Nieuws

Gelijkere kansen, dankzij schaduwonderwijs

Tekst Liselotte van Loon-Dikkers en Anneke Brock
Gepubliceerd op 15-04-2021 Gewijzigd op 15-04-2021
Aanvullend leren heeft een slechte naam, blijkt opnieuw uit het jaarverslag van de onderwijsinspectie dat gisteren verscheen. Het zou vooral kinderen uit rijkere milieus bevoordelen. Maar het kan ook belangrijk zijn om de taalachterstand bij kinderen met een migratieachtergrond tegen te gaan. KIS trekt lessen uit twee vrijwilligersinitiatieven in Utrecht en Dordrecht.

Het ondersteunen van kinderen met een migratieachtergrond door aanvullend leren is van grote waarde om de groeiende taalachterstand bij deze kinderen tegen te gaan. Zeker nu die achterstand door de coronacrisis nog groter is geworden. Gelukkig zijn er op diverse plekken in Nederland vrijwilligersinitiatieven gestart, vaak gesteund door gemeenten. Om de ontwikkelkansen van kinderen te vergroten en het contact tussen de school en thuisomgeving te bevorderen, is een goede samenwerking tussen deze initiatieven en scholen en gemeenten nodig. Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) nam er twee onder de loep, en onderzocht wat nodig is voor een duurzame samenwerking.

Met aanvullend leren worden doelgerichte en georganiseerde vormen van leren en ontwikkelen naast het reguliere onderwijs bedoeld. Leerlingen (en de school en hun ouders) krijgen ondersteuning bij het verbeteren van de leerprestaties en het ontplooien van talenten. Dit gebeurt veelal met inzet van vrijwilligers. Zo ook bij het project ‘Taalversterkers’ van de grote vrijwilligersorganisatie Taal Doet Meer in Utrecht en bij ‘Kansen bieden is meer dan onderwijs’ van Stichting Lina in Dordrecht. Bij Taalversterkers ondersteunen vrijwilligers kinderen en jongeren met een taalachterstand bij Nederlandse taal, huiswerk, algemene ontwikkeling en toekomstperspectief. Doel is hun onderwijskansen te verbeteren. Stichting Lina is een klein opstartend initiatief dat leerlingen in achterstandswijken ondersteunt. De focus ligt op de behoeften van de leerling, veelal gerelateerd aan een taalachterstand, waarbij de ouders intensief worden betrokken. Ook huiswerkbegeleiding en de sociale ontwikkeling komen aan bod.

‘Taal Doet Meer zit in de thuissituatie. Zij kunnen iets bieden wat wij als school niet kunnen bieden voor de specifieke achtergrond van het kind. Zij bieden echt maatwerk, wat wij als school niet kunnen leveren.’ – Een school

 

 

Het onderzoek

We hebben een beknopte literatuurstudie uitgevoerd, waarbij we onder andere aandacht besteedden aan de definitie van aanvullend leren, die geregeld voor discussie zorgt; ook termen als buitenschools leren, aanvullend onderwijs en schaduwonderwijs komen regelmatig voorbij. Daarnaast namen we twaalf interviews af onder betrokkenen bij de initiatieven, onderwijsprofessionals, gemeenten en experts op het gebied van aanvullend leren. Met de opbrengsten van een expertsessie waarin al deze perspectieven langskwamen, zijn de bevindingen verder aangescherpt.

 

 

Meer dan onderwijs

Uit de literatuurstudie en de interviews met betrokkenen blijkt dat aandacht voor aanvullend leren bij de doelgroep kinderen met een migratieachtergrond uit de lagere inkomensgroepen gerechtvaardigd is en minder omstreden dan wat gewoonlijk onder schaduwonderwijs wordt verstaan. Het biedt deze kinderen een kans om talenten te ontplooien, en is daarmee een waardevol instrument om kansengelijkheid te stimuleren. De initiatieven kunnen bovendien een rol spelen in het verkleinen van de toegenomen achterstand die kwetsbare kinderen door de coronacrisis hebben. En niet alleen het kind profiteert, maar ook ouders en school. Waar scholen vaak moeite hebben om contact te houden met ouders van deze kinderen, hebben vrijwilligers laagdrempeliger contact met hen. Zij kunnen de schakel zijn tussen ouders en de school. En uit ander onderzoek weten we dat beter contact tussen ouders en school over het algemeen een positief effect heeft op de schoolprestaties van kinderen.

‘Je krijgt een diverser beeld van hoe het op school gaat met de leerling. Niet alleen het educatieve stukje, maar ook het sociale stukje. Je hoort vaak een eenzijdig verhaal vanuit de ouders en de leerling. Met de leraar kun je toch beter de activiteiten afstemmen.’ – Vrijwilliger over de toegevoegde waarde van afstemming met de leraar of mentor.

‘De begeleiding is beter dan op school, er is meer tijd om dingen uit te leggen bij vragen. De wiskundedocent gaat veel te snel, ze wordt boos als we wat vragen.’ – Leerling

Afstemming met scholen

Om aanvullend leren goed te laten werken, is afstemming met scholen van belang. Scholen en vrijwilligers vullen elkaar goed aan. Leraren en mentoren kennen de leerling die ondersteuning krijgt goed: zij weten welke ondersteuning het beste kan helpen om bepaalde gaten in de kennis van de leerling te dichten. Vrijwilligers brengen school en de thuisomgeving van de leerling dichter bij elkaar: zij kunnen op een informele manier een ingang vinden bij de ouders. De uitdaging hierin is om de afstemming goed te organiseren, zonder de bestaande structuren in het onderwijs te zwaar te belasten. Dit blijft een spanningsveld, blijkt uit ons onderzoek.

‘Op de meeste scholen waar leerlingen vandaan komen, wordt het over het algemeen prima gevonden dat het kind meedoet aan de ondersteuning vanuit het initiatief, maar wordt er nauwelijks tijd voor vrijgemaakt. De tijd van leraren is kostbaar en of zij deze tijd krijgen, hangt bij iedere school af van de betrokkenheid van de directeur.’ - Projectleider

Uit het onderzoek kwam wel een aantal lessen naar voren waarmee scholen hun voordeel kunnen doen, als zij de samenwerking met initiatieven voor aanvullend leren aan kinderen met een migratieachtergrond willen verbeteren? KIS zette een aantal aanbevelingen op een rij:

* Wil jij als school misschien vooral huiswerkbegeleiding of aansluiting bij de schoolmethode, terwijl vrijwilligers zich soms meer op ondersteuning van ouders of op de persoonlijke ontwikkeling willen richten?  Zoek een balans tussen hun aanbod en de behoefte van je school.
* Investeer als school tijd in het contact met het initiatief en de vrijwilligers.
* Maak gebruik van elkaars expertise en wissel deze uit. Organiseer bijvoorbeeld kennisbijeenkomsten of sluit aan bij het contact dat de vrijwilliger of de leraar heeft met ouders (zoals oudergesprekken).
* Maak duidelijke afspraken over de verwachtingen en kom deze na. Bespreek wat de toegevoegde waarde van de samenwerking kan zijn, en hoe de aanpak van de school en de vrijwilliger mogelijk van elkaar verschillen.
* Zorg voor korte lijntjes, bijvoorbeeld door allebei vaste contactpersonen aan te wijzen.
* Een financiële bijdrage vanuit scholen, schoolbesturen of samenwerkingsverbanden kan de betrokkenheid bij het vrijwilligersinitiatief vergroten.

Meer weten, bijvoorbeeld over de afstemming met gemeenten, wat in dit artikel niet ter sprake kwam? Lees het rapport ‘Het verankeren van initiatieven voor aanvullend leren: Afstemming met regulier onderwijs en gemeenten’ op website van KIS.

Liselotte van Loon-Dikkers en Anneke Brock zijn werkzaam bij het Verwey-Jonker Instituut. Kennisplatform Integratie & Samenleving (KIS) wordt uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut en Movisie.

 

Meer lezen?

Elffers, L., Fukkink, R., Jansen, D., Helms, R., Timmerman, G., Fix, M., & Lusse, M. (2019). Aanvullend onderwijs: leren en ontwikkelen naast de school: een verkennende schets van het landschap van aanvullend onderwijs in Nederland. Nationale Wetenschapsagenda

 

 

Click here to revoke the Cookie consent