Onderzoek

CPB slaat kritiek in de wind

Tekst Masja Lebouille
Gepubliceerd op 08-07-2020 Gewijzigd op 09-07-2020
Beeld Remco Schoppert
In de update van Kansrijk Onderwijsbeleid van het Centraal Planbureau (juni 2020) is vrijwel niets gedaan met de kritiek op het rapport uit 2016. De meeste beleidsmaatregelen voor vve, het primair en voortgezet onderwijs zijn enkel opnieuw berekend en leunen nog steeds vooral op (buitenlandse) studies uit economische tijdschriften.

Het Centraal Planbureau wil beleidsmakers ondersteunen bij het maken van gefundeerde keuzes. In 2016 publiceerde het instituut ‘Kansrijk Onderwijsbeleid’, waarin op basis van de literatuur is nagegaan en vervolgens berekend welke potentiële beleidsmaatregelen wel en niet effectief zijn voor het onderwijs en de economie. Wat werkt het beste voor onze leerlingen? En leveren bepaalde maatregelen op termijn hogere of lagere lonen op? Met die informatie kunnen politieke partijen hun verkiezingsprogramma samenstellen.


Kritiek

Direct na publicatie van het CPB-rapport in 2016 volgde stevige kritiek van verschillende kanten, met name gericht op de selectie van de studies: deze zouden vooral onderwijs-economisch van aard zijn en gericht op de buitenlandse onderwijscontext. ‘Het CPB negeert vrijwel al het onderzoek dat gefinancierd is door het NRO’ zegt Ferry Haan. Sociologen Thijs Bol en Herman van de Werfhorst ontdekten dat er van 310 literatuurverwijzingen uit het gehele rapport 222 gepubliceerd zijn in economische tijdschriften. Onderwijsonderzoek van onderwijskundigen of sociologen is veel minder meegenomen. ‘Het is alarmerend dat de auteurs weigeren om evidentie uit andere vakgebieden serieus te nemen,’ schrijven Bol en Van de Werfhorst op 20 juni 2016. En bovenstaande vormt maar een fractie van de kritiek.

In juni 2020 verschijnt er een update van het rapport. Wie verwacht dat het CPB heeft geluisterd naar het commentaar en zich baseert op nieuw en ander onderzoek over vve, het po en vo, komt bedrogen uit. De onderzoekers hebben het overgrote deel van de potentiële beleidsmaatregelen uit 2016 opnieuw doorberekend op basis van actuele leerlingaantallen, loonkosten van het personeel en achtergrondkenmerken van leerlingen en studenten. Inhoudelijke aanpassingen deden zij alleen wanneer een maatregel uit 2016 inmiddels gebaseerd is op een verouderde regeling of wanneer de formulering of berekening onduidelijkheden bevatte. Niet omdat zij naar andere studies hebben gekeken. Ook zijn enkele beleidsmaatregelen verdwenen, veelal omdat deze inmiddels staand beleid zijn geworden. Een voorbeeld is het verhogen van de vve van 10 naar 16 uur per week.

Wel wijdt het CPB een nieuw hoofdstuk aan het hoger onderwijs. De reden hiervoor is dat kwesties als studiefinanciering onderwerp zijn geworden van het publieke debat. Ook stellen de onderzoekers dat er op dit gebied inmiddels meer onderzoek voorhanden is. De vraag is waarom het CPB de kans laat liggen om ook de maatregelen voor vve, po en vo inhoudelijk op te frissen.

 

Kleinere klassen

Wat zijn volgens het rapport nu onderwijsmaatregelen met een positief effect? De CPB-onderzoekers trekken op basis van de literatuur en hun berekeningen een aantal conclusies. Bijvoorbeeld dat het indelen van parallelklassen op niveau en kleinere groepen in het primair onderwijs (met maximaal 21 leerlingen) een goed idee zouden zijn. Die pakken namelijk positief uit voor de leerling én de economie. De onderzoekers voorspellen dat leerlingen hierdoor een hogere opleiding behalen en op termijn meer loon zullen verdienen.
Voor achterstandsleerlingen blijken zomerscholen effectief, evenals het lezen van acht boeken in de zomervakantie samen met hun ouders. Je kunt je afvragen of dit werkbaar is. Zo zijn ouders van juist deze groep niet altijd in staat om hun kind te begeleiden bij huiswerk, laat staan om samen met hen in de zomervakantie acht boeken te lezen. Ook blijkt uit het rapport dat het werkt om leraren de eerste drie jaar van hun carrière in hetzelfde leerjaar te laten lesgeven, om zo ‘beginnende docenten beter te alloceren’.

De vraag is waar het CPB denkt de leraren die nodig zijn voor klassenverkleining vandaan te halen. Dat vraagt ook bijvoorbeeld psycholoog-onderwijsonderzoeker Ben Wilbrink zich af op Twitter. Daarbij zijn de kosten voor het aanpassen van gebouwen – kleinere groepen vragen om extra lokalen – niet meegenomen in de berekeningen, omdat in het po de gemeente hierover gaat.

Kleinere klassen klinken veel leraren als muziek in de oren. De Algemene Onderwijsbond is groot voorstander en vermeldt het advies van de CPB direct na verschijning op hun website. Hoofdredacteur van het Onderwijsblad Robert Sikkes verwijst in dat stuk naar een rapport van het SEO Economisch Onderzoek voor de AOb dat al eerder concludeerde dat kleinere klassen in het basisonderwijs positief uitpakken. Saillant detail: het SEO baseert zich op de publicatie van het CPB in 2016, ‘Kansrijk Onderwijsbeleid’. Het gaat hier dus niet om nieuw bewijs.  

Over bewijs gesproken, het CPB maakt het lezers niet eenvoudig om te achterhalen op welk onderzoek de potentiële beleidsmaatregelen voor vve, po en vo gebaseerd zijn. Hier kun je alleen achterkomen door de publicatie van 2016 te raadplegen. Neem bijvoorbeeld de toelichting bij onderwijsmaatregel po_11e, ‘klassen van maximaal 21 leerlingen (alleen in klassen met beginnende docenten): ‘Uit de literatuur blijkt dat leerlingen van ‘zwakke docenten’ meer baat hebben bij kleinere klassen.’ Welke studies leveren hiervoor bewijs? Het is niet terug te vinden in de update.

Het voornemen van het CPB is om over vier jaar een uitgebreidere actualisatie uit te voeren. Het is nog maar de vraag of het instituut dan meer onderzoek uit de onderwijskundige en sociologische hoek zal betrekken.    

 

CPB (2020), Update Kansrijk Onderwijsbeleid. Den Haag: Centraal Planbureau.
 

 

Verder lezen

1 CPB-rapport op de korrel
2 Waar is NRO in rel over CPB-rapport?
3 Afschaffen dan maar, al dat onderwijsonderzoek?

Click here to revoke the Cookie consent