Het was in begin negentig een van de grootste scholen van Amsterdam, de Bouschrâschool, een Arabische school met louter Marokkaanse leerlingen midden in een vrijwel ‘witte’ wijk. Nu ondenkbaar, toen het pionierswerk van een bevlogen predikantenechtpaar en idealistische, meestal jonge leraren.
De school werd keer op keer tegengewerkt door de overheid, in het begin ook belaagd door boze buurtbewoners en met argusogen bekeken door de buurtscholen, maar enthousiast ontvangen door Marokkaanse ouders die eindelijke een veilige haven zagen voor hun jonge kroost.
De overheid wist jarenlang niet wat ze moest aanvangen met de kinderen van de groeiende groep arbeidsmigranten. Van enig doordacht beleid was geen sprake. Aanvankelijk zwierven dan ook migrantenkinderen, die officieel leerplichtig waren, doelloos over straat. Dat was de aanleiding voor dominee Rolf Boiten en zijn vrouw Georgine om in te grijpen. Al in de jaren vijftig waren zij een leefgemeenschap voor ontheemden op de Amsterdamse Wallen gestart, waar zij tien jaar later de eerste arbeidsmigranten opvingen.
Toen deze mannen hun gezinnen lieten overkomen, nam het echtpaar het initiatief om hun kinderen onderwijs te geven. Daarvoor richtten zij in 1971 de Arabische School van Amsterdam op. Een Zwitserse vrijwilliger gaf Franse les en een jonge Marokkaan nam de Arabische lessen voor zijn rekening. Alles vanuit het idee dat de kinderen geen ‘achterstand’ zouden hebben als ze met hun ouders terug zouden gaan.
De overheid wilde lange tijd niet met geld of een behoorlijke ruimte over de brug komen. Maar de school overleefde de eerste jaren door gulle giften uit kerkelijke kring en ook wat subsidie uit Marokko. Lang bleef de toekomst van de school onzeker en werd zij met talloze problemen geconfronteerd, tot uiteindelijk in 1980 de katholieke staatssecretaris Hermes na een gesprek met de christelijke initiatiefnemers tot een subsidie besloot.
Er kwam een oud gebouwtje in de Amsterdamse Rivierenbuurt beschikbaar waar het kleine klasje van de Wallen uitgroeide tot een grote school. Vanuit alle kanten van de stad stroomden Marokkaanse kinderen toe. Zo ontstond een van de eerste ‘zwarte’ scholen zonder dat die term toen gebruikt werd.
In 1985 ging Nadia Bouras, migratie-onderzoeker aan de Universiteit Leiden, voor het eerst naar deze school. Nu, ruim vijfentwintig jaar later, zocht zij het bevlogen predikantenechtpaar, de betrokken schoolmaatschappelijk werkster, leraren en enkele leerlingen op en tekent zij aan de hand van hun persoonlijke geschiedenissen de ontwikkeling van de school op.
Het is een prachtig verhaal geworden dat alle dilemma’s verbonden aan deze bijzondere school goed weet verwoorden. De voordelen van de hechte gemeenschap, maar ook de schaduwzijden daarvan, de veeltaligheid (onder meer Nederlands, Berbers en Arabisch), de plek van religie (het was geen islamitische school, maar wilde juist een ontmoetingsschool zijn), de verschillen tussen leraren (sommigen zacht en vrijmoedig, anderen weer streng), hun onervarenheid en pionierswerk, de moeilijke overgang naar de middelbare school, de omgang met een overwegend vijandige omgeving, en ook de armoedige omstandigheden waarin veruit de meeste leerlingen leefden.
Het is een rijk boek geworden over een vrijwel vergeten geschiedenis waarvan veel te leren valt. Verplichte kost voor iedereen die begaan is met het huidige onderwijs.
Nadia Bouras, Een klas apart. Biografie van een Arabische school in Amsterdam-Zuid. Boom, 2020, € 22,50.
1 Ideologie en feiten
2 Gelijke kansen voor een diverse jeugd
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven