Interview

Gedrag in de klas

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 26-01-2023 Gewijzigd op 26-01-2023
Beeld Truus van Gog
Gedrag van leerlingen is te veranderen. Hoe je dat aanpakt, is onderwerp van het nieuwste deel in de Didactief-boekenreeks en een bijbehorende workshop tijdens researchED op 11 maart. Helma Koomen, een van de drie kernredacteuren, licht alvast een tip van de sluier op.



Je doet al ruim 25 jaar onderzoek naar gedrag in de klas en vooral naar de een-op-een relatie tussen leraar en leerling. Waarom is kennis daarover belangrijk?
‘Het begon met een persoonlijke drijfveer. Een van mijn kinderen was vroeger heel druk. In groep 7 had hij een leraar die daar totaal niet mee kon omgaan. Mijn zoon kon niets goed bij haar doen en daardoor ging hij school minder leuk vinden. Dat werd me echt goed duidelijk toen hij op een dag over een invalleraar zei: “Deze meester vindt mij wel aardig.” Dat ging door mijn ziel. Gelukkig kreeg hij in groep 8 een leraar die wel wist om te gaan met zijn gedrag. Ik zag mijn kind opbloeien.’

Wat deed die leraar anders?
‘Zij legde de schuld niet bij het kind, maar vertaalde diens gedrag in een behoefte: wat kan ik doen om jou te helpen je anders te gedragen?’

‘Vertaal gedrag
in een behoefte’


Gedrag is te veranderen?
‘Gelukkig wel. Een druk kind maak je niet tot een rustig kind, tenzij je er heel veel pilletjes in stopt. Maar je kunt er wel voor zorgen dat zo’n leerling niet storend is in de klas. Dat kan te maken hebben met je klassenmanagement: wat doe ik waardoor ik ongewild ruimte schep om  door de klas te roepen? Hoe kan ik dat voor zijn? Uit onderzoek weten we dat veel storend gedrag ontstaat door verveling. Het helpt om kinderen aan het werk te houden met taken die ze interessant vinden. Bij leraren die didactisch heel sterk zijn, dus goede en heldere instructie geven, is er minder kans op gedragsproblemen. Bij expertleraren zien we bovendien dat ze met humor en kleine hints wangedrag weten te voorkomen.’

Wat is de rol van zelfregulatie?
‘Bij zelfregulerend leren gaat het om zaken als plannen en je eigen werk controleren. Als leerlingen dat goed kunnen, zijn ze meer betrokken bij hun leertaken en vertonen ze minder gedragsproblemen. Je kunt hen die vaardigheden stap voor stap aanleren. Daarnaast moet je hen helpen hun emoties te reguleren.’

Hoe pak je dat aan?
‘Als professional moet je allerlei spontane reacties bij jezelf onderdrukken. Als een kind heel brutaal tegen je is of voortdurend driftig wordt, voel je boosheid. Dat is heel natuurlijk, maar je moet niet boos reageren. En bij een teruggetrokken leerling is je neiging om veel te helpen en te regelen. Maar daarmee houd je gedrag juist in stand. Geef dat brutale of driftige kind bijvoorbeeld een time-out en voer later een gesprekje: wat gebeurde er nou precies en hoe kwam dat? Het is jouw rol om te analyseren wat er gebeurt.’

‘Weten wat er in een
kind omgaat, kan
een eyeopener zijn’


Dat vraagt dus veel geduld van leraren?
‘Ja. Ik besef dat het moeilijk is om neutraal naar lastig gedrag van leerlingen te kijken, maar dat is wel nodig. Want jij bent de professional en het is je taak om ieder kind te laten gedijen in de klas. Behalve goed klassenmanagement is het belangrijk om een goede relatie met leerlingen op te bouwen of op zijn minst negatieve relaties te voorkomen. Iedere leerling heeft het recht gezien te worden. Dat kun je met heel kleine dingen al bewerkstelligen. Op YouTube staat een leuk filmpje van een Amerikaanse leraar die ’s ochtends elke leerling met een persoonlijke groet verwelkomt, van een high five tot een rondedansje. Dat lijkt overdreven, maar is van onschatbare waarde.’

Wat doe je met leerlingen die het bloed onder je nagels vandaan halen?
‘Investeren in relaties is juist belangrijk voor leerlingen met gedrags- of emotionele problemen. De kans is groot dat je hun gedrag irritant en lastig vindt. Dat je naar school fietst en denkt: als Noah maar niet moeilijk gaat doen. En als Noah zich dan roert, denk je: daar gaan we weer! Zo wordt het een negatieve spiraal waarin je het gedrag van de leerling én jouw mening daarover voortdurend bevestigt. Door afstand te nemen van je eigen emoties en reacties kan je dit doorbreken. Wees dus inderdaad de geduldige professional. En bespreek met de leerling wat deze nodig heeft. Vraag bijvoorbeeld: ik zie dat je op die momenten zo doet, hoe komt dat? Wat kunnen we doen zodat dit verandert?’

‘Als leraar moet
je spontane reacties
onderdrukken’


Dus niet meteen op de regels gaan zitten?
‘Klopt. Maak ruimte om te bouwen aan een positieve relatie. In de door ons ontwikkelde en onderzochte interventie Leerling Leerkracht Interactie Coaching, kortweg LLInC, vroegen we aan leraren hoe ze zich voelden in een vastgelopen relatie. En hoe ze dachten dat de leerling zich voelde. Sommigen antwoordden vanuit hun eigen perspectief: die leerling zal ook wel hebben gemerkt dat dit echt niet kan. Anderen zeiden: dat weet ik eigenlijk niet, dat moet ik eens vragen. Deze laatste leraren gingen gesprekjes aan met de kinderen. Dat was al zo’n winstpunt: een kind vragen hoe het zich voelt. Weten wat er in een kind omgaat, was voor veel leraren een eyeopener. Overigens moet empathie niet doorslaan. Je moet het gevoel van de ander niet overnemen, want dan neem je een te grote verantwoordelijkheid. We zouden pabostudenten dit veel meer moeten aanleren: het perspectief van de leerling nemen én de professionele grenzen bewaken.’

Jouw onderzoek bevestigt het belang van die positieve een-op-een relaties?
‘Uit eigen onderzoek met leraren en reviewstudies van werk van anderen komt inderdaad telkens naar voren dat die relaties essentieel zijn. Niet alleen voor jonge kinderen die aan school moeten wennen, maar een hele schoolloopbaan lang. Een kind dat zich gezien weet, voelt zich prettiger op school en leert daardoor beter. Maar ook de leraar zelf vaart er wel bij. Leraren hebben veel meer last van negatieve interactie met een leerling dan als ze een bepaald lesje niet goed overgedragen hebben.’

Hoe komt dat?
‘Relaties met anderen is een fundamenteel menselijke behoefte. Bij leraren is dat de kern van hun vak. Ze hebben dit beroep gekozen omdat ze willen werken met kinderen en jonge mensen. Als de relaties goed zijn, is het heel bevredigend en motiverend werk. Maar negatieve relaties met kinderen blijken een grote stressfactor. De belangrijkste les uit het nieuwe Didactief-boek is misschien wel: gedrag veranderen vraagt veel van jou als leraar, maar daar krijg je ook wat voor terug.’
 

Leerlingen worden steeds lastiger
‘Dat weet ik niet, maar de moderne tijd brengt wel gedrag met zich mee waarop leraren nog onvoldoende toegerust zijn. Neem digitaal pesten, in groep 8 gaan al naaktfoto’s rond. Als leraar word je ook steeds vaker geconfronteerd met ouders die moeilijk gedrag van hun kinderen sanctioneren of die verhaal komen halen, omdat ze het niet eens zijn met jouw aanpak. Het vraagt veel extra’s om met ouders op één lijn te komen en elkaar te versterken in plaats van elkaar tegen te werken.’

Dezelfde regels voor alle leerlingen?
‘Ja, dezelfde basisregels die je bij voorkeur samen met de klas vaststelt. Maar het is belangrijk om te beseffen dat ieder kind iets anders nodig heeft om zich aan de regels te kunnen houden. En soms sta je dan toe dat de ene leerling wel door de klas mag lopen en de andere niet.’


Helma Koomen is hoogleraar Professionele pedagogische relaties op de Kohnstammleerstoel van de Universiteit van Amsterdam. Bekijk ook haar leestips.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, januari/februari 2023.

Click here to revoke the Cookie consent