Jeugdthrillerschrijfster Mel Wallis de Vries zat van 1985 tot 1991 op de RSG Magister Alvinus in Sneek en werd daar dankzij haar leraar Nederlands, Hylke Tromp, gegrepen door taal. Een vrolijk weerzien.
Vorig jaar nog was Mel Wallis de Vries even terug op haar oude school. Ze gaf er als een van de genomineerde schrijvers voor de Jonge Jury een lezing. Wist helemaal niemand dat ze ook oud-leerling was. ‘Op scholen weet iedereen wie ik ben, maar zomaar in het wild bij de bakker herkennen volwassenen me niet.’
Ook Hylke Tromp (van 1978 tot 2005 docent Nederlands) wist niet dat zijn vroegere leerling Marinella inmiddels een populaire thrillerschrijfster is. Maar hij herinnert zich haar nog precies en vanaf de eerste tel van de ontmoeting, kwebbelen ze er vrolijk op los. Waarbij Mel nog even een belangrijk puntje voor Hylke in petto heeft: haar mondeling.
MV: ‘Ik was echt beledigd dat ik niet het hoogste cijfer van de klas kreeg.’
HT fijntjes: ‘Als het een kwestie van krijgen was, had je het gehad.’
MV: ‘Ja, ja, ja, ik moest het verdienen. Maar dat Jantien een kwart punt hoger had, zit me nog steeds dwars.’
HT wijzend op het boeketje dat hij voor haar heeft gekocht: ‘Jantien heeft geen bloemen van me gekregen.’
MV: ‘Nee, zij kreeg de Dikke van Dale, traditioneel het cadeau voor de leerling met het hoogste cijfer voor Nederlands.’
MV: ‘Meneer Tromp is een van de personen in mijn leven die ervoor gezorgd hebben dat ik ben gaan schrijven.’
HT: ‘Dat vind ik heel leuk om te horen!’
MV: ‘Je hebt leraren die lesgeven en je hebt leraren die met passie voor de klas staan. Meneer Tromp behoort duidelijk tot de laatste categorie. Hij wist zelfs middelnederlandse literatuur spannend te maken. De liefde voor de Nederlandse taal heb ik echt aan u te danken. Eigenlijk is Nederlands heel saai, met al die grammatica …’
HT: ‘… Ik vind het helemaal niet saai!’
MV: ‘Nee, bij u niet!’
HT: ‘Ik heb ooit in een didactisch handboek gelezen: als er twee leerlingen in de klas zitten die je raakt, heb je een goede les. Dat vond ik meteen al niks. Ik probeerde voor zoveel mogelijk leerlingen inspirerend te zijn.’
MV: ‘Dat had u echt in u. Uit onszelf lazen we natuurlijk echt niet die stoffige boeken als Tijl Uilenspiegel. Maar u was er om ons gevoel voor taal en literatuur bij te brengen.’
HT: ‘En gevoel voor cultuur.’
MV: ‘Inderdaad, ik herinner me nog dat u vaak viool ging spelen tijdens de les.’
HT: ‘Ik ben overigens ook wel eens de minst favoriete leraar van leerlingen geweest. Op een reünie heb ik eens een leerling opgezocht die mijn lessen echt afschuwelijk vond. Bij zijn mondeling had hij dertig werken bij elkaar gelogen. Hij had zelfs de uittreksels niet gelezen. Tja, ik moest hem toen wel stropen, anders sloeg die 8,5 van jou nergens op, Marinella.’
MV: ‘Ik ben opeens heel blij met mijn cijfer.’
HT: ‘Het leuke was: op die reünie konden we het reuze goed met elkaar vinden. Hij vertelde me toen: er was maar een leerkracht bij wie je precies wist waar je aan toe was en dat was u. Daar had ik respect voor.’
HT: ‘Toen ik voor dit interview uitgenodigd werd, heb ik meteen je nieuwste boek gekocht en gelezen en ik ben heel trots op je.’
MV: ‘Het zal wel niet echt uw genre zijn?’
HT: ‘Wat vooral indruk op me heeft gemaakt is je manier van dialogen schrijven. De manier waarop je die tienermeisjes met elkaar laat praten, dat is prachtig, dat is echt goed.’
MV lachend: ‘Ik ben blijven steken in mijn middelbare schooltijd. Ik vind het fantastisch om over tieners te schrijven. Maar even serieus: de middelbare school is de moeilijkste periode uit je leven. Je bent bezig mens te worden en je wilt er zo wanhopig graag bijhoren en dan kun je ook verkeerde keuzes maken. Daarover gaan mijn thrillers.’
HT: ‘Jij was de ideale leerling. Bijna te ideaal. Dat maakte dat ik me zorgen over je maakte, je was zo kwetsbaar. Te jong en te naief om al van school te gaan.’
MV: ‘Ik was inderdaad naief. Ik was een echt meisjes-meisje. Heel beschermd opgevoed en een echt dromertje. En het is toch goed gekomen. Toen ik na mijn studie voor een marketingbureau waspoeder ging verkopen, landde ik met beide voeten op de grond.’
HT: ‘Dat heb je misschien wel nodig gehad voor je schrijverschap. Je fantasie moet wel ergens in wortelen.’
MV: ‘Leuk dat u dat zegt, zo was het precies.’
HT: ‘In je boek staan trouwens scènes waarvan ik denk: dit boek laat ik nog maar niet aan mijn kleindochter lezen.’
MV: ‘Mijn dochter mag mijn boeken ook pas lezen als ze minstens twaalf is.’.
HT: ‘En jij gelooft dat ze zo lang wacht? Dan ben je nog net zo naief als je altijd was.’
Dit artikel verscheen in Didactief, april 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven