Duizenden Nederlandse kinderen zien op tegen de komende zomervakantie. Naar school gaan is vaak een van de weinige lichtpuntjes, als je het thuis niet fijn hebt. Dat de situatie van deze kinderen ernstig is, en er ook na de zomervakantie nauwelijks zicht is op verbetering, is de schokkende conclusie van recent onderzoek naar de uitvoering van de Jeugdwet.
De Algemene Rekenkamer publiceerde in april het rapport Georganiseerde Onmacht, een inventarisatie van wat bewindslieden hebben gedaan om ervoor te zorgen dat de Jeugdbescherming goed functioneerde na de decentralisatie in 2015. Op papier leek alles prima geregeld. Toch is de conclusie van de Rekenkamer: ‘Het doel van de Jeugdwet was om het stelsel eenvoudiger, efficiënter en effectiever te maken. Dit is (..) niet gerealiseerd. Voor de jeugdbescherming is de Jeugdwet welbeschouwd uitgelopen op een mislukking.’
Twee weken geleden luidden ook de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en de Inspectie Justitie en Veiligheid – opnieuw – de noodklok. De eerste keer dat zij dat deden, was in 2018, slechts drie jaar na de decentralisatie van de jeugdzorg (met de Jeugdwet 2015). Het alarm werd een jaarlijks ritueel. Eind vorig jaar lieten de toezichthouders de ministers echter weten niet meer te zullen handhaven, ‘omdat hun instrumentarium om te interveniëren in de jeugdbeschermingsketen is uitgeput’. Met andere woorden, ze konden wel schuldigen blijven aanwijzen en klokken blijven luiden, maar dat waren er zoveel en niemand werd er beter van. En dat is misschien ook wel de tragiek van de huidige jeugdzorg: iedereen doet zijn stinkende best, maar het is te complex en het werkt niet.
De toezichthouders voorspelden circa een half jaar geleden dat de meest kwetsbare kinderen door de huidige jeugdzorgcrisis verder in de knel zouden komen. Sindsdien houden de inspecteurs wel een vinger aan de pols door de publicatie van Signalen Jeugdbeschermingsketen, waarvan de meest recente dus op 7 juni 2023 verscheen.
Het meest schokkend in Signalen is dat veel kinderen over wie een jeugdbeschermingsmaatregel is uitgesproken, geen jeugdbeschermer hebben. Hoewel er wel pogingen zijn ondernomen om het stelsel te verbeteren. Of beter gezegd, waarschijnlijk juist daardoor. Zo is de workload van jeugdbeschermers onlangs in overleg met de vakbond naar beneden gegaan. Goed nieuws, op het eerste gezicht, want er is een groot tekort aan personeel en het beroep wordt daarmee aantrekkelijker. Maar voorlopig betekent het vooral dat de wachtlijsten voor kinderen langer worden. En mede in verband met de langere wachtlijsten komen er ook meer meldingen binnen bij Veilig Thuis.
Wettelijk moet een jeugdbeschermer binnen vijf dagen na de uitspraak van de rechter contact hebben met kind en gezin; een plan (wat gaat er gebeuren met het kind, met het gezin, wat gaan de jeugdzorg doen?) moet er binnen zes weken liggen. Meestal lukt dat gewoon niet (al verschilt het per regio). De caseload bedraagt nu gemiddeld 22 tot 24 kinderen per (fulltime) jeugdbeschermer en zal gefaseerd worden teruggebracht tot 12 à 14 in de loop van 2024.
Een vergelijking met het lerarentekort dringt zich; wie de werkdruk wil verlagen door klassenverkleining, weet ook dat er op de korte termijn meer klassen naar huis gestuurd moeten worden.
De Algemene Rekenkamer is pessimistischer dan de rijksoverheid zelf. We spraken Cora Kreft, projectleider van Georganiseerde Onmacht, die zegt: ‘De ministers zeggen: we hebben vertrouwen in de toekomst en in het beleid.’ Er is in mei 2023 een hervormingsagenda geschreven die aan alle stakeholders is voorgelegd. Cliëntenorganisaties (MIND en Ieder(in)), professionals (Samenwerkende Beroepsverenigingen Jeugd), aanbieders (Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd), de gemeenten (VNG) en het Rijk hebben afspraken gemaakt over een fundamentele verbetering van de jeugdzorg. Kreft: ‘Maar wij van de Rekenkamer zien nog onvoldoende gronden om dat vertrouwen te delen. Er liggen nog zoveel praktische vraagstukken: wie gaat er betalen, wie neemt welke verantwoordelijkheid? En hoe kom je van proeftuinen naar landelijk beleid?’
Sinds eind 2022 wordt er inderdaad in elf zogenoemde proeftuinen getracht jeugdzorg te verbeteren. En de eerste resultaten lijken hoopvol, ook volgens de inspecties: professionals weten elkaar te vinden, weten beter wat elkaars werk is, er komen kortere lijntjes. Maar, aldus onderzoeker Kreft van de Rekenkamer: ‘Dat betekent dus eigenlijk dat die samenwerking er nog nauwelijks was, zoveel jaren na dato. Daarmee zijn de proeftuinen ook een mooie schets van wat er mis is gegaan. De decentralisatie van de jeugdwet in 2015 moest snel gebeuren. Gemeenten moesten heel hard werken aan iets dat nieuw voor ze was en de jeugdzorginstellingen, en zeker jeugdbescherming en de gesloten jeugdzorg, moesten enorm wennen aan de nieuwe manier waarop zij gefinancierd en aangestuurd werden. Mensen zijn elkaar in alle drukte uit het oog verloren. De goede mensen op de juiste plek krijgen kostte tijd en ze moeten ook ruimte hebben om te doen wat nodig was, maar die tijd was er nauwelijks.’
Het idee bij de decentralisatie was – net als bij passend onderwijs - dat lokale betrokkenen hun pappenheimers beter kenden, waardoor probleemanalyse en oplossingen in de jeugdzorg zouden verbeteren. Maar het leverde vooral veel werk op, bijvoorbeeld omdat er nieuwe contracten moesten worden afgesloten en tarieven vastgesteld. Ook bleken de aanvragen voor lichte zorg te stijgen en verbleven kinderen langer in de jeugdzorg, maar nam de zware zorg niet af. Ook dat laatste lijkt vergelijkbaar met operatie passend onderwijs.
Hoe het beter moet? Onderzoeker Cora Kreft van de Rekenkamer maakt een gebaar alsof ze een kluwen wol in haar handen heeft. ‘Vergelijk het met een trui met allemaal kleurtjes wol. Als je aan één draadje gaat trekken, komt de hele kluwen los. Het belangrijkste is nu: doe niets overhaast, maak een zorgvuldige probleemanalyse en kijk ook eerst goed wat er wel werkt. Maar wees voorzichtig, want die proeftuinen zijn inderdaad mooi, maar van proeftuin naar landelijk beleid is nog een heel grote stap en niet eenvoudig. Tegelijkertijd voelen wij natuurlijk ook: de crisis in de jeugdzorg is een groot probleem dat al veel te lang bestaat en snel moet worden opgelost. Dat is een spagaat.’
Als er toch iets moet gebeuren: belangrijkste aanbeveling van de Rekenkamer is om in wet- en regelgeving vast te leggen waar kinderen formeel juridisch recht op hebben, als ze te maken krijgen met de jeugdbescherming. Kreft: ‘Nu is dat veelal nog vrijblijvend en vrijwillig geformuleerd in de wet. Maar het is belangrijk dat we afspraken juridisch vastleggen, zodat iedereen weet: hier moeten we minimaal aan voldoen. Dan kan de minister gemeenten daar ook op aanspreken indien nodig. Het internationale verdrag over de rechten van het kind biedt daar ook en prima basis voor.’
NL daalt op kinderrechtenranglijst
|
Tweede punt dat Kreft wil benadrukken: verbeter de informatievoorziening. ‘Nu is onduidelijk waar die kinderen zitten in het proces en om hoeveel kinderen het bijvoorbeeld precies gaat. Overigens, dat gold ook al voor de decentralisatie. Een verbetering van de informatievoorziening is belangrijk, anders blijft het beleid maken in het donker.’
Problemen in de jeugdzorg zijn overigens niet nieuw. De commissie de Winter bracht bijvoorbeeld in kaart dat kinderen vanaf 1945 onvoldoende beschermd waren tegen geweld in de jeugdzorg. Promotieonderzoek van Sharon Stellaard toonde aan dat de problemen en de oplossingen al tie tallen jaren hetzelfde zijn.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven