In één week kreeg Hein van Slingerlandt de uitnodiging van Eric Heuvel voor deze ontmoeting, belde een tweede oud-leerling hem op en kwam hij een derde tegen op de Albert Cuyp-markt. ‘Ik ben nu 78 jaar, maar ik zou zo weer terug willen voor de klas. Als ik opnieuw geboren word, word ik weer leraar.’
Tegen Eric: ‘Er zijn meer oud-leerlingen net als jij bezig met de Tweede Wereldoorlog. Het lijkt me leuk om jullie een keer uit te nodigen voor een kleine reünie.’
EH: ‘Leuk! Kan ik meteen horen of ik het wel goed doe. Ik vraag me altijd af of het wel mag, strips maken over de bezetting en de holocaust. Maar er komen ook Hebreeuwse versies van De Ontdekking en De Zoektocht, dus uit joodse kringen heb ik in elk geval goedkeuring.’
HS: ‘Ik ben erg trots op Erics werk. Jouw strips over de oorlog heb ik net aan mijn kleindochter van 14 gegeven.’
EH: ‘Hij was mijn favoriete leraar, ook omdat geschiedenis mijn favoriete vak was.’
HS: ‘Ik zie je nog zitten, middelste rij in het midden. Ik herinner me je als een heel goede leerling, rustig, niet vooraan in de pikorde.’
EH: ‘Als de klas vermoedde dat je een overhoring ging geven, kreeg ik altijd de opdracht om een interessante vraag te stellen. Daar ging jij dan zo uitgebreid op in dat er geen tijd meer was voor een overhoring.’
HS: ‘En dat vertelt ’ie me nu pas!’
EH: ‘Hein bevestigde me in mijn achtergrond. Ik kwam uit een rood nest, mijn vader werkte als letterzetter bij De Waarheid. Hein zei bijvoorbeeld heel onomwonden: die Bernhard deugt niet.’
HS: ‘Een van de zegeningen van onze beschaving is de vrijheid van het woord. Ik heb destijds een opsomming gemaakt van de dingen die niet deugen aan Bernhard. Waarom zou ik dat niet mogen zeggen?’
EH: ‘Voor mij was dat een openbaring. Het was niet zomaar iemand die het zei, op een verjaardagsfeestje of zo, maar een leraar.’
HS: ‘Maar je kon die dingen ook in kranten lezen.’
EH: ‘Die las ik toen helemaal niet, net zo min als mijn zoon die nu leest. Jij als leraar was mijn blik op de wereld. Door jouw lessen ben ik gaan nadenken over hoe de wereld in elkaar steekt. En hoe je moet oppassen dat je niet dezelfde fouten maakt. Bijvoorbeeld als het even slecht gaat, meteen weer zondebokken gaan zoeken.’
HS: ‘Ik wilde leerlingen bewust maken van de achtergronden van geschiedenis. Ik ben nooit communist geweest, maar ik had en heb grote bewondering voor Marx. Veel van wat hij zei over de bezittende klasse, klopt.’
EH knikt: ‘Zoals een historicus zei: “Als de bazen de arbeiders beter hadden behandeld, was er geen communisme geweest. En zonder communisme was er geen fascisme geweest.”
HS: ‘Daar herken ik me nu helemaal in! Leuk dat je dat zegt. Nationalisme is het middel om links te bestrijden.’
EH: ‘Dat toont het belang van geschiedenis. Zo’n tien jaar geleden las ik hoe slecht het gesteld was met de historische kennis van jongeren en vooral met hun kennis van de Tweede Wereldoorlog. De meesten konden niet eens Hitler op een tijdlijn aanwijzen. Dat was voor mij de reden om die educatieve strips over de oorlog te gaan maken.’
HS: ‘Ik had als student het geluk colleges te krijgen van twee bijzondere leermeesters, Presser en Niermeijer. De een vertelde prachtige verhalen, de ander was heel systematisch. Ik heb altijd gedacht: als ik maar 10 procent van beide heb, dan red ik het wel voor de klas.’
EH: ‘Hein straalde met zijn lengte en zijn markante kop een natuurlijk gezag uit. Hij dwong vanzelf respect af. Bij jou was het altijd rustig in de les.’
HS: ‘Als het niet stil was, gaf ik geen les. Maar een klas heeft het recht zich te misdragen als een leraar niet goed lesgeeft. Onderwijs moet organisch groeien. Als ik iets uitlegde en de klas begreep het niet, werd het onrustig. Dan zat ik ’s avonds thuis net zo lang te puzzelen tot ik een andere manier had bedacht. Als het werkt, ben je gelukkig. En als zo’n nieuwe manier na een paar jaar of bij een andere klas niet meer werkt, ga je opnieuw op zoek, naar een nog betere manier.’
EH: ‘Lesgeven vereist aandacht, liefde en tijd. Je moet constateren dat sommige docenten niet op hun taak berekend zijn.’
HS: ‘Van Presser heb ik geleerd om veel voor te lezen uit literatuur. Dan las ik bijvoorbeeld een verhaal van Toergenjev voor om duidelijk te maken wat Russisch lijfeigenschap betekende. Ik las ook voor uit De ondergang van Presser. Dat vond ik moeilijk, omdat het me hevig emotioneerde.’
EH: ‘Dat enthousiasme en die emoties, die pik je als leerling meteen op.
’HS: ‘Je kunt in een les allerlei soorten stiltes onderscheiden. Als je een verhaal vertelt en het wordt doodstil, dat is de mooiste stilte. Dan weet je: de vonk springt over. Dat waren de gelukkigste momenten in mijn docentenbestaan.’
Dit artikel verscheen in Didactief, mei 2012.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven