Onderzoek

Groen onderwijs: het piept en kraakt

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 12-05-2022 Gewijzigd op 14-06-2022
Groen mbo doet het goed in Nederland, in vergelijking met andere mbo-opleidingen. Het krimpt (jaarlijks 5%), maar minder dan de broertjes en zusjes (10%). Maar hoe duurzaam is dat groen eigenlijk?

Wie je ook spreekt, ‘groen’ onderzoeker Jelle Zijlstra van de Wageningen Universiteit (WUR), directeur Anne Dijk van Aeres MBO in Emmeloord of opleidingscoördinator Dymphy Kees van Yuverta mbo Den Bosch, allemaal zijn ze het erover eens: niet alleen het boerenbedrijf, maar ook het agrarisch onderwijs in Nederland is in transitie. En dat piept en kraakt.


Aardappels krabben voor wetenschap

Marijn is 18 jaar en zit op het groene mbo Terra in Emmen. Hij doet met zijn klas mee aan een onderzoeksproject natuurinclusieve landbouw. Doel is op zijn stagebedrijf het uiterste uit een gewas te halen met behulp van zogenoemde druppelirrigatie. ‘Normaal gesproken geef je water via een haspel en komt er iets van 30 liter per vierkante meter op een aardappelgewas terecht. Maar met druppelirrigatie heb je veel minder water nodig en kun je ook veel directer meststoffen toedienen.’ Begeleid door practor Ine Sturkenboom nemen de studenten grondmonsters op de projectbedrijven, kijken naar bladmonsters, krabben de aardappels om te kijken of er meer gewicht aan zit en wat bijvoorbeeld het zetmeelgehalte is. Heel interessant, vindt Marijn.

Onderzoek moet
helpen boer van de
toekomst op te leiden

En vrijwel zeker heel anders dan zijn ouders zijn opgeleid: aandacht voor innovatie, samenwerking met bedrijfsleven en wetenschap, het moet er allemaal aan bijdragen dat het groene onderwijs de boer van de toekomst zo opleidt dat de biodiversiteit in Nederland straks weer toeneemt, de bodem minder uitgeput raakt en de boer leert meedenken met de kritische consument. Toch?
Net als klasgenoten Elsien en Oedse kan Marijn je precies vertellen wat 100 kilo kunstmest kost (‘vorig jaar 20 euro en nu wel 100, door de oorlog in Oekraïne’) en hoe enorm de brandstofprijzen voor landbouwmachines de afgelopen tijd gestegen zijn. Met zijn zware stem en volwassen voorkomen zegt hij serieus: ‘De graanprijs is dan wel gestegen de afgelopen periode, maar tegen de tijd dat wij gaan oogsten, zal die wel weer gedaald zijn. Het saldo van je teelt wordt dus lager.’ Meedenken met de consument, zeker; onderzoek doen voor de wetenschap, leuk; duurzaam boeren, interessant, maar het biedt alles tezamen nog geen rendabel alternatief, zegt de klas, want de consument betaalt te weinig.


Farmers Defence Force

Studenten als Marijn bij mbo akkerbouw, melkveehouderij en intensieve veeteelt krijgen het waarschijnlijk moeilijk, vertelt practor Sturkenboom. Wie een boerderij wil overnemen van zijn ouders, kijkt aan tegen torenhoge schulden en een groeiend eisenpakket van de overheid om duurzamer te produceren.
De consument die deze studenten straks moeten gaan bedienen, is veel minder bereid dan in Europese landen als Duitsland en Oostenrijk om meer te betalen voor gezonder en duurzamer geproduceerd voedsel. Zeker de helft van de boeren van 55 jaar en ouder kan mede om die reden geen opvolger vinden volgens het CBS. Gemiddeld stopt er elke dag wel een agrariër in Nederland. Het landbouwareaal krimpt overigens veel minder snel, de haperende vervanging leidt vooral tot schaalvergroting van boerderijen. En ook dat maakt de animo voor duurzamer (en dus duurder) produceren er niet groter op. Een druppelirrigator bijvoorbeeld vergt een flinke investering, al is het wel duurzamer.

Elsien trok met
studievrienden
naar Den Haag

Mbo-student Elsien (20) zag hoe haar ouders een luchtwasser aan de varkensstal moesten bouwen. ‘Da’s een aardig duur grapje,’ vertelt ze, ‘en je krijgt er niet meer voor terug. Daar zou best subsidie bij kunnen.’ Elsien trok met studievrienden naar Den Haag in de zomer van 2020. De demonstratie van Farmers Defence Force (FDF) op het Malieveld was indrukwekkend, zegt ze. ‘Het deed me wel wat dat er een groep opkomt voor ons boeren en duidelijk maakt: het stikstofprobleem is echt niet alleen onze schuld. Er gaan bijvoorbeeld nog steeds vliegtuigen naar verre vakantielanden.’
In haar klas is Elsien de enige, maar op sommige scholen is dat anders, vertelt Jelle Zijlstra van Wageningen Livestock Research, onderdeel van de WUR. ‘Als je een klas hebt met elf FDF-leerlingen, kan het pittig zijn wanneer je als docent probeert antennes voor maatschappelijke sentimenten te ontwikkelen.’ Veel studenten krijgen thuis aan de keukentafel tegengas als ze vertellen over lessen duurzaam boeren die hun school aanbiedt, met name in de opleidingen melkveehouderij en intensieve veeteelt.

Hoe ontwikkel je maatschappelijke antennes, juist in klassen met Farmers Defence Force-aanhangers?


Biologisch-dynamische koploper

Anne Dijk is al twaalf jaar directeur van MBO Aeres (Dronten en Emmeloord) en heeft onder andere biologisch-dynamisch mbo Warmonderhof in zijn portefeuille, in 1917 de eerste (destijds private) opleiding van dien aard in Nederland. Biologisch-dynamische landbouw staat voor een heel specifieke aanpak, maar is ‘modern’ omdat het vaak kleinschaliger is, en bijvoorbeeld de bodem minder uitput en geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt die de biodiversiteit schaden. De duurzame school is de afgelopen jaren behoorlijk populair, ook onder jongeren die niet uit de antroposofische hoek komen (waar de Warmonderhof traditioneel zijn pupillen vond). Toch zul je Dijk niet horen zeggen dat de huidige mainstream landbouw in Nederland een doodlopende weg is. ‘We zijn de tweede exporteur van landbouwproducten in de wereld, nergens produceren ze zo veel per hectare. Misschien moeten we dat niet meer willen in ons postzegellandje. Alleen maar hightech input, high output, dat is niet duurzaam.’ En wie dat punt accepteert, begrijpt dat er consequenties zijn voor de meeste groene opleidingen die decennialang studenten juist dáárop voorbereidden.

 

Studenten werven
 

De acties van Farmers Defence Force hebben de breedte van de agrifood-sector de afgelopen jaren een beetje versluierd. Bij groen mbo denk je als buitenstaander al snel aan akker- en tuinbouw en ‘vieze’ intensieve veeteelt, maar de agrifood is vele malen groter dan dat, zegt Dymphy Kees, opleidingscoördinator bij Yuverta mbo en programmamanager BEET. Dit is een samenwerking van vijftig bedrijven, vier mbo- en drie hbo-instellingen in Brabant, en wil juist die breedte van het vak en de opleidingen in de schijnwerpers zetten. ‘Door de schaalvergroting in de landbouw, een trend die al decennia gaande is, neemt de vraag naar loonwerkers toe. Maar ook bedrijven in de voedingsmiddelenindustrie die de bulkproducten verwerken, hebben momenteel enorme personeelstekorten. Friesland Campina, Heineken, allemaal zoeken ze procesoperators, foodoperators, technici. En die beroepen veranderen flink: ook de voedingssector maakt een transitie door, naar minder CO2-uitstoot en duurzamer produceren. Je ziet meer technologie: robots in plaats van grote landbouwmachines, dataverzameling door drones, minder handwerk en meer machines in de voedingsmiddelenfabrieken. BEET wil enerzijds meer studenten werven door te laten zien hoe mooi die bedrijven zijn, maar ook docenten scholen: ze moeten meer uit hun klaslokalen komen en misschien wel het onderwijs op locatie bij de bedrijven gaan verzorgen.’ Beet wordt gesubsidieerd door de provincie Brabant.



Dijks stelling: je moet als school nu voor ogen houden wat de overheid en de maatschappij vragen en leerlingen moeten leren meebewegen met die vraag. ‘Kijk, je kunt boos worden en blijven, maar dan besta je over vijf of tien jaar niet meer als boer. Een boer is vakman én ondernemer, en een boze ondernemer komt niet in beweging. Wij vertellen studenten: niks moet, maar zó (biologisch-dynamisch, red.) kan het ook. We laten als opleider vooral de verschillende bedrijfsvoeringen zien en ervaren.’
Aeres hoopt komend jaar met het bedrijfsleven en OCW al zijn opleidingsplannen te verduurzamen, door kernelementen van de biologisch-dynamische content van de Warmonderhof ook voor de andere opleidingen bruikbaar te maken en daar te integreren: vergelijkbare termen en voorbeelden. Daarnaast zullen de bestaande opleidingen verrijkt worden met biologische elementen.


Vlinder op het melkpak

Opvallend in de transitie van het Nederlandse groene onderwijs is dat het begrip ‘duurzaam produceren’ nog niet als kerntaak in de mbo-kwalificatiedossiers staat. Natuurinclusieve landbouw komt er helemaal niet in voor. Daarvoor zou consensus nodig zijn over het boeren van de toekomst, maar dat is een eenheid die nog ver weg lijkt in de sector. Slechts 5% van de landbouw is biologisch. En zolang de overheid niet ingrijpt met prijsbeleid, en een liter cola nog altijd duurder is dan een liter melk, zal dat percentage niet enorm verschuiven. Er is nog een lange weg te gaan, verwacht ook Zijlstra van de WUR. Meedenken kun je de boer leren, maar om te handelen is een beter verdienmodel nodig.
De belangenbehartiger van jonge agrariërs NAJK (8.000 leden) klinkt bang dat de transitie te snel gaat. De NAJK komt ook in mbo’s, geeft gastlessen over Foto Werry Crone/ANP.                                                   vee in de wei in plaats van in de stal, ontwikkelde een spel over natuurinclusieve landbouw en een interactieve Bodembattle en Bodemmasters, twee spellen voor (v)mbo’ers over bodembeheer. Vergeleken met vroeger, vertelt projectleider Gerjanne van Esveld, leren jonge boeren meer buiten het eigen bedrijf en de eigen sector te kijken. In de melkveeopleiding moet iedereen ook verplicht een buitenlandse stage doen. ‘Dan gaat je wereld wel verder open.’ Maar van de 8.000 jonge boeren die de NAJK vertegenwoordigt, boeren de meesten traditioneel. Van Esveld is trots op de huidige Nederlandse landbouwexport en benadrukt dat agrariërs ‘al heel veel doen op het gebied van verantwoord bodembeheer en bijvoorbeeld natuurinclusief boeren’. De ambities van de NAJK lijken duidelijk minder ver te gaan dan die van bijvoorbeeld Dijk van Aeres.


Aardplaten

Hoewel dus niet verplicht, proberen alle opleidingen wel duurzamer voedselproductie in te bouwen in hun curricula; ieder op zijn manier, zij het niet allemaal zo consequent als Dijk van Aeres voor ogen staat. De transitie in het groene onderwijs gaat langzaam maar gestaag, en met horten en stoten, zegt Zijlstra. Hij vergelijkt het met aardschollen, platen aan het aardoppervlak die heel langzaam bewegen en af en toe botsen, maar wel onmiskenbaar in een bepaalde richting. ‘Je ziet nu ontwikkelingen doorsijpelen in het landbouwonderwijs die aan de Wageningen Universiteit al zo’n dertig jaar spelen. Onderzoek naar de mestproblematiek, gewasbeschermingsmiddelen en hun invloed op de biodiversiteit, milieueffectstudies. En ook de druk vanuit markt en maatschappij wordt steeds groter; de boeren van de toekomst – en dus hun docenten – leren daarmee omgaan.’

Duurzaam produceren
is nog geen kerntaak
in kwalificatiedossiers

Zijlstra kijkt met respect hoe mbo-docenten met spellen en praktische werkvormen het gesprek over die andere landbouw stimuleren, met aandacht voor vakmanschap én ondernemerschap. Hij komt af en toe op mbo’s: ‘Het is lastig hoor, met die 16-jarigen. Maar ik zeg altijd: laat studenten zelf ontdekken wat er speelt in de maatschappij en ga het ze vooral niet vertellen, want dan komen ze in het geweer. Neem mbo-studenten mee naar de supermarkt. Wat staat daar in het zuivelschap en wat voor plaatjes zie je? Als er een vlinder op dat pak melk staat, dan is de vraag: kun jij die vlinder, die biodiversiteit, produceren? Dat is een kwestie van ondernemerschap.’ Hij vraagt studenten ook wel buren van boeren te interviewen: hoe vinden zij dat de landbouw ervoor staat en hoe kijken zij aan tegen ontwikkelingen in hun omgeving? Omgevingsbewust boeren, dat is de uitdaging.

 

FruitTechCampus


Omdat het aantal groene mbo-studenten landelijk krimpt, hebben scholen meer moeite hun opleidingen overeind te houden. De afgelopen jaren zijn bijvoorbeeld Nordwin College en Aeres gefuseerd, Wellant, Helicon en Cita Verde werden Yuverta mbo, Terra gaat samen met ROC Drenthe en en Zone.college komt voort uit een fusie van Groene Welle en AOC Oost. Landelijk zijn er nog negen groene opleidingen met tientallen regionale vestigingen, vaak hebben deze instellingen ook een vmbo-afdeling. Bart van Leerdam (expertisecentrum CIV Groen): ‘Iedereen wil een volledig aanbod in de eigen regio, maar dat lijkt op den duur niet houdbaar. Daarom gaan opleidingen clusteren en bijvoorbeeld samen lesmateriaal ontwikkelen. Studenten zullen op den duur verder moeten reizen voor de beste opleiding.’
Soms pakt het bedrijfsleven de regie. Zo staken ondernemers in de Betuwe twee jaar geleden de koppen bij mekaar toen bleek dat er regionaal geen fruittelers meer werden opgeleid bij gebrek aan studenten. Samen met Yuverta starten ze een nieuwe bbl-opleiding, op maat dit keer. In plaats van een dag naar school en vier dagen stage, gaan studenten een volle week naar school gevolgd door zes weken thuis op de tuin. Ook start de opleiding in november in plaats van september, om studenten de tijd te geven voor de fruitoogst in de herfst. Het ritme van de praktijk is leidend, kortom. Het lijkt te werken, zegt Van Leerdam: ‘Het eerste jaar startten er twaalf studenten, het tweede jaar nog eens een dozijn. Door ook demonstraties te geven en internationale modules te ontwikkelen, wil de Fruitcampus de komende jaren uitgroeien tot een Europees educatie- en innovatiecentrum voor de fruitsector.’

 


De Fruitcampus wil een Europees educatiecentrum worden.

 

Pleegdochter

De transitie in het groene onderwijs wordt wel actief ondersteund door Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV Groen), een expertisecentrum waarin mbo’s samenwerken met bedrijfsleven en ministerie van Landbouw (LNV). Wat dat departement te maken heeft met het mbo? Tot 2017 had LNV het groene onderwijs onder zijn hoede. Sindsdien valt ‘groen’ onder OCW. ‘Maar LNV beschouwt het nog steeds als een soort pleegdochter,’ zegt Zijlstra van de WUR, ‘en het probeert met allerhande projecten een duurzamer landbouw te stimuleren in het onderwijs.’ CIV Groen probeert opleidingen dus een duw te geven in de goede richting.
Dat is ook hard nodig, stelt Bart van Leerdam, programmamanager van CIV Groen, want ‘een deel van de studenten is inderdaad bedrijfsblind door wat ze van thuis meekrijgen.’ De innovaties gaan bovendien zo snel dat het voor docenten soms best een uitdaging is dat allemaal bij te houden. En voor scholen is dat ook duur. Om innovatieve technieken en dure apparaten te demonstreren, heeft CIV Groen daarom zogenoemde meetingpoints bij scholen georganiseerd.

Groen onderwijs
valt nog maar sinds
kort onder OCW

Neem de tractor, vroeger het droomspeelgoed van menig kind, dat is straks een apparaat op rupsbanden zonder chauffeur dat er niet eens meer uitziet als een tractor. Veel te duur voor een gemiddeld mbo dat zijn studenten wil voorbereiden op de toekomst. LNV stelt er nu een beschikbaar en zorgt voor het vervoer (ook duur) tussen verschillende opleidingen; op de meetingpoints kan het gedemonstreerd worden aan mbo-studenten.
Het bedrijfsleven werkt mee aan de meetingpoints door manuren beschikbaar te stellen. In deze regionale hubs werken scholen ook samen met practoraten aan onderzoek naar duurzamer groen onderwijs. In het project druppelirrigatie, dat we hierboven noemden, werken bijvoorbeeld vijftien boerenbedrijven uit Drenthe, Friesland en Groningen samen met Tijms Mechanisatie VOF. Via het practoraat Natuurinclusieve landbouw werken studenten van Terra mbo hieraan mee. Een ander voorbeeld is het project Kennis op Maat, dat wordt gefinancierd door LNV en dat kennis uit groen onderzoek van de WUR vertaalt naar hbo en mbo. Hierbinnen werkte Zijlstra bijvoorbeeld mee aan een lespakket samen met bijna alle Nederlandse groene mbo-scholen, over biodiversiteit en kringlooplandbouw op melkveebedrijven.


Keukentafelgesprek

Ook het bedrijfsleven wordt ingezet om de modernisering en het op alternatieve wijze boeren een gezicht te geven. Lianne Veldboer, opleidingsmanager van Yuverta mbo in Boxtel: ‘De school heeft zelfs extra busjes aangeschaft om de hele klas op excursie mee te nemen, bijvoorbeeld naar de Boerderij van de Toekomst van Jacob van den Borne  (koploper in precisielandbouw) en naar Agroproeftuin De Peel, die vergroot zijn opbrengsten met wisselteelt en strokenbouw en door gebruik van drones in plaats van zware machines.’ Met alleen de reguliere overheidsbijdragen is zo’n onderwijsprogramma niet te financieren, zegt ze erbij, subsidies van onder andere de provincie Brabant moeten uitkomst bieden. Ook het hbo is erbij betrokken: het lectoraat Gezonde plant op een vitale en duurzame bodem werkt samen met het practoraat Duurzaam bodembeheer. In het practoraat van mbo Boxtel werken de opleidingen techniek en mechanisatie, hovenier, tuin- en landschapsinrichting, loonwerk en veehouderij samen met innovatieve bedrijven om bijvoorbeeld docentstages en gastlessen te faciliteren.
Ook Veldboer herkent het moeilijke ‘keukentafelgesprek’ dat studenten soms moeten voeren. ‘Wij hebben daarom nu een “keukentafelmodule” voor mbo-niveau 4 ontwikkeld waarin we ouders en studenten komend schooljaar samen naar de opleiding halen om ze, begeleid door docenten, te informeren over alternatieve vormen van landbouw. Het is een module van zeven dagen – in de winter, wanneer het rustig is op de boerderij – waarin we ’s ochtends een expert uitnodigen en ’s middags een bedrijf bezoeken waar dat wordt uitgevoerd.’

‘We willen student
bewust laten kiezen
voor wijze van boeren’

De boodschap is vooral dat het juiste verdienmodel niet alleen maar ‘groter’ is of een hogere prijs voor een duurzamer product, aldus Veldboer. Diversificatie kan ook helpen. Daarom laten ze in Boxtel studenten bijvoorbeeld ook een intensief en een biologisch bedrijf met elkaar vergelijken. ‘Het gaat erom dat studenten straks een bewuste keuze kunnen maken en beseffen dat zo’n keuze ook consequenties heeft. En dat er een alternatief is, je kunt subsidies aanvragen bij de overheid, een deel van het bedrijf zorgboerderij maken of voor kinderopvang bestemmen of een winkel erbij nemen. Zo zorg je voor een breder inkomen als boer.’ Sommige scholen spelen hier ook op in, door bijvoorbeeld een bol/bbl-opleiding voor ‘zorgboeren’ aan te bieden, zoals op het mbo in Raalte.


Fatsoenlijke boterham

Marcel Creemers, manager regio Zuid bij Yuverta Leven Lang Ontwikkelen is al 34 jaar betrokken bij groen onderwijs, onder meer als docent en directeur. Hij verwoordt de transitie misschien wel het meest kernachtig. ‘Wat we studenten willen bijbrengen, is dat het net als bij Darwin gaat om aanpassing: survival of the fittest. Oftewel wie past zich het beste aan. Natuurlijk zeggen sommige studenten: moet dat wel? En zo snel? Deden onze vaders en opa’s het dan niet goed? Maar agrariërs zullen zich moeten aanpassen aan de maatschappij en omgeving, hoe pijnlijk dat soms ook is. En in het groene onderwijs moeten we studenten dus leren dat ze het zélf moeten doen, dat ze zelf moeten dealen met de ontwikkelingen die op ze afkomen.’ Maar de overheid moet daar wel een handje bij helpen, aldus Creemers.
En dat zijn eigenlijk alle betrokkenen die Didactief sprak met hem eens. Je kunt studenten leren overwegingen voor meer duurzaam boeren te snappen, je kunt ze een meer ondernemende houding leren en laten kijken naar kansen en mogelijkheden. Maar de crux blijft dat de meeste bedrijven zich pas kunnen aanpassen op het moment dat duurzaam boeren een fatsoenlijke boterham oplevert. En dat verdienmodel hangt mede af van wat keten en consument bereid zijn te betalen. Creemers: ‘Het voedsel is relatief goedkoop in Nederland en de handel maakt enorme winsten, met name op versproducten. Een eerlijke prijs voor duurzaam en gezond voedsel is een voorwaarde. Het is tijd voor scherpe keuzes door de overheid. Het onderwijs kan dit niet alleen bewerkstelligen. Bedrijven, overheden en onderwijs zullen hierin samen moeten optrekken.’

 

Dit artikel verscheen in Didactief, mei 2022.

Click here to revoke the Cookie consent