Onderzoek

De ruimte van een ander

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 16-07-2020 Gewijzigd op 16-07-2020
Het overgrote deel van het burgerschapsonderwijs past binnen de kaders van de wet, concludeert de Inspectie van het Onderwijs. Toch trekt zij aan de bel: een kwart van de scholen geeft onvoldoende aandacht aan de basiswaarden van de democratie.

Sinds 2006 hebben scholen als kerntaak burgerschap en sociale cohesie actief te onderwijzen. Binnen de kaders van de wet mogen zij hier eigen invulling aan geven en morele opvattingen overbrengen, ook als de meerderheid van de samenleving het met hen oneens is. Die vrijheid leidt soms tot onrust. Zo ontstond in september 2019 commotie over lesmethoden op islamitische scholen; daarin zouden onacceptabele passages staan over homoseksualiteit, in strijd met de wet. Op 12 september 2019 diende Peter Kwint c.s. een motie in over seksuele diversiteit in lesmethodes. Begin dit jaar was er veel te doen over reformatorische scholen die zouden uitdragen het homohuwelijk onacceptabel te vinden.

 

Basiswaarden

Naar aanleiding van de commotie stelde de Inspectie van het Onderwijs een onderzoek in, waarin zij bekeek op welke manier scholen thema’s behandelen waarover in de maatschappij verschillend wordt gedacht, zoals homoseksualiteit, de omgang tussen jongens en meisjes en de houding tegenover andersdenkenden. Hiervoor bezocht zij 78 algemeen-bijzondere, openbare en niet-bekostigde scholen (po, vo en so). Ze nam lesbezoeken af, voerde gesprekken met leerlingen en personeel en bestudeerde lesmaterialen en schooldocumenten zoals het schoolplan. Een grotere groep van 208 scholen vulde een vragenlijst in over het lesaanbod in burgerschap.

De inspectie lette vooral op of het onderwijs paste binnen de basiswaarden van de democratie: gelijkwaardigheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie. ‘Ruimte voor verschil is goed, maar daarbij geldt ook een grens: de ruimte voor de een mag niet ten koste gaan van de ruimte van de ander’, aldus Monique Vogelzang, inspecteur-generaal van het Onderwijs in het voorwoord van het rapport. Daarnaast lette de inspectie op drie andere thema’s, omdat deze in de maatschappij vaak tot ophef leiden: seksuele diversiteit, man-vrouw verhoudingen en culturele en/of etnische diversiteit.

Wanneer gaan scholen over de schreef? De inspectie geeft enkele voorbeelden: ‘De school miskent in woord of daad het recht van ieder mens zelf een geloof te kiezen’, of: ‘De school draagt in haar onderwijs uit dat mensen met andere opvattingen minder waard zijn’. In zulke gevallen komt in de inspectie in actie. Niet gek dat hierover misverstanden ontstaan, want tegelijkertijd is een school die ‘uitdraagt dat ze een homoseksuele leefwijze op godsdienstige gronden afwijst’ niet in strijd met de wet en heeft de inspectie dus geen reden tot ingrijpen. Net zomin wanneer een leraar kinderen leert dat ‘andere mensen van het juiste geloof overtuigd moeten worden’.  

 

Geschokt 

Het onderzoek van de inspectie leidde in een aantal gevallen tot geschokte reacties in scholen omdat inspecteurs intieme vragen gesteld zouden hebben aan leerlingen. Bij Verus kwamen hierover klachten binnen. Voorzitter Berend Kamphuis van Verus liet weten bang te zijn voor dressuur door OCW. De overheid zou alleen geïnteresseerd zijn in brave burgers, burgerschapsonderwijs zou veel te normatief worden ingevuld.

 

Misverstanden

Het overgrote deel van het burgerschapsonderwijs past binnen de kaders van de wet, concluderen de inspecteurs. Het lesmateriaal (evenals de methode waarover ophef ontstond) is hier evenmin mee in strijd, hoewel in sommige leerboeken wel een sterke nadruk ligt op het overbrengen van een eigen visie en weinig aandacht is voor seksuele en culturele verschillen.

Niets aan de hand dus? Integendeel, de inspectie is verre van tevreden. Een kwart van de scholen besteedt onvoldoende aandacht aan de basiswaarden van de democratie. Zo zag de inspectie dat sommige scholen niet ingrijpen als leerlingen discriminerende opmerkingen maken of dat leraren beladen thema’s als homoseksualiteit en discriminatie mijden. Dit kwam vaker voor op het voortgezet onderwijs. Ook stelde de inspectie vast dat op sommige scholen (10%) sneller misverstanden over democratische waarden kunnen ontstaan. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer leraren verkondigen dat jongens en meisjes op basis van het geloof terughoudend met elkaar moeten omgaan. Dat vraagt om extra aandacht voor democratische waarden, een kans die enkele scholen (3%) lieten liggen. Laatste punt van zorg: burgerschapsonderwijs komt vaak nog niet goed uit de verf. Zo ontbreken op veel scholen concrete leerdoelen en is onduidelijk op welke manier borging plaatsvindt. Dit is geen nieuws: in 2016 en 2017 constateerde de inspectie dat er op dit vlak nog werk aan de winkel is.

Zes scholen kregen een herstelopdracht en veertien scholen de aanbeveling om het burgerschapsonderwijs te verbeteren. Het gaat om scholen uit het primair, voortgezet en speciaal onderwijs en met verschillende opvattingen: drie openbare, vijf algemeen bijzondere, twee rooms-katholieke, twee protestants-christelijke, drie reformatorische, een evangelische, twee islamitische en een joodse school.


 

Opdracht 

De meeste scholen kunnen goed uit de voeten met de vrijheid van onderwijs, schrijft de inspectie. Hoewel zij op dit vlak soms spanningen ervaren binnen de school (22%), tussen bijvoorbeeld personeel en directie, lukt het doorgaans om de grenzen van de wet te bewaken. Maar dat betekent niet dat de inspectie geen aandachtspunten ziet:
 

‘Tegen deze achtergrond vindt de inspectie het ongewenst dat er scholen zijn die hieraan (de democratische basiswaarden, red.) weinig aandacht geven of waarvan niet duidelijk is of dat het geval is, terwijl deze scholen wel aan de wettelijke burgerschapseisen voldoen.’ (p.69)


De huidige burgerschapsopdracht en de kerndoelen bieden onvoldoende duidelijkheid, stelt de inspectie: deze zijn te ruim en geven scholen te weinig richting. Zij pleit daarom voor een verbetering van de burgerschapsopdracht. Hiermee kunnen inspecteurs scherper handhaven en is het voor de samenleving duidelijker wat zij van scholen mag verwachten.

In een kamerbrief van 13 maart 2020 zegt minister Slob uit te kijken naar de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer. Die staat nu op de rol voor half oktober.

 

Inspectie van het Onderwijs (2020). Themaonderzoek burgerschapsonderwijs en het omgaan met verschil in morele opvattingen. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. 
 

Click here to revoke the Cookie consent