TW: ‘Daar ga ik van blozen natuurlijk.’
ST: ‘Je legde het zo goed uit. Ik heb mijn natuurkundeboek van toen nog steeds, juist omdat het vak me bij Theo zo volstrekt helder was. Mijn ouders hebben allebei natuurkunde gestudeerd, geen sprake van dat ik dat vak op school niet zou kiezen. Maar ik geloof wel dat ik dat mijn moeilijkste vak vond.’
TW: ‘Het heeft een hoog abstractieniveau. Licht, is dat nu golven of deeltjes of allebei? Dat is zó ingewikkeld.’
ST: ‘Ik weet nog hoe ik geworsteld heb met het begrip “oneindigheid”. Dat twee lijnen elkaar snijden in het oneindige, wat moest ik me daar nu bij voorstellen?’
TW: ‘Dat is toch geweldig? Dat leerlingen zo met je vak bezig zijn, dat hoop je als leraar.’
ST: ‘Jij liet ons niet eerder de klas uitgaan, voordat we het allemaal begrepen hadden. Je straalde uit: don’t panic, jullie kunnen het.’
TW: ‘Het ging erom dat jullie je eindexamen haalden. Er kwamen weleens leerlingen bij me die vroegen: zullen we iets met zwarte gaten doen? Maar helaas, dat stond niet op het eindexamenprogramma.’
ST: ‘Aan dat soort vragen kwam ik niet toe. Natuurkunde was voor mij overleven.’
TW: ‘Gaf ik veel klassikaal les?’
ST: ‘Ja, maar op een leuke manier. “Klassikaal” klinkt haast dictatoriaal, maar we zaten in een kring en discussieerden over natuurkundige kwesties.’
TW: ‘“Centraal” is inderdaad een beter woord. Ik liet jullie veel zelf uitzoeken. Van alleen uitleg leer je niet zoveel.’
ST: ‘Door ons te laten discussiëren zag jij of wij het begrepen.’
'Theo straalde uit: don't panic, jullie kunnen het'
TW: ‘Jij dook er altijd helemaal in. Dan schreeuwde je door de klas: “Hoe zit dat nu?” Je was een lekker enthousiaste en spontane leerling.’
ST: ‘Waarom ben je eigenlijk gestopt als leraar?’
TW: ‘Ik was ook conrector en had een heftig conflict met de rector. Ik besloot dat ik niet langer conrector wilde blijven. En na vijf jaar wilde ik wel weer wat anders. In 1984 ben ik gepromoveerd op ordeproblemen.’
ST: ‘Dat was nooit een issue bij jou.’
TW: ‘In mijn eerste jaar wel.’
ST: ‘Dat kan ik me haast niet voorstellen. Hoe heb je die problemen overwonnen?’
TW: ‘Door veel met leerlingen te praten, vooral ook buiten de les. Niet de strijd uit de les voortzetten, maar echt belangstelling tonen. Ik wilde een leraar zijn die dicht bij leerlingen staat. En daarna ging ik pas aan natuurkunde denken.’
ST: ‘Ik voelde me veilig in Theo’s lessen. Dat is heel belangrijk op die leeftijd. Je had ook iets vaderlijks.’
Theo lacht. ‘Ik kan me voorstellen dat ik rust uitstraalde.’
ST: ‘Wij voelden ons er zekerder door. Jij gaf nooit op om ons iets uit te leggen.’
TW: ‘Ik wilde misconcepties tegengaan, daar alert op zijn en die repareren. Ik geloof wel dat ik dat goed kan, ja.’
TW: ‘In jouw jaar ging ik al wat afstandelijker om met de leerlingen dan de jaren ervoor. Toen werden eindexamenfeestjes gewoon bij mij thuis gegeven.’
ST: ‘Dat viel mee hoor. In de vierde klas was ik heel, heel erg verliefd en mijn vriendje en ik wilden niets liever dan dagen bij elkaar zijn. Theo zei toen: ik ga in de herfstvakantie weg, jullie mogen wel in mijn huis. Dat vond ik zó lief.’
TW: ‘Ja, dat soort dingen deden we. Het was een heel vrijgevochten school.’
ST: ‘Weet je nog de Kaatje Mossel? Op andere scholen ging je op schoolreis naar Rome. Wij als leerlingen hadden zelf bedacht dat we een week wilden zeilen. Dat deden we gewoon met alle leerlingen en leraren die maar mee wilden.’
TW: ‘Op vrijdagmiddag gingen we altijd naar de kroeg, vijf leraren en zo’n vijftien leerlingen, klaverjassen en zo. Er was een dunne scheidslijn. Maar je dacht er wel over na hoor, wat wel en niet kon.’
ST: ‘Je mocht je eigen mentor kiezen. Je zat dan tussen leerlingen van verschillende leeftijden en zo werd die school een eenheid.’
TW: ‘Als leraar was je weleens jaloers dat je niet gekozen werd. Mijn collega – jouw mentor – had altijd de leukste leerlingen.’
ST: ‘Klopt, daarom had ik hem ook gekozen.’
TW: ‘Ik wist helemaal niet dat jij mij ook een goede leraar vond. Dat las ik pas veel later in een lustrumboek van school.’
ST: ‘Wat raar, dat moet je toch geweten hebben! Dat ik jou niet als mentor koos, kwam door je vak. In jouw mentorgroep zaten allemaal nerderige jongetjes.’
TW: ‘De leukste leerlingen waren toch de alfa’s.’
Van 1976-1978 zat schrijfster Sanne Terlouw op het Montessori Lyceum Herman Jordan in Zeist waar ze natuurkundeles kreeg van Theo Wubbels. Hij was hier van 1973-1978 leraar en conrector, waarna hij ging werken aan de Universiteit Utrecht en later hoogleraar Onderwijskunde werd. Van Sanne en haar vader Jan Terlouw verscheen vorige maand In huis met een seriemoordenaar: roman gebaseerd op eigen ervaringen.
Dit artikel is verschenen in Didactief, maart 2015.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven