Recensies

Drie pond denkend vlees

Tekst Bea Ros
Gepubliceerd op 26-01-2004 Gewijzigd op 21-02-2019
Het succes van de Wetenschapsquiz Junior maakt duidelijk dat weetjes en fundamentele vragen aan kinderen goed besteed zijn. Geen wonder dat wetenschap steeds vaker opduikt in non-fictie voor kinderen. Onlangs verschenen titels over Mars, filosofie en kunstmatige intelligentie.

Wetenschap populariseren is een vak. En schrijven voor kinderen is een vak. Dat die twee niet per se samen hoeven te vallen, wordt duidelijk in het boek Dat is waar. Complexe filosofische vragen eenvoudig presenteren gaat arts, filosoof en publicist Menno Lievers redelijk goed af. Hij koos alleen voor een gekunstelde en slaapverwekkende vorm. Die vorm doet nog het meest denken aan leesboekjes uit de Verlichting, waarin een vader zijn kinderen onder een wandeling allerlei nuttige kennis bijbrengt. In Lievers’ boek is het een filosoof die zijn buurmeisje Elsemiek en haar vriendje Bas te pas en te onpas op hun woorden vangt. Zitten de kinderen bij de bushalte te kibbelen, omdat Elsemiek te laat is, vraagt de filosoof: ‘Op tijd zijn, over welke tijd heb je het dan?’ Mij lijkt dat een geval van bad timing, maar in dit boek dienen situaties als te laat zijn, een strandwandeling of een begrafenis slechts als aanloopje naar een lesje filosofie. Dat het daarbij vrijwel altijd de filosoof zelf is die de vragen opwerpt, geeft het boek een betweterig toontje. Wat in de klas wel werkt – met kinderen filosoferen over elementaire zaken – blijkt op papier een stuk minder interessant. Wie met kinderen wil filosoferen, kan in dit boek zeker ideeën opdoen. Maar bedenk vooral uw eigen inleiding.

IJzeren wil

Bas Haring en Govert Schilling vermijden in hun boeken de omweg – en de valkuil! – om kennis te verpakken in een ‘leuk’ verhaaltje. Zij richten zich rechtstreeks tot de lezer en gebruiken anekdotes en aansprekende beelden om ingewikkelde zaken uit te leggen. Beiden weten als volleerde meesters op gezette momenten herhaling in te bouwen, waardoor de lezer bij de les kan blijven. Net als in zijn debuut Kaas en de evolutietheorie (in 2002 bekroond met de Eureka!-Wetenschapsprijs en de Gouden Uil Jeugdliteratuur) ontleedt Van Haring in De ijzeren wil voor de ogen van de lezer heel consequent en rationeel een bepaald probleem. In dit geval is dat het thema van bewustzijn, het menselijk brein en denkende machines. De auteur gaat in ons brein – ‘drie pond denkend vlees’ – op zoek naar de geest ofwel ‘een wil, het denken, bewustzijn, geloof, hoop en liefde’ en vraagt zich af of een machine dat ook allemaal kan of heeft. Vlijmscherp fileert hij de (vermeende?) verschillen tussen mens en machine. Een machine mag misschien intelligenter kunnen worden dan een mens, hij mist geest. Toch? Bij Van Haring ga je twijfelen. Hij reduceert veel van onze verheven gedachtes over de mens tot ‘handige ideeën’ en vooral tot taal: ‘Het is handig om het woord stoel te gebruiken in plaats van een ingewikkeld verhaal over houten poten, een rugleuning en een zitting. En het is ook handig om het woord ‘wil’ te gebruiken in plaats van een verhaal over hersencellen, neurotransmitters en hormoonspiegels.’ Al lezende denk je regelmatig ‘ja maar, zo is het helemaal niet’. Die opening biedt Van Haring ook. Hij slaat het denken niet dood, hij geeft louter inzicht in zijn eigen brein.

Rode planeet

Govert Schilling grijpt de lezer in Mars, het rode raadsel meteen bij de kladden met een beschrijving van de nieuwste vlucht, die van de Beagle 2. ‘Dit is misschien wel de spannendste dag uit zijn leven. Zou de landing van de Beagle 2 gelukt zijn? Zouden alle instrumenten goed werken? Zal de marslander straks leven ontdekken op een andere planeet?’ In die laatste zin zit de kern besloten van alle belangstelling voor Mars en van dit boek. Schilling maakt ons duidelijk dat als er al ergens buitenaards leven zou zijn, Mars daarvoor de meest geschikte plaats zou zijn. In zijn boek wisselt Schilling verhalende beschrijvingen af met pittige informatie en, in de kantlijn, de nodige verwijzingen naar boeiende websites. Niet altijd zijn de beschrijvingen even functioneel. Zijn verhaaltje over holbewoner Maanwaker die de sterren observeert, is een vreemde eend in de bijt en eigenlijk onnodig. Een schema zou soms niet misstaan. De tekeningen van Peter-Paul Rauwerda zijn sfeervol, maar ook onbestemd. Zo is zijn tekening van de negen planeten ten opzichte van de zon erg onduidelijk. Schilling zelf had in plaats van een uitputtende beschrijving van alle ruimtevluchten er beter enkele uit kunnen lichten en daarnaast in de kantlijn een overzicht van alle vluchten kunnen geven. Maar over het geheel genomen leest dit boek als een trein. En dat is voor zulke ingewikkelde materie zeer verdienstelijk.

Bas Haring, De ijzeren wil. Over bewustzijn, het brein en denkende machines. Vanaf 14 jaar. ISBN 9052407207. Antwerpen, Houtekiet 2003. 176 pagina’s. Prijs: € 15,95. Govert Schilling, Mars, het rode raadsel. Met tekeningen van Peter-Paul Rauwerda. Vanaf 10 jaar. ISBN 904510072X. Amsterdam, Querido 2003. 122 pagina’s. Prijs: € 13,50. Menno Lievers, Dat is waar. Met tekeningen van Tjalling Houkema. Vanaf 10 jaar. ISBN 9023411749. Amsterdam, De Bezige Bij 2003. 224 pagina’s. Prijs: € 17,90. 

Click here to revoke the Cookie consent