Interview

´Dyslexie gaat over klank verwerking´

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 03-05-2017 Gewijzigd op 24-10-2017
Femke Scheltinga, voorheen onderzoeker bij het Expertisecentrum Nederlands en nu bij ITTA, Kennisinstituut voor Taal, promoveerde op onderzoek naar dyslexie. Mooie gelegenheid om misverstanden en feiten op een rijtje te zetten.  

Wat zijn de meest voorkomende misverstanden over dyslexie?
‘Oei, dat zijn er nogal wat! Zo denken veel mensen dat je dyslexie kunt verhelpen of verminderen met een prismabril of voedingssupplementen. En laatst kreeg ik nog weer een vraag van de NRO Kennisrotonde: of specifieke lettertypes dyslectici kunnen helpen.’

Die eerste twee zou ik meteen als onzin herkennen, maar helpen boeken met speciale lettertypes ook niet?
‘Vormgevers zijn voortdurend bezig om speciale “dyslexielettertypes” te maken, maar er is weinig wetenschappelijk bewijs dat dat helpt. Wel vonden onderzoekers dat meer afstand tussen de letters kan werken, maar dat staat dus los van het lettertype. Het is een misvatting dat dyslexie iets te maken zou hebben met oogproblemen, met woordblindheid, zoals ze het vroeger noemden. Dyslexie is een probleem met klankverwerking en de integratie tussen klanken en letters in de hersenen.’

In je proefschrift heb je onder meer gekeken naar verschillen tussen dyslexie en andere taalstoornissen (TOS). Zijn die van elkaar te onderscheiden?
‘Ja, maar ze komen ook vaak in combinatie voor. Ik heb gekeken naar fonologische vaardigheden, en dan zie je dat kinderen met TOS meer problemen hebben met het klankgeheugen. Dat merk je als je ze vraagt gesproken nonsenswoorden na te zeggen: kinderen zonder taal- en leesproblemen zijn hier het beste in, dyslectici hebben er iets meer moeite mee en kinderen met TOS struikelen er echt over. Als de nonsenswoorden langer dan vier lettergrepen zijn, kunnen ze het woord vaak niet herhalen.’

En wat kwam uit jouw onderzoek als problemen van dyslectici naar voren?
‘In mijn onderzoek bleek dat leesniveau vooral samenhangt met klankbewustzijn en benoemsnelheid. Dyslectische kinderen zijn niet alleen slecht in het vloeiend lezen van woorden, maar ook in het benoemen van plaatjes. Ze hebben moeite om snel de juiste klanken bij de plaatjes op te halen.’

En hoe kun je als leraar dyslexie en TOS uit elkaar houden?
‘Als je vooral ernstige taalproblemen ziet, kan er sprake zijn van TOS. Dyslectische kinderen hebben doorgaans geen opvallende problemen met grammatica, woordenschat en tekstbegrip. Wel hebben ze specifieke problemen met technisch lezen en spellen. Soms kunnen ze die compenseren met hun taalkennis, maar kinderen met TOS en leesproblemen kunnen dat vaak niet.’

Een paar weken geleden was er nogal wat tumult over dyslexie. Anna Bosman zei: je moet bij interventies niet alleen kijken naar het kind, maar ook of het (lees)onderwijs wel voldoende kwaliteit heeft. Wat vind jij daarvan?
‘In principe gebeurt dat al. Naast de dyslexieprotocollen voor het onderwijs is er een protocol voor de zorg, waarin staat dat degene die de diagnose stelt, moet kijken of de interventies op school goed zijn. Natuurlijk is een protocol nooit waterdicht, dus het blijft belangrijk de kwaliteit van de diagnostiek te bewaken.’

Dus Bosman zoekt spijkers op laag water?
‘Persoonlijk vind ik dat het weinig zin heeft om met de vinger te wijzen naar het onderwijs. Uiteraard is goed onderwijs van groot belang, maar laten we met zijn allen zorgen voor goede kwaliteit. Verschillende leesverbetertrajecten hebben laten zien dat er goede resultaten geboekt kunnen worden. Maar er zijn ook kinderen die ondanks goed leesonderwijs leesproblemen hebben; bij hen is mogelijk sprake van dyslexie.’

Wat zijn jouw tips voor scholen?
‘Tijdige signalering van leesproblemen is heel belangrijk. Dat kan pas als een kind al een tijdje formeel leesonderwijs heeft gehad, maar de basis voor leesontwikkeling leg je in de kleuterklas. In ons net hernieuwde protocol voor de kleuterbouw benadrukken we het belang van een taalrijk klimaat. Stimuleer dat kinderen spelenderwijs bezig zijn met woorden, verhalen, letters en klanken, bijvoorbeeld door voorlezen. De meeste kleuters zijn nieuwsgierig naar letters. Houd leerlingen in de gaten bij wie dat niet zo is en probeer hen daarin te stimuleren. En zorg voor een goede informatie hierover bij de overdracht naar groep 3.’


Femke Scheltinga, Reading Problems and Dyslexia: Identification, Intervention and Treatment within a RTI Framework. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, 2017.

Dit interview verscheen in Didactief, mei 2017.

Click here to revoke the Cookie consent