Nieuws

De druk moet van de ketel

Tekst Robbert Dijkgraaf
Gepubliceerd op 09-12-2022 Gewijzigd op 08-12-2022
Beeld Human Touch Photography
Minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf pleitte eind november in de Kohnstammlezing voor meer ruimte in het onderwijs. Leren en onderwijzen zijn er bij gebaat.

Wat moeten de leidende principes zijn van een toekomstgericht onderwijsstelsel? Aan de ene kant leven we in een gouden tijd. Nog nooit genoten zoveel wereldburgers onderwijs. In Nederland weten we brede toegankelijkheid, hoge kwaliteit en nauwe aansluiting op de samenleving te combineren. Onze scholen en universiteiten leiden voortreffelijke vakmensen, docenten en onderzoekers op. De bodem van de natuurwetenschappelijke zak van Sinterklaas is nog lang niet in zicht. Kennis is the gift that keeps on giving. Bewust of niet draagt u de cadeautjes dagelijks met u mee. We leven in een zinderende tijd met ongekende mogelijkheden. Grenzen vallen weg tussen disciplines, landen en culturen. Onze wereld dijt uit.

Maar tegelijkertijd verengt onze wereld. Zou het kunnen zijn dat die onbegrensdheid ons te duizelingwekkend is? En regelen we daarom van de weeromstuit alles nog strakker, verfijnen we onze organisatiestructuren en trekken we nieuwe schotjes op tussen disciplines? Worden we daardoor onverdraagzamer voor fouten en menen we dat het goed gaat zolang alles langs voorspelbare banen loopt?

We zien deze tendens overal, en dus ook in de wereld van onderwijs en wetenschap. Voorspelbaarheid heeft grote voordelen. Het maakt alles overzichtelijk en behoedt ons voor onaangename verrassingen. Maar tegelijkertijd raken we daarmee de flexibiliteit en ontvankelijkheid voor het nieuwe, het onverwachte kwijt.

 

Determinisme

En zo komen we bij de andere blik waarmee we naar het heden kunnen kijken. Het determinisme van nu manifesteert zich alleen niet als een filosofische gedachte, maar juist in het reële gevoel dat veel in het leven al bij aanvang vastligt. Dat de begincondities de uitkomst bepalen.

Scholieren, studenten en onderzoekers kunnen hierover meepraten. En dat deden ze het afgelopen jaar ook uitvoerig tijdens mijn tocht langs mbo-scholen, hogescholen en universiteiten. Ze gaven uiting aan de manier waarop zij de wereld en het onderwijs ervaren. Alsof alles dichtgetimmerd, voorgekauwd en ingekaderd is. Ik vind dit zorgwekkend. Het was een van de redenen om het ministerschap te aanvaarden. Omdat ik hun graag meer ruimte wil bieden.

‘Niet in het systeem
passen moet ook
in het systeem passen’

In het onderwijs kan het dichtgetimmerde gevoel een gevolg zijn van strenge regels, vastomlijnde curricula en vroege selectie. Heb je eenmaal, op jonge leeftijd, een opleidingsrichting gekozen, of heeft je omgeving je die kant op geduwd, dan ligt daarna je route vaak vast. Zoals een brief die gedeponeerd wordt in de brievenbus, waarna een voorspelbaar traject volgt langs verdeel- en sorteercentra tot aan de eindbestemming: het adres dat al die tijd al op de envelop geschreven stond.

 

Stress

Het gevoel dat alles al vastligt kunnen we niet los zien van het hoge aantal studenten dat met stress kampt of depressief is. Dit probleem van mentaal welzijn is door corona verhevigd, maar speelde daarvoor ook al. Die snel stijgende cijfers zijn zorgwekkend. De statistieken grijpen me elke keer weer aan. Het aantal studenten dat het soms niet meer ziet zitten, is aanzienlijk toegenomen. [Als je deze gevoelens bij jezelf opmerkt, zoek dan alsjeblieft hulp. Want er is hulp voor je. Bel 113 of bezoek www.113.nl.]

Het is ronduit triest dat jonge mensen de periode waarin ze zich horen te ontplooien, ervaren als een beklemming. Als een hogedrukketel in plaats van een decompressiekamer. Onderwijs moet je voorbereiden op een leven in de maatschappij. Hoe ironisch is het dan dat de gestreste studietijd inderdaad vaak het voorportaal blijkt van een carrière vol spanning en belasting.

Er is iets fundamenteel mis in onze samenleving, niet alleen in de onderwijswereld. Stress is een mentale pandemie geworden en onze cultuur lijkt behept met een obsessie voor het hoogst haalbare. De opwaartse druk om de beste prestaties te leveren werkt verlammend op studenten. We geven onze kinderen al vroeg mee dat alleen in het hoger onderwijs – het zit al in de term ‘hoger’ – werkelijk succes te behalen is. We zijn er zelf gaandeweg ook in gaan geloven.

Onze manier van leven, leren en werken staat onder druk. Als minister voel ik de opdracht om hier iets aan te doen, samen met mijn collega’s en iedereen die mijn zorgen deelt. Om rust en ruimte te scheppen voor studenten, docenten en onderzoekers.

Ik loop daarvoor drie vragen langs:

Wat hebben goed onderwijs en goed onderzoek ons op de lange termijn te bieden?

Gunnen we onszelf nog ruimte voor spel?

Hoe bieden we ruimte aan élk talent?

 

Goed onderwijs

Ik begin met de vraag wat goed onderwijs en goed onderzoek ons te bieden hebben. Onze samenleving bevindt zich momenteel in meerdere drastische overgangen tegelijk, die elkaar ook nog eens beïnvloeden en versterken. We kunnen ons nauwelijks voorstellen hoe de wereld eruitziet nádat de oorlog in Oekraïne voorbij is. Nádat we fossiele brandstoffen uitgefaseerd hebben. Nádat we de klimaatverandering een halt hebben toegeroepen en onze natuur hebben veiliggesteld. Het is menselijk om tijdens zo’n transitie een helder beeld te hebben van het verlies, van wat we moeten inleveren, maar nauwelijks oog te hebben voor de belofte van de winst, van wat ervoor in de plaats komt. Als roeiers zitten we met de rug gekeerd naar de toekomst die we binnenvaren.

Als wetenschapper ben je wél gericht op de wereld voor je. Met het zicht op het onbekende en de verworven kennis achter je, staand op wellicht het laatste bolwerk van optimisme: kennis.

Naast de wetenschap is ook goed onderwijs cruciaal voor de toekomst die zich begint af te tekenen. Sommige contouren daarvan zijn nu al scherp getrokken, zoals het groeiende tekort aan personeel. Dat dreigt de vaart uit Nederland te halen.

We willen honderdduizenden nieuwe woningen bouwen. We hebben technici nodig die weten hoe je warmtepompen en zonnepanelen kunt installeren. We smachten naar mensen in de zorg, chauffeurs op de weg en, last but not least, gemotiveerde docenten voor de klas. Onze maatschappij valt stil zonder al deze vakmensen.

We investeren daarom fors in gelijke kansen voor onze essentiële studenten, nog betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, en juist in deze tekortsectoren een hogere onderwijskwaliteit. Alles om het beste uit mensen te halen zodat ze de grootste meerwaarde leveren.

 

Spelen

Dit brengt mij bij mijn tweede, misschien wat frivole vraag: gunnen we onszelf nog ruimte om te spelen? Om deze vraag te verhelderen, nodig ik u uit om mee te gaan naar mijn jongensjaren in Ridderkerk, midden jaren zestig. Het basisschooltje in onze nieuwbouwwijk was nog maar net opgericht. De leraren besteedden veel tijd aan wat we nu extra-curriculaire activiteiten noemen. We gingen met de klas naar een boerderij, bezochten de bakker en de slager, en namen een kijkje op een scheepswerf achter de dijk.

Maar het echte werk begon voor mij ná school. Nadat de schoolbel was gegaan, tekende ik de schoolkrant vol. Of breidde ik mijn Wunderkammer uit met wat ik in de weilanden vond. Met mijn beste vriendje maakte ik hoorspelen en tekenfilms. In het schuurtje richtten we een stripbibliotheek op. Elke nieuwe dag was voor mij als een leeg vel papier waarop ik in vrijheid kon tekenen. Het was in vele opzichten de mooiste tijd van mijn leven.

De reünie van mijn basisschoolklas 40 jaar later bracht twee verrassingen. Allereerst stonden de meeste leraren uit mijn eigen schooltijd nog steeds voor de klas. Met mijn kinderogen zag ik ze als leraren van middelbare leeftijd, maar in werkelijkheid waren ze vroege twintigers, allen net afgestudeerd. Ten tweede bleek het helemaal geen generiek dorpsschooltje, wat ik altijd had gedacht. Dit jonge team was begonnen op een nieuwe school en, helemaal in de geest van de jaren '60, had zichzelf carte blanche gegeven om avontuurlijke dingen te doen. Pas achteraf besef ik hoe bijzonder mijn ervaring was. Door toeval was ik op een vrijplaats terechtgekomen vol gemotiveerde leraren die ruimte boden aan persoonlijke groei. En zij wisten dat ook nog eens te presenteren als de gewoonste zaak van de wereld.

Begrijp me goed. Ik houd geen pleidooi voor anarchie in het onderwijs. Ook besef ik maar al te goed hoe bevoorrecht ik was en ik begrijp dat vele anderen moeilijker uit de startblokken komen. Ik vraag u voorbij mijn vinkjes te kijken, en te focussen op de vonkjes uit uw eigen jeugd. Wat zijn uw beste herinneringen aan uw schooltijd? Waaruit bestond uw spel? Wat was het werk waar u zoveel plezier aan beleefde?

Ik ben ervan overtuigd dat dergelijke vragen ons helpen om ons interne kompas te ontdekken. Door hierover te mijmeren wordt het ook duidelijker hoe wij de wereld meestal tegemoet treden: is dat vooral cognitief, of eerder sociaal of creatief? Dit helpt om te achterhalen wat ons wezenlijk beweegt. En voorkomt dat wij ons laten meevoeren op het pad waar anderen ons op hebben gezet.

Ik denk vaak aan zo’n schuifpuzzeltje waar je de door elkaar gehusselde vakjes in de goede volgorde moet zetten. Zo’n puzzel werkt alleen omdat er 1 vakje leeg is. Volgens mij kunnen we allemaal in ons volgepropte leven zo’n leeg vakje gebruiken.

 

Talent

Ik ben aangekomen bij mijn derde en laatste vraag. Hoe bieden we ruimte aan ál het talent?

Allereerst kunnen we vaststellen dat er nog een diepgeworteld 19e-eeuws beeld in ons onderwijsstelsel zit. Het is de hoogste tijd om definitief afscheid te nemen van het denken en spreken over onderwijs in laag en hoog. Juist de volle breedte aan opleidingen moet waardering krijgen, van praktisch tot theoretisch, van mbo tot PhD. Stuk voor stuk zijn deze van even grote maatschappelijke waarde en verdienen eenzelfde waardering. Onderwijs is dan niet meer een sociale ladder die onze blik omhoog dwingt, een afvalrace waarin slechts een enkeling de top bereikt.

Onderwijs moet een waaier zijn met vele richtingen, waarin je langs iedere route zo ver kunt gaan als je wilt en gemakkelijk stapjes opzij mag maken. Een waaier waarin ook andere dan cognitieve vaardigheden gehonoreerd worden.

Ruimte bieden aan talent betekent ook dat we kritisch naar onze onderwijsinstellingen moeten kijken. Bieden zij voldoende ruimte aan nieuwkomers die verse inzichten, dwarse vragen en nieuwe verbanden aandragen? Het doel is niet iedereen zonder meer in het kennisgebouw te proppen, maar het huis juist te verruimen en onnodige binnenmuren door te breken. Zo gaan we van inclusie naar expansie.

Ik zou graag een uitdijende samenleving willen zien die ruimte voor verscheidenheid biedt. We moeten continu het systeem openhouden voor wie niet in het systeem past. Mijn eigen tegeltjeswijsheid is: niet in het systeem passen moet ook in het systeem passen.

Leren en onderwijzen zijn gebaat bij ruimte. Allereerst heb je ruimte in je hoofd nodig om te kunnen nadenken over de wereld. Om je talent niet te dresseren, maar te laten floreren. Stress is de grote stoorzender die we moeten zien uit te schakelen. Het is een opgave voor de hele samenleving om de druk op onze jonge mensen te verminderen. Dit kabinet levert daar een bijdrage aan met de herinvoering van de studiebeurs, grote investeringen in onderwijs en onderzoek, en versterking van studentenwelzijn. Daarnaast heb ik in het hoger onderwijs ook pilots voor een ‘slimmer collegejaar’ mogelijk gemaakt, zodat docenten meer tijd voor onderzoek en professionalisering krijgen en studenten meer tijd voor stages en verrijking.

De druk op de ketel van het vervolgonderwijs is al lang te hoog. Dat werkt contraproductief, voor studenten, voor docenten en voor het onderwijs als geheel. We moeten met zijn allen meer rust en ruimte scheppen voor alle talenten. Zo bouwen we samen verder aan een vervolgonderwijs van hoge kwaliteit, dat breed toegankelijk is en goed aansluit bij de maatschappij van nu en van de toekomst.

 

Minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf hield de Kohnstammlezing op 21 november 2022 in Amsterdam. De lezing is ingekort door Annette Farshchi.

Click here to revoke the Cookie consent