Tijdens zijn opleiding aan de lerarenopleiding van de Universiteit van Amsterdam (ILO) ontwierp Sander Claassen (40) voor het Amsterdams Lyceum een hulpmiddel voor leerlingen om de profielkeuze voor wiskunde A of B gemakkelijker te maken. Bovendien deed Claassen in opdracht van Scholengemeenschap Huizermaat kwalitatief onderzoek naar wiskundeonderwijs voor getalenteerde leerlingen in de onderbouw. Hij interviewde een aantal hoogbegaafde kinderen, specialisten op het gebied van hoogbegaafdheid en docenten. Inmiddels geeft hij wiskunde in de onder- en bovenbouw van SG Huizermaat. In september startte de school met een talentenklas; de helft van de kinderen is hoogbegaafd, de andere helft had een citoscore van 550.
Kunnen leerlingen zelf hun profiel niet kiezen? Claassen: ‘In 3 vwo wordt gemiddeld één informatiebijeenkomst aan wiskunde A en B gewijd. Ik heb onderzocht hoe je die keuze beter kunt begeleiden, zonder dat je ingaat op de vooroordelen die bij kinderen leven over wiskunde A en wiskunde B.’
Hoe ziet het hulpmiddel eruit? ‘Ik heb een lessenreeks ontwikkeld waarin de leerlingen opgaven maken, zonder dat ze weten bij welk vak die horen. Per opgave geven ze aan of ze deze al dan niet interessant, makkelijk of nuttig vinden. Ook wordt gemeten of ze de opgaven correct kunnen oplossen. Op basis van de uitkomsten krijgt elke leerling een adviesrapport, inclusief een objectieve motivatie waarom welk wiskundevak bij hem of haar past.’
Je hebt ook onderzoek gedaan naar wiskundeonderwijs voor getalenteerde kinderen. Was dergelijk onderzoek nodig? ‘Veel mensen denken dat deze kinderen zich wel redden, maar ze hebben vaak leerproblemen. Een aantal haakt af omdat ze het reguliere lesaanbod niet uitdagend en het tempo te laag vinden. Waar het om gaat is dat je de interesse weet vast te houden, aanspraak maakt op hun creativiteit en hen stimuleert om hun grenzen op te zoeken.’
Hoe doe je dat allemaal? ‘De begeleiding vergt inderdaad veel creativiteit en improvisatievermogen, want de verschillen tussen hoogbegaafde kinderen onderling zijn veel groter dan in een gemiddelde havo of vwo klas. Onze school legt overigens meer de nadruk op motiveren en het proces van leren dan op presteren.’
Waarom is het belangrijk om in deze kinderen extra te investeren? ‘Sommige mensen vinden al die aandacht overbodig en hoogbegaafdheid elitair. Maar buiten dat het een persoonlijk drama voor de leerling is als talent niet wordt erkend, is het zonde dat van de 2,5 procent getalenteerde Nederlandse leerlingen slecht 16 procent afstudeert aan de universiteit.’
Hoe zie je je eigen toekomst? ‘Toen ik met de lerarenopleiding begon stond me voor ogen om drie, vier dagen les te geven en een dag te reserveren voor andere activiteiten. Ik denk erover artikelen te schrijven over mijn onderzoeken, of weer een nieuw project te beginnen. Promoveren of een bedrijfje starten om de profielkeuzetool op de markt te zetten is ook een optie. Dat werkt naar twee kanten: ik gebruik mijn onderwijservaring voor mijn nevenactiviteiten, maar kan mijn overige ervaring ook inzetten in het onderwijs. Ik zou bijvoorbeeld graag het gebruik van nieuwe media in mijn lessen integreren.’
Basisschool de Klimboom in Eindhoven was al aan het experimenteren met Engelse les in de bovenbouw toen pabo-student Froukje Polman (33) er stage kwam lopen. Polman vond dat een goed initiatief, maar wilde het voor haar afstudeerproject aan de Fontys Pabo in Eindhoven graag verbreden naar de lagere groepen. Om dat voor elkaar te krijgen, betrok ze leerkrachten, ouders en leerlingen van de onderbouw bij haar project. Ook deed ze kwalitatief onderzoek onder de leerkrachten, bracht hun wensen en bezwaren in kaart en dook in de internationale vakliteratuur over basisontwikkeling, tweede taalontwikkeling en vroeg vreemdetalenonderwijs. Dit alles, plus een flinke dosis creativiteit, vormde het uitgangspunt voor Hop on!, een speels en laagdrempelig proefpakket voor groep 1 en 2. Polman evalueerde het project aan de hand van vragenlijsten voor leerkrachten en ouders. De reacties waren zo positief dat de Klimboom nog dit schooljaar in alle groepen begint met Engels. Kreeg je de school snel mee? Polman: “Het onderbouwteam toonde aanvankelijk weinig enthousiasme. Om te begrijpen wat er speelde, ben ik met iedereen in gesprek gegaan. De leerkrachten hadden nog erg weinig ervaring met vvto. Hoe doe je dat dan? Welke didactische materialen heb je nodig? Ik heb expliciet naar hun weerstand, maar vooral naar hun wensen gevraagd. Dat heeft heel erg geholpen. Zonder draagkracht sta je alleen. Procesbegeleiding is heel belangrijk. Je moet duidelijk maken waarom je iets doet, maar je moet vooral goed luisteren en reacties serieus nemen. Door tussentijds te evalueren kun je je koers bijstellen.’
Waarom zouden kleine kinderen al zo snel een vreemde taal moeten leren? ‘In onze globaliserende maatschappij zijn taalrijke kinderen kansrijke kinderen. Uit mijn literatuuronderzoek blijkt dat vvto een positief effect heeft op de algemene cognitieve en wiskundige ontwikkeling en het metalinguïstisch bewustzijn. De kinderen leren multitasken, creatief en analytisch denken, krijgen meer zelfvertrouwen en een bredere horizon.’
Waar moet je bij kleine kinderen speciaal op letten? ‘Je moet een directe link tussen theorie en praktijk leggen. Mijn lespakket sluit naadloos aan bij wat kinderen leuk vinden, zoals liedjes zingen, voorlezen, actieve werkvormen en spel. Omdat ze daar dol op zijn, pikken ze de taal zo op. Kleuters zijn op een natuurlijke manier bezig met taalontwikkeling, of dat nu Nederlands, Engels of een andere taal is.’
Wat is er verder bijzonder aan het proefpakket? ‘Het pakket is ook heel gebruiksvriendelijk voor de leerkracht. Al het lesmateriaal past in een houten dubbeldekker en per les zijn de instructies beperkt tot 1 A4. Ik zou dit in de toekomst graag tot een volwaardig lespakket willen doorontwikkelen.’
Hoe weet je of het echt werkt? ‘Goed onderwijs heeft met visie en lef te maken. Een methode geeft houvast, maar je moet ook durven loslaten. Mijn ervaring is dat leerboeken de motivatie niet altijd ten goede komen. Je moet dus creatief zijn. Kinderen willen geprikkeld worden. Laat ze experimenteren, onderzoeken, ontdekken en daaruit conclusies trekken. Dat geldt overigens ook voor volwassenen. Je moet niet in je comfortzone blijven hangen maar juist je grenzen verleggen.’
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven