Er Was Eens
|
Alles is donker, je hoort helemaal niets. Je voeten voelen alsof ze lopen op lucht. Maar wanneer je naar beneden kijkt, is er helemaal niks te zien, behalve duisternis. Je probeert wat rond te kijken, maar niets heeft diepte. Er zijn muren, grote hoge muren, maar je kan niet zien hoe ver weg ze zijn, of hoe hoog.
Je bent het enige wat in deze kamer staat. Opeens verschijnt er een wit schijnend papiertje, je kan niet precies zien hoe ver weg het is, maar je probeert er naartoe te lopen.
Terwijl je naar het papiertje loopt, is alles wat je hoort je eigen adem. Verder is er geen geluid, zelfs je eigen voetstappen hoor je niet. Ondertussen sta je er recht voor. Het papiertje is dichterbij dan je dacht. Je bukt naar beneden om het op te pakken en zelfs dat maakt geen geluid. Er staat wat op.
‘Je verhaal is geëindigd, we zoeken een ander verhaal voor je, maar voor nu blijf je hier: nergens.’
Het papiertje verdwijnt weer uit je handen en je bent weer alleen in de donkere ruimte. Wat betekende dat?? Wáár ben je?
Een poosje later probeer je naar de donkere muren te lopen om een deur te vinden, of iets waardoor je uit deze ruimte komt. Maar je komt niet dichterbij. Hoe snel en hard je ook loopt, je komt niet verder. Alles wat je probeert werkt niet; huppelend, rennend, kruipend. Je komt niet dichter bij de muren.
Uiteindelijk word je moe van al het proberen en er is niks anders wat je kan doen, dus je besluit om te proberen te slapen. Eerst lukt het niet, want je zit in een ruimte die je niet kent en je weet niet wat er allemaal kan gebeuren wanneer je niet wakker bent om jezelf te beschermen. Nu je zo ligt en je een beetje rust probeert te krijgen, op een rare harde/zachte grond, liggend op je rug, probeer je te bedenken hoe je hier ooit gekomen bent, of waarom. Het laatste wat je je nog herinnert was dat je relaxed in je hangmatje lag, die aan de bomen in je tuin hing. Je dronk je favoriete drankje, Mojito. En alles was gewoon normaal, er was niks raars en alles was elke dag hetzelfde; een rustig leven aan een groot meer. Het was geweldig. Je bedenkt je hoe raar het is dat je hier bent, en dat je veel gestrester hoort te zijn in deze situatie. Je ogen beginnen al wat zwaarder te worden, dus je sluit ze.
Je hoort allemaal rare geluiden, je voelt de luchtige bodem van de rare ruimte niet meer, het ruikt naar verf en nieuw huis. Je opent je ogen, en je wordt verblind door de hoeveelheid licht in de kamer. Je gaat rechtop zitten en probeert wat aan het licht te wennen. Maar wanneer je wat meer rondkijkt en het licht helemaal niet meer zo fel lijkt, zie je dat je in een normale slaapkamer bent, zittend op een bed waar je waarschijnlijk op hebt geslapen.
In grote verwarring besluit je naar buiten te gaan, want als er een binnen is, is er vast ook wel een buiten. Wanneer je drie trappen en twee deuren verder bent, zie je het gebouw waar je zonet uit liep. Het lijkt erop dat je in een appartementje zat. Wanneer je wat verder bent, zie je dat het gewoon een normale wereld is, alleen ziet het er wat saaier uit. Er zijn absoluut meer auto’s en wegen, ook veel meer gebouwen dan je gewend bent, bijna nergens is groen.
Wanneer je langs een kraampje loopt, zie je iets bekends. Er is een winkel. Tegen het raam van de winkel staan boeken. Je weet niet waar je het van herkent, maar je krijgt het gevoel dat je het boek moet hebben, dat er iets belangrijks in staat. De titel komt je zo bekend voor dat je nog wat dichterbij komt staan, om het boek goed te inspecteren.
Wanneer je binnen bent, pak je het boek en wil je de achterkant lezen, maar er staat een supervage uitleg waar je niet helemaal een verhaal van kan maken. Dus begin je maar gewoon met het boek lezen, over jezelf...? Het boek beschrijft precies wat er drie jaar geleden gebeurde.
In shock lees je snel verder. Je komt erachter dat wat er in dit boek staat precies beschrijft wat jij allemaal hebt mee gemaakt, waar jij doorheen gegaan bent. Je gaat erbij zitten.
De tijd vliegt voorbij en voor je het weet ben je al bij de laatste bladzijde.
‘... en eindelijk plofte ze uitgeput maar voldaan in haar hangmat. Het was het allemaal waard geweest. Nu kon ze eindelijk haar leven beginnen.’
Dat is de laatste zin, dat is hoe het eindigt. Daarna verdwijn je.
De gedachtes schieten door je hoofd. Heeft iemand je zitten stalken? Is dit een droom? Misschien ben je gek aan het worden. Ben jij bedacht voor vermaak, ben je niks anders dan een personage uit een boek? Nee, natuurlijk niet, dat zou niet kunnen, toch?
‘Je verhaal is geëindigd, we zoeken een ander verhaal voor je, maar voor nu blijf je hier: nergens.’ Dat was wat er op het papiertje stond, dus misschien...
Lucht krijgen wordt zwaarder wanneer je eraan denkt dat je misschien nooit realiteit bent geweest.
‘En?’ hoor je iemand achter je zeggen. Het is een man, hij lijkt niet veel ouder dan zeventien.
‘Wat?’ zeg je met tranen in je ogen.
‘Hoe vond je hem?’ zegt hij, wijzend naar het boek dat je nog steeds in handen houdt. Voor hem lijkt het nu natuurlijk alsof je gewoon een boek hebt gelezen, maar het is niet gewoon een boek. Het is jouw boek, het is jouw leven.
‘Wel prima,’ probeer je zo normaal mogelijk te zeggen.
Hij zegt niks, hij blijft je alleen een beetje vaag aankijken... voor heel lang, tot hij eindelijk weer begint te praten, want het begon al een beetje ongemakkelijk te worden.
‘Zie je het echt niet?’ Wat vindt hij dat je moet zien? Waarom doet hij zo vaag? ‘Pete Johnson, ik ben Pete Johnson. Ik heb het boek geschreven dat je zonet in een adem hebt gelezen.’
Hij heeft jou bedacht. Je raakt in paniek. Hij heeft jou door al die dingen laten gaan, om daarna je verhaal gewoon te eindigen. Hij heeft je leven bedacht. Je probeert er zo normaal mogelijk over te doen.
‘Hoe kwam je op het idee?’ is het enige waar je aan kan denken.
‘Nou, uh, het kwam gewoon vanzelf. Ik schrijf al sinds ik klein ben. Weet je echt niet wie ik ben?’
‘Nee, sorry, ik heb geen idee.’
‘O, wat is jouw naam trouwens?’
‘Nex.’
‘Wauw! Dat is een originele naam! En precies dezelfde als het hoofdpersonage in het boek dat je zojuist hebt gelezen.’
‘Ja... Toevallig.’
‘Wil je anders een keertje een bakje koffie halen ergens? Je lijkt me een erg interessant persoon.’ Natuurlijk denkt hij dat, hij heeft jou bedacht.
‘Is goed, wanneer heb je tijd?’ zeg je. Ondertussen ben je al opgestaan en sta je recht voor hem. Hij is een kop groter dan jij. Nu je hem recht aan kan kijken, zie je zijn gezicht een stuk beter.
‘Ik ben altijd vrij, zeg jij maar.’
Je hebt geen idee wat je anders kan doen. Deze Pete en zijn boek zijn je enige connecties met deze wereld. ‘Kan je nu?’
Daar lopen jullie, de straat door, op zoek naar een cafeetje. Hij probeert een praatje maken, maar je bent nog erg in shock over het feit dat je nu naast je schrijver loopt, alsof dat het normaalste op de wereld is.
Je moet terugkeren, terug naar je eigen rustige leven. Hoe durft hij – net wanneer je een beetje rustige dagen begint te krijgen – te stoppen met schrijven. Dit is niet hoe het kan eindigen.
‘Daar is er een! Sorry, ik ben niet erg bekend met deze plaats. Ik kom hier nooit,’ zegt hij, je gedachte verstorend.
‘O, geeft niet, ik ben ook erg nieuw hier.’ Je moet je nu focussen, niet zo stressen, want dat zal je toch nergens brengen.
‘Hé, heb je er ooit aan gedacht een tweede deel te maken? Of misschien om er een trilogie van te maken? Je boek is zo geweldig. Ik vond het echt jammer dat hij zo snel alweer uitgelezen was.’
Jullie lopen het cafeetje in en zoeken een tafel.
‘Eigenlijk niet, nee, maar ik ben gestopt met schrijven. Het werd me te vermoeiend en het nam al mijn tijd in.’ Hij schuift je stoel naar achter en je gaat erop zitten, zelf ploft hij neer op de stoel tegenover je.
‘Dat is echt zonde, iemand met zo'n talent als jij zou dat niet zomaar op moeten geven.’ Je moet hem overhalen. Dat hij zegt dat hij is gestopt met schrijven maakt dat niet makkelijker. Maar het gaat je lukken. Het moet je lukken. Ideeën vormen zich in je hoofd en argument na argument gooi je naar zijn hoofd. ‘Dat personage heeft al zoveel meegemaakt, ze heeft een goed, kalm leven verdiend. Is het niet super ontspannend om eens een rustig boek te schrijven? Dan hoef je er niet zo hard over na te denken.’
Het duurde serieus twee uur, maar eindelijk is hij overtuigd. Hij zucht diep, maar met een grote grijns op zijn gezicht zegt hij: ‘Je brengt me zo veel ideeën, hier kan ik minstens nog tien boeken uit trekken.’
Ha! Eindelijk heb je hem kunnen overtuigen. Je neemt vriendelijk afscheid, maar je ziet een lichtelijke teleurstelling op zijn gezicht wanneer je hem ook echt verlaat.
Je gaat terug naar het appartementje en legt je neer op het bed. Zo hoop je dat je snel in slaap valt om weer wakker te worden in je eigen leven. Je wordt al erg gauw moe, omdat je vandaag zo veel hebt beleefd.
Je ruikt de heerlijke geur van het bos en opent je ogen. Je voelt de hangmat weer onder je, je lekkere Mojito zit weer in je ene hand en je boek in het ander. Eindelijk! Je bent terug. Het is je gelukt.
Wacht… Een boek? Sinds wanneer heb je hier een boek? Je legt je Mojito op de grond en opent het boek op de eerste bladzijde:
‘Alles is donker, ze hoort helemaal niets. Haar voeten voelen alsof ze lopen op lucht. Maar wanneer ze naar beneden kijkt, is er helemaal niks te zien, behalve duisternis. Ze is het enige wat in deze kamer staat. Opeens verschijnt er een wit schijnend papiertje. Ze bukt naar beneden om het op te pakken. En ze leest wat erop staat.’
Je mond valt open, want alles wat hier staat herken je, maar wat er op dit papiertje staat is totaal anders. Je staart nog even naar het boek. In totale horror laat je het boek op de grond vallen. Je wil het uitschreeuwen, maar blijft bevroren. De lucht is helder. De bloemetjes glinsteren in de zon. De wind bruist langs de bladeren van de bomen.
Ik moet hier weg.
Geschreven door Edith, met hulp van klasgenoten van klas 3D van middelbare school Vonk Heerhugowaard.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven