De economen selecteren alleen onderzoek waarin een causaal effect werd aangetoond van een interventie op een onderwijsuitkomst. Het Planbureau stelde een drietal eisen die in economenland heel normaal zijn. Onderzoek dat het CPB meenam in de studie moest gepubliceerd zijn in peer reviewed journals, gerandomiseerd of quasi-experimenteel onderzoek zijn en de gevonden resultaten moesten significant zijn op 1% niveau. Geen rare eisen, voor economen.
Voor sociologen en onderwijskundigen zijn ze wel raar. De standaarden in de sociologie en onderwijskunde blijken anders dan in de economie. Veel minder streng, zeggen de economen. Sociologen nemen vaak genoegen met correlaties. In het voorbeeld van de betrokken CPB-directeur: ‘Krantenjongens scoren beter op school. Dus moeten alle leerlingen een krantenwijk nemen?’ Ook is er bij veel onderwijsonderzoek sprake van selectiebias. ‘Goede leerlingen geven zich op voor tweetalig onderwijs en scoren beter dan niet-tweetalige leerlingen. Komt dit door het onderwijs of door de selectie?’
Het CPB neemt geen genoegen met studies naar correlaties en problemen met selecte bias en dus neemt het CPB nauwelijks andere studies mee in Kansrijk Onderwijsbeleid dan economisch onderzoek. Het is geen wonder dat sociologen als Herman van de Werfhorst en Thijs Bol boos zijn en hun vingers blauw tikken in blogs op bijvoorbeeld de website www.stukroodvlees.nl. Overigens een wonderlijk podium voor een wetenschappelijke discussie. Op www.didactiefonline.nl reageerde onderwijsonderzoeker Geert Driessen deze week met de vraag of al het onderwijskundig onderzoek soms moet worden weggegooid? De econoom Lex Borghans leverde weer een bijdrage via www.economie.nl.
De plek waar dit debat werkelijk gevoerd zou moeten worden, is wat mij betreft het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Dit NRO is het orgaan dat de financiering verdeelt over allerlei aanvragen voor onderwijsonderzoek. Het is interessant om in de literatuurlijst van het CPB-rapport te kijken welk door NRO gefinancierd Nederlands onderwijsonderzoek door de CPB-beugel kan.
De conclusie moet zijn dat met de diskwalificatie van het sociologisch en onderwijskundig onderzoek, het CPB ook al het werk van NRO opzij zet. Dit is serieus, want het NRO heeft jaarlijks 15 miljoen euro te besteden.
Onderwijseconomen zijn gefrustreerd over de gebrekkige toekenning van subsidies voor economisch onderzoek. Economen zijn getalsmatig in de minderheid in de commissies die de subsidies toekennen. Geen wonder dat de subsidies dus vooral gaan naar niet-economisch onderzoek. Er gaan heel goede onderzoeksvoorstellen de prullenbak in, terwijl heel matige onderzoeken (in de ogen van economen) wel gefinancierd worden.
De indirecte conclusie van het CPB is dat al dit NRO-geld weggegooid geld is, wanneer het tenminste om onderzoek gaat dat gebruikt zou kunnen worden voor beleidsadvies.
Er zijn nu twee mogelijkheden. Het CPB zit er naast, of de NRO doet zijn werk niet goed. Een vraag die een flink debat waard is.
Ferry Haan, docent-economie op het Jac. P. Thijsse College in Castricum, promovendus aan de UvA, geassocieerd lid van de Onderwijsraad en publicist. Als PhD-kandidaat is hij betrokken bij quasi-experimenteel causaal economisch onderzoek naar excellentie. Dit onderzoek kwam in aanmerking voor eenmalige subsidie in de NRO-excellentie-ronde.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven