Nieuws

Elffers aan de top: einde tracking in vo?

Tekst Monique Marreveld
Gepubliceerd op 21-06-2024 Gewijzigd op 21-06-2024
Louise Elffers is benoemd tot voorzitter van de Onderwijsraad. Begin dit jaar gaf ze haar visitekaartje af in haar oratie als lector aan de Universiteit van Amsterdam.

‘De overheid verzaakt haar grondwettelijke taak om te voorzien in toegankelijk, kwalitatief en doelmatig onderwijs voor alle leerlingen.’ Dat was de snoeiharde conclusie die Louise Elffers in december 2023 trok in haar oratie als lector Kansrijke Schoolloopbanen aan de Universiteit van Amsterdam. Straks zit ze aan tafel als voorzitter van het belangrijkste onafhankelijke adviesorgaan inzake onderwijs van de overheid, de Onderwijsraad. De overheid kan de borst alvast nat maken. Elffers’ boodschap is duidelijk, in dezelfde lezing: ‘We hebben hier in Nederland te maken met een publiek onderwijsbestel dat structureel ongelijke leerkansen biedt aan leerlingen met verschillende achtergronden en dat 1 op de 3 leerlingen onvoldoende geletterd aflevert. Dat ligt niet aan vermeende gebreken van individuele leerlingen of leraren, maar aan het systeem.’

Elffers volgt per 1 juli Edith Hooge op. Ze laat zich kennen als een gedegen wetenschapper die haar data op orde heeft, maar ook haar idealen niet onder stoelen of banken steekt. En in haar oratie de hand in eigen boezem steekt, wit, geprivilegieerd, dochter van wetenschappers, zelf gepromoveerd. Maar Elffers weet ook een breder onderwijspubliek te raken, zoals ze eerder bewees in haar succesvolle boek De Bijlesgeneratie over schaduwonderwijs

Elffers zet zich al jaren in voor meer gelijke kansen in het onderwijs en vraagt daarbij vooral aandacht voor de rol van de geprivilegieerde Nederlandse middenklasse. Leerlingen van ouders met een hbo- of universitaire opleiding, presteren structureel beter in basis- en voortgezet onderwijs dan leerlingen met ouders die geen hoger onderwijs hebben gevolgd. Ook bij de eindtoetsen is er al een duidelijk verschil in niveau tussen leerlingen naargelang het opleidingsniveau van hun ouders (figuur). Maar, vraagt Elffers, zijn al die kinderen nou echt zoveel slimmer of is er iets anders aan de hand? Ze toont in haar oratie aan: er is geen reden te denken dat leerlingen uit sociaal-economisch minder geprivilegieerde gezinnen aan hun prestatieplafond zitten. Ze verwijst daarbij naar onderwijseconomen die bijvoorbeeld berekenden dat deze kinderen met een half uur extra onderwijs per schooldag hun relatieve achterstand op de andere leerlingen zouden kunnen inlopen. En andere cijfers, stelt Elffers, suggereren dat enkel verschillen in aanleg of niveau de sociale ongelijkheid in schoolloopbanen niet afdoende verklaren. Bij leerlingen die gelijk gekwalificeerd zijn, stromen leerlingen met hbo- of universitair geschoolde ouders bijvoorbeeld aanzienlijk vaker door vanuit vmbo-t naar havo.

 

Schooladvies

‘Een belangrijk obstakel’ voor gelijke kansen noemt Elffers het niveau-advies dat leerlingen krijgen aan het eind van het basisonderwijs. Didactief publiceerde al veel onderzoek dat hier de aandacht op vestigt, van de universiteiten Utrecht en Groningen. Ook bij gelijke prestaties krijgen leerlingen namelijk inderdaad ongelijke adviezen, al naar gelang het opleidingsniveau van hun ouders. En dat verschil veroorzaakt ongelijkheid in het verdere verloop van hun schoolloopbanen. Het advies bepaalt immers of een leerling bijvoorbeeld naar vmbo, havo of vwo gaat - routes waartussen grote verschillen bestaan in inhoud, niveau, duur, intensiteit, oriëntatie, eindtermen en diplomering. Met andere woorden, aldus Elffers: de leerkansen die de verschillende routes bieden, zijn zeer ongelijk.

Ze maakt die verschillen heel concreet in haar oratie. ‘De een krijgt vier jaar voortgezet onderwijs, de ander zes. De een krijgt bepaalde vakken aangeboden, de ander niet. De een krijgt een startkwalificatie mee in het voortgezet onderwijs, de ander niet. De een kan direct doorstromen naar het hoger onderwijs, de ander niet. De een noemen we hoogopgeleid, de ander laagopgeleid.’

En dat terwijl uit Elffers’ onderzoek blijkt dat er een grote overlap zit in de zogenoemde vaardigheidsniveaus van leerlingen in de verschillende routes (zie figuur 9). Het merendeel van de leerlingen op één route leest en rekent op hetzelfde niveau als leerlingen in de routes daarboven. Of simpeler gezegd, veel vwo-leerlingen lezen bijvoorbeeld net zo goed als hun leeftijdgenoten in havo en vmbo-t en zelfs in de vmbo-basis- en kaderberoepsgerichte leerweg. In principe kunnen die jongeren dus hetzelfde, maar ze volgen heel verschillend onderwijs en hebben daardoor volstrekt ongelijke perspectieven op vervolgonderwijs, werk, inkomen en maatschappelijke status. Elffers: ‘Het Nederlandse onderwijs deelt ze hiërarchisch in en leidt ze op voor een hogere of lagere positie in de maatschappelijke hiërarchie’; en dat legitimeren we met z’n allen met verschillen in het onderwijs die wij zelf hebben aangebracht. Meer dan in andere landen toont het Nederlandse onderwijs zich hier een grote ongelijkmaker, concludeert ze.

En dat heeft verreikende consequenties. Want de verschillende routes in het voortgezet onderwijs bepalen op hun beurt weer de mogelijkheid om verder te studeren, kansen op de arbeidsmarkt, op de woningmarkt, de dating- en de verzekeringsmarkt. Er zijn grote verschillen in inkomen, status, macht en gezondheid tussen gediplomeerden van de verschillende routes. Het schooladvies wordt zo ‘een brandpunt van ongelijkheid in onze samenleving’. Het feit dat Elffers mooie metaforen verzint, zal haar boodschap de komende jaren waarschijnlijk goed doen.

 

Sleutelmacht

Elffers plaatst zichzelf in een onderwijskundige traditie. Zo citeert ze de bekende hoogleraar Onderwijskunde Philip Idenburg die zestig jaar geleden stelde dat onderwijs de ‘hoeder van de maatschappelijke orde’ is. Immers, diploma’s bepalen je maatschappelijke positie. Elffers citeert hoe Idenburg beschreef hoe de school ‘de opgroeiende mensen naar de poorten der samenleving dirigeert’. Hij noemde dit ‘de sleutelmacht der school’.

Het nog steeds veelgebruikte credo ‘De juiste leerling op de juiste plek’ illustreert dit ideaal van onderwijs als een meritocratische sorteermachine. Wie zijn best maar doet op school, komt er wel. Maar, zegt Elffers, wat bij het invoeren van de Mammoetwet nog gold, is allang niet meer zo, de tijden zijn inmiddels veranderd. Tegenwoordig lijkt de opdracht aan het onderwijs om leerlingen toe te wijzen aan plekken binnen de bestaande, ongelijke samenleving, met als doel deze ongelijkheid in stand te houden. De school wordt ‘een vakkenvuller voor een ongelijke samenleving’. Onderwijs vervult nu twee ogenschijnlijk paradoxale functies in de ongelijke samenleving: het is een vehikel voor het realiseren van gelijkheid én van ongelijkheid. Het streven naar kansengelijkheid in het onderwijs wordt daarmee volgens Elffers een slang die zichzelf in de staart bijt. Onderwijs bestrijdt de ongelijkheid die het zelf produceert en reproduceert. Ook hierin staat ze overigens niet alleen. Ook Bourdieu zei dat al, zoals Didactief uitlegt in het boek Werk maken van gelijke kansen.

 

Stop met sorteren

Gelukkig draagt Elffers ook oplossingen aan. Haar belangrijkste advies: we moeten stoppen met sorteren (zie ook kader Diplomakapitalisme). Tot aan het startkwalificatieniveau zou het onderwijs de deuren wagenwijd open moeten zetten voor alle leerlingen. Elke leerling die een bepaalde vorm van onderwijs kan en wil volgen, zou daartoe de kans moeten krijgen, ongeacht de prestaties van anderen. Het op jonge leeftijd toewijzen van leerlingen aan een ‘juiste plek’, staat haaks op dat pedagogische uitgangspunt. Hiermee gaat Elffers verder dan haar voorganger in het ambt: Hooge pleitte eerder voor uitstel van selectie. Elffers wil het selecteren in het funderend onderwijs nog verder terugdringen. Daarbij benadrukt ze dat uitstel van selectie iets anders is dan uitstel van differentiatie. Ze legt in haar oratie uit: ‘Het bieden van ruime leerkansen betekent niet dat alle leerlingen tot hun 15e bij elkaar in de klas hetzelfde programma moeten volgen. Het betekent dat VO-scholen voorzien in een integraal onderwijsaanbod van alle mogelijke routes, praktijkgericht en theoretisch en op verschillende niveaus, met ruimte om te ontdekken, proberen en leren en meerdere tussentijdse overstapmomenten in de onderbouw voor wie dat wil of nodig heeft.’

De grootste uitdaging om dat voor elkaar te krijgen, vormen we zelf, aldus Elffers. Verkenningen om ruimere leerkansen aan alle leerlingen te bieden ‘roepen standaard een storm van protest op onder degenen voor wie het huidige systeem gunstig uitpakt’. En ze doet een moreel appel op de OSM’ers, ons soort mensen. ‘Waar gaat naïviteit vanuit zo’n “bubbel” over in het doelbewust negeren van voordelen die het huidige systeem jou oplevert in de wetenschap dat die een nadeel voor een ander betekenen?’ Ze roept de overheid in wezen op tot actie door te laten zien dat kansengelijkheid een probleem is dat de belangen van individuen overstijgt. Het vraagt inzet van de overheid, inzet die op korte termijn kan indruisen tegen het individuele belang, maar op de langere termijn voor iedereen beter is. ‘Daar waar individuele en collectieve belangen schuren, is beleid nodig om de prikkels in de richting van het collectieve belang te sturen.’ En, voegt Elffers toe: ‘Ongelijkheid heeft altijd twee kanten en dus zullen we het vizier evenzeer moeten richten op mechanismes van bevoordeling als benadeling.’
 

Diplomakapitalisme


Mensen verzamelen zo veel mogelijk en zo hoog mogelijke diploma’s in de hoop zich te kunnen onderscheiden van anderen. Hoe zwakker de directe relatie tussen de inhoud van een opleiding en specifieke banen, hoe meer waarde het diploma heeft. Zo veel mogelijk diplomakapitaal vergaren is de beste strategie om je kansen op welvaart en welzijn te maximaliseren. Gezinnen investeren daarom steeds meer geld in de verwerving van dat diplomakapitaal. En daarmee komt competitie het onderwijs in. Leerlingen en studenten wedijveren met elkaar om een positie in de kopgroep. En zoals Elffers in haar boek De Bijlesgeneratie al schreef op basis van het werk van veel van haar collega-wetenschappers: wie meer sociaal, cultureel en economisch kapitaal bezit, heeft de beste kansen om diplomakapitaal te verwerven.

Scholen ervaren de druk van het diplomakapitalisme als geen ander, zegt Elffers in haar oratie: ‘Leraren in het basisonderwijs geven aan dat zij zich regelmatig door ouders onder druk gezet voelen om het niveau-advies op te hogen. Een leraar schatte desgevraagd in dat van elke tien leerlingen er vier zijn van wie de ouders het niet eens zijn met het advies, waarbij in twee gevallen ouders zo boos zijn dat er sprake is van een verstoorde relatie tussen ouders en school. In een panelonderzoek meldde ruim de helft van de leraren ervaringen met grensoverschrijdend gedrag van ouders naar aanleiding van het schooladvies, zoals schreeuwen, schelden en dreigende e-mails. Het is exact wat Idenburg in de jaren ’50 voorspelde. Door onderwijs de sleutel in handen te geven bij de verdeling van maatschappelijke posities, verslechtert de verhouding tussen ouders en scholen.’


 

Verder lezen

1 Dossier: Gelijke kansen
2 Geen gezeik, iedereen gelijk
3 Een lerarentekort, zegt u?

Click here to revoke the Cookie consent