Onderzoek

Eerst thuis, dan school

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 22-06-2023 Gewijzigd op 23-06-2023
Lector Martine van der Pluijm ontwikkelde een wetenschappelijk onderbouwde aanpak om samen met ouders de taal van jonge kinderen te versterken.

Aansluiten bij wat thuis gebeurt: volgens lector Martine van der Pluijm (hogeschool Rotterdam) is dat de crux als je de taalontwikkeling van jonge kinderen een steun in de rug wil geven. Peuters en kleuters ontwikkelen zich grotendeels thuis, en ouders kunnen daarin het verschil maken. Van der Pluijm pleit ervoor dat (voor)scholen het belang van het gezin voorop zetten: wat gebeurt er thuis, wat hebben ouders nodig? Vervolgens kunnen ze daar in hun onderwijs op inspelen. De visie op de samenwerking met ouders draaien we dus liever om: eerst thuis, dan school.

De voorschool en kleuterklas zijn cruciaal, want wie in deze taalgevoelige periode een goed aanbod krijgt, heeft daar de rest van z’n leven profijt van. Met ‘Thuis in taal’ ontwikkelde Van der Pluijm een wetenschappelijk onderbouwde aanpak voor leraren en pedagogisch medewerkers om samen met ouders de taal van kinderen te versterken. Dat gaat in zeven stappen: ken de taalomgeving thuis, bepaal de koers met collega’s en ouders, werk aan wederkerige relaties met alle ouders, zorg voor passende ouder-kindactiviteiten en interacties, ondersteun de rol van ouders, geef taal prioriteit en help taal uitbreiden (lees ook: Help ouders hun kind te helpen). Een respectvolle benadering van alle ouders en het opbouwen van een vertrouwensband zijn daarbij essentieel.
 

Geen standaardadvies

Laagopgeleide ouders profiteren het meeste van deze aanpak, bleek uit het onderzoek van Van der Pluijm. Zij hebben niet zoveel aan de standaardadviezen voor thuis. Want een laaggeletterde ouder vertellen dat hij meer moet voorlezen, werkt niet. Net zomin als ouders vragen om taalspelletjes met hun kind te doen, als ze nog nooit gezien hebben hoe dat gaat. En hameren op bibliotheekbezoek? Van der Pluijm: ‘Ook dan ga je ervan uit dat de bibliotheek een toegankelijke plek is voor iedereen, en dat iedereen boeken leest. Terwijl de vraag is: wat doen gezinnen wél? Hoe leven ze, hoe dragen ze kennis over, hoe voeren zij gesprekken? Veel gezinnen kennen bijvoorbeeld orale tradities, een boek lezen is dan niet meteen betekenisvol.’ Kern is dus dat je aansluit bij wat ouders al doen en ervoor zorgt dat school en thuis communicerende vaten worden. Vaak ontdekken ouders dan zelf dat boeken daarin een rol spelen, en dat je heus niet woord voor woord hoeft voor te lezen.

Gezamenlijk naar een digitaal prentenboek luisteren is bijvoorbeeld een goed alternatief voor de wekelijkse voorleesochtend, stelt Van der Pluijm. Je laat ouders en kinderen eerst samen luisteren naar het verhaal. Halverwege pauzeer je de video en vraag je: ‘Wat denken jullie dat er nu gaat gebeuren? Praat daarover met papa of mama’. Van der Pluijm: ‘Gespreksgolven rollen dan door het lokaal. Je ziet het plezier bij ouders en kinderen. Ze ervaren dat voorlezen leuk is.’ Als je het linkje na afloop doorstuurt, kunnen ouders de activiteit thuis herhalen. En dan stellen ze waarschijnlijk dezelfde vragen aan hun kind als jij in de klas.

Van der Pluijm komt voor haar onderzoek regelmatig bij laagopgeleide gezinnen over de vloer en ontdekte dat veel ouders vanuit de samenleving hebben meegekregen dat ze het niet goed doen. ‘Zo was er een moeder die Koerdisch sprak, maar dat durfde niet te spreken tegen haar kind, omdat ze hem dan onrecht aan zou doen. Daarom zette ze haar zoon voor de tv, in plaats van dat ze gesprekken met hem voerde. Dat jongetje van 3 jaar kon alleen nog maar ‘mama’ zeggen.’ Dit voorbeeld is geen uitzondering, stelt van der Pluijm. Terwijl we uit onderzoek weten dat de moedertaal het fundament vormt: deze biedt de handvaten om een tweede taal te leren. Door deze te negeren en ons alleen op het Nederlands te richten, doen we meer kwaad dan goed. (Lees over de kansen van meertalig onderwijs ook Taal is echt hun ding).
 

Vergaarbak van tekortkomingen

In het onderwijs vertalen we de kennis uit onderzoek nog onvoldoende naar de praktijk, en zijn we niet sensitief voor verschillen, stelt Van der Pluijm. Zo krijgen ouders van meertalige kinderen nog steeds te horen dat hun kind een achterstand heeft. Ook wordt een kind dat bijvoorbeeld een rijke Turkse taal spreekt, maar nog weinig Nederlands kent, soms hetzelfde behandeld als een leerling die nog helemaal geen taal gebruikt. Van der Pluijm: ‘Twee totaal verschillende situaties, die leraren en pedagogisch medewerkers nog te vaak door elkaar halen. Het is in feite één grote, troebele situatie, waarin gedacht wordt vanuit tekortkomingen als een grote vergaarbak.’

Je kunt op verschillende manieren achterhalen of een leerling zijn moedertaal goed spreekt, benadrukt Van der Pluijm. Observeer de interactie tussen moeder en kind bijvoorbeeld bij een inloopochtend: komen er veel verschillende woorden voorbij? Het helpt ook om je te verdiepen in de achtergrond van een gezin. Liever nog ga je op huisbezoek, al constateerde Van der Pluijm tijdens haar onderzoek dat dat voor pedagogisch medewerkers en leraren lastig haalbaar is.

Probeer de situatie thuis in ieder geval via gesprekken en observaties te verkennen. Zo kun je je steeds beter in ouders verplaatsen en ontstaan er misschien wel eyeopeners. Neem bijvoorbeeld het Koerdische jongetje van 3 jaar. Van der Pluijm: ‘De pm’er begreep er niets van: waarom trok hij toch de hele tijd gekke gezichten? Ze overwoog hem door te verwijzen voor onderzoek. Tot ze van moeder hoorde dat hij thuis urenlang mister Bean keek, en ze begreep dat hij dat in de klas met veel gevoel voor humor nadeed. Misschien was hij wel veel intelligenter dan ze dacht?’ In haar onderzoek kwam Van der Pluijm talloze voorbeelden tegen waarin thuis en school eerst ver van elkaar afstonden, maar door gesprekken dichterbij elkaar kwamen.

Neem altijd een nieuwsgierige houding aan en probeer met respect en empathie naar ouders te luisteren, onderstreept Van der Pluijm. ‘Dan voelen ze zich gezien, en dat heeft ook zijn weerslag op jou als professional. Want dan word jij ook gezien door hen.’ Door die nabijheid kan een vertrouwensband ontstaan waar iedereen van profiteert.

Martine van der Pluijm is lector ‘Samenwerken aan een taalrijke omgeving’ aan de Hogeschool van Rotterdam. Lees hier meer over haar aanpak Thuis in taal.

 

Verder lezen

Kijk op Aanpak Thuis in Taal.

 

Dit artikel is uitsluitend online gepubliceerd, maar sluit aan op Een goed gesprek is het halve werkgepubliceerd in Didactief, juni 2023.

Verder lezen

1 Ouders? Geen paniek!
2 Help ouders hun kind te helpen
3 Een goed gesprek is het halve werk

Click here to revoke the Cookie consent