waren, maar ook overtuigder van het nut van wiskunde. Uit mijn voormeting was eerder gebleken dat de helft van de leerlingen nauwelijks tot geen idee had waar wiskunde toe kan dienen. Na de nieuwe aanpak hadden de leerlingen dat wél.’

Vervolgopleiding

Gijsbers gebruikte de modulekeuzes vervolgens om in gesprek te gaan over de studiekeuzes van de leerlingen. ‘De meeste leerlingen hadden ten tijde van de nieuwe aanpak al bepaald wat ze gingen studeren. Ik ben nagegaan of hun studiekeuze overeenkwam met de gekozen modules. Als iemand bijvoorbeeld voor een technische studie had gekozen, maar vooral biologische modules had gekozen, ging ik de leerling erover bevragen. Ik wilde weten waarom de leerling dan voor die modules had gekozen, of de studiekeuze kortom wel echt bij de leerling paste. Zo gingen ze beter nadenken over wat ze eigenlijk verwachtten van hun vervolgopleiding.’

Coachende docent

De laatste periode van het onderzoek dat tot eind 2018 loopt, zoomt Gijsbers meer in op de rol van de docent. ‘Je rol als docent verandert door deze aanpak. Je staat aan het eind van de opdracht stil bij de vraag wat de uitkomst betekent. Je moet interpreteren. Die stap werd eerder vaak nagelaten, omdat het puur zou gaan om het maken van het sommetje.

Ook is niet iedereen gewend om te werken met groepsopdrachten. Leerlingen die in groepjes werken, proberen samen dingen uit te vogelen. Als docent ben je dan meer coachend bezig en geef je dus minder klassikaal les.’

Gijsbers heeft inmiddels zijn collega’s weten te inspireren. ‘Ik heb op onze school presentaties gegeven over mijn onderzoek tijdens onze vaste bijeenkomsten voor kennisdeling. Vooral het inspelen op interesses sprak mijn collega’s aan. Een docent Engels nam zich voor om leerlingen voortaan te laten kiezen uit verschillende teksten. Een uitstekend idee. Rekening houden met de interesses van leerlingen hoeft dan ook helemaal niet ingewikkeld te zijn.’

Schakelen
Dié Gijsbers moest wel even schakelen toen hij binnen het project Postdoc VO met zijn sociaalwetenschappelijke onderzoek begon. ‘Ik ben gepromoveerd op een algebraïsch vraagstuk. Dat is een totaal andere manier van onderzoek doen.’ Bij zijn huidige onderzoek krijgt hij ondersteuning vanuit de Technische Universiteit Eindhoven. ‘Dankzij de universiteit kan ik presentaties geven op conferenties in het buitenland. Ook is het erg prettig dat ik toegang heb tot de wetenschappelijke bibliotheek.’ En dan krijgt hij ook nog steun bij het schrijven. ‘Het schrijven van wetenschappelijke artikelen is zeker niet mijn sterkste kant,’ zegt hij lachend. ‘Het is fijn dat de universiteit me daarbij helpt.’

Dit artikel verscheen in de special Gek op kennis, Didactief januari 2018. Deze special is gemaakt in opdracht van en met een financiële bijdrage van het Freudenthal Instituut, Universiteit Utrecht.

Verder lezen

1 Gek op kennis

Click here to revoke the Cookie consent