Er klinkt geroezemoes. Gespannen gezichten. Groep 7 van obs de Binnenstad in Maastricht werkt op donderdag en vrijdagnamiddagen enthousiast aan een miniatuurdorp. Een project van Dorp Op School (DOS). Klassen bouwen met een budget van 100 euro een maquette van een dorp op een standaard houten plaat. Op die plaat moeten uiteindelijk zoveel mogelijk technologische toepassingen te zien zijn. Het doel van DOS is kinderen meer betrokken te krijgen voor wetenschap en techniek zodat hun competenties zich op dat vlak ontwikkelen. Omdat leerlingen zelf mogen beslissen wat er op de plaat komt en hoe dat gebeurt, wordt ook hun zelfsturing en ondernemingszin aangesproken. Leraren kunnen zelf kiezen hoe lang ze het project laten lopen, maar gebruikelijk is tien tot twaalf weken.
Over wat de leerlingen gaan bouwen, is een week eerder democratisch gestemd: het wordt een dorp. Juffrouw Judith Bouwens ziet het dorp met de week groeien. 'Eerst waren leerlingen vooral druk met kleine huisjes maken. Nu begint het dorp op de plaat steeds meer vorm te krijgen. Een leerling roept: "Nee! Niet dit huisje, dat past niet in deze wijk want die heeft een tuin en deze huizen hebben helemaal geen tuin dus die moet in een andere wijk." Leerlingen zijn vrij in wat er op de maquette komt en hoe ze dat aanpakken. De enige voorwaarde is: er moet zoveel mogelijk écht werken. Ook over wat er in het dorp komt, is al eerder overlegd. Ze gaan aan de slag met een rioleringssysteem, een brug, reuzenrad en straatlantaarns.
Verschillende rollen
De klas is verdeeld in groepjes waarin leerlingen verschillende rollen hebben: planner, bouwer, specialist, onderzoeker, boekhouder en journalist. Als leerlingen hun rol goed vervullen kunnen ze sterren verdienen. Leraren kunnen zelf de sterren toekennen, of de taak uitbesteden aan bijvoorbeeld de burgemeester. Die persoon kan tijdens het project langskomen om de stand van zaken te evalueren, en meestal deelt die aan het einde van het project ook de sterren uit. Kinderen beslissen best zoveel mogelijk zelf wie wat doet. Judith zet ze desgewenst aan het denken over de taakverdeling. 'Misschien moet je eens naar een boekhouder gaan om te kijken wat zo iemand nou doet. Wat is zijn taak? Of ga eens opzoeken, googelen ...'
Optreden als coach
Niet alleen kinderen steken er veel van op, ook voor de leraar is het DOS-project leerzaam. Judith Bouwens moet als 'coach' optreden, maar is nog zoekende naar haar rol. Onderzoek naar projectonderwijs rond wetenschap en techniek heeft nog niet aangetoond wat die 'coach'-rol precies omvat. Wel is duidelijk dat toekijken niet werkt om kinderen te laten leren. Hoewel het gros van de leerlingen enthousiast aan de slag gaat en hun juf bijna 'vergeet', lopen sommige leerlingen toch wat verloren rond. Plotseling veel vrijheid krijgen is ook lastig. Bouwens merkt op: 'De slimme kinderen die al jaren gewend zijn om een extra boekje te krijgen en nog een extra boekje, vinden dit heel lastig omdat het best een vrije opdracht is. Ze worden plots aangesproken op totaal andere stukjes van hun persoonlijkheid. Ik probeer deze leerlingen nu de rest van de week andere opdrachten te geven, zoals het maken van een presentatie.'
Interventie-onderzoek
Om de ideale leraar-rol in DOS te creëren, werd in het kader van Talentkracht interventie-onderzoek verricht. Onderzoekers - Veerle de Winter en Miranda Thys van de KU Leuven - ontdekten wat werkt en niet werkt voor de betrokkenheid en competentie-ontwikkeling van kinderen in wetenschap en techniek. 30 leraren van zowel Belgische als Nederlandse scholen werden gevolgd. Thys: 'Leraren geven zich soms over aan hun leerlingen en fungeren als 'hulp', mede-uitvoerder, van hún plannen. Ook zoeken ze actief mee naar oplossingen, stellen vragen, gaan in discussie en ontdekken zo samen met de kinderen. 'Leerlingen die onderling inhoudelijk veel discussiëren en op elkaar verder bouwen, lijken te compenseren voor een leerkracht die niet echt 'aanwezig' is, minder met ze samen nadenkt en vragen stelt. Sommige leraren hebben het gevoel dat er niet geleerd wordt. Ze hebben een bepaald verloop van de les in het hoofd, maar in DOS weet je nooit precies waar je gaat uitkomen. Soms proberen leraren dan zelf doelen te creëren.' Belangrijk volgens Thys is dat leraren een balans vinden tussen sturen en loslaten. 'Leraren mogen gerust hun expertise delen, vertellen hoe zij de verdere planning of oplossing zien, zolang ze de ideeën van hun leerlingen maar serieus nemen en hen verantwoordelijk stellen voor uiteindelijke beslissingen. Als door dat laatste 'fouten' worden gemaakt of zoeken naar oplossingen wat langer duurt, des te beter. Dat vertraagt het proces, maar maakt het juist leerzamer.'
Hoe benader je een leerling talentvol?
Het is de leraar die talenten tot bloei kan laten komen. Met andere woorden: 'Iedereen is talentvol, mits talentvol benaderd'. Dat klinkt mooi, maar hoe benader je een leerling talentvol? Met behulp van Video Feedback Coaching voor Leerkrachten (vfc-t), ontwikkeld door de Rijksuniversiteit Groningen, leert de leraar belangrijke vaardigheden toe te passen, zoals het stellen van stimulerende vragen, het doorvragen en het werken volgens de wetenschappelijke methode (zie kader). Het uiteindelijke doel is dat leerlingen op een hoger niveau gaan redeneren. De leraar gaat in de eigen les aan de slag met de geleerde vaardigheden, waarna hij samen met een coach de video opnames van deze eigen les nabespreekt. Dit gebeurt aan de hand van zelf geformuleerde leerdoelen, zoals: 'ik stel vragen volgens de wetenschappelijke methode.'
Dit artikel is verschenen als onderdeel van de Didactief-special TalentenKracht (juni 2015). Deze special is gemaakt in opdracht en met financiële bijdrage van het platform Bèta Techniek.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven