Voor Nederlandse ogen mogen bear, pear, fear en year rijmen, de Engelsen denken daar heel anders over. Het eerste tweetal heeft een andere uitspraak dan het laatste. Dat is lastig voor Nederlandse leerlingen. Ze zijn in hun eigen taal gewend aan duidelijke klank-spellingregels. Bij de moeilijke onregelmatige woorden in het Engels zijn die er juist niet. Hoe kunnen zij leren om Engelse woorden toch goed uit te spreken?
Hoe groter de woordenschat, hoe beter de vaardigheid in het hardop woordlezen (dus ook de uitspraak), weten we uit eerder onderzoek onder kinderen met Engels als moedertaal. Maar geldt dat ook voor Nederlandse leerlingen die het als tweede taal leren en gewend zijn aan klank-spellingregels?
Om dat uit te zoeken hebben de Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit 455 brugklassers (vmbo/havo/vwo) gevolgd. Bij elke leerling is aan het begin en het eind van de brugklas getest hoe groot de woordenschat is en hoe nauwkeurig het woordlezen. Daarnaast is er ook gekeken hoe goed een leerling is in woorden stampen, door te meten hoe snel hij nieuwe Engelse woorden kan leren.
Leerlingen met een grote Engelse woordenschat bleken inderdaad ook beter in het hardop lezen van Engelse woorden. Dat verschil was het grootst bij die lastige onregelmatige woorden. Leerlingen die goed waren in het oppikken van nieuwe woorden, gingen ook meer vooruit in het hardop lezen van onregelmatige woorden. Oftewel, om de uitspraak van deze lastige Engelse woorden te verbeteren, is het beter – of voor leerlingen waarschijnlijk gemakkelijker – om leerlingen woordjes te laten stampen dan ze uitspraak- en spellingregels aan te leren, zoals we dat bij het Nederlands doen.
Alexander Krepel e.a., The Unique Contribution of Vocabulary in the Reading Development of English as a Foreign Language (aangeboden ter publicatie).
Dit artikel verscheen in Didactief, december 2019.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven