Onderzoek

Corrigeren voor IQ? Slecht idee

Tekst Rolf van der Velden en Herman van de Werfhorst
Gepubliceerd op 22-06-2023 Gewijzigd op 05-07-2023
Beeld Shutterstock
Scholen met wat minder slimme leerlingen zouden juist meer geld moeten krijgen, vinden hoogleraren Rolf van der Velden en Herman van de Werfhorst.

Ons land loopt internationaal voorop met de manier waarop we financiële middelen verdelen in het onderwijs. In het primair onderwijs krijgen scholen extra geld als ze veel leerlingen met onderwijsachterstanden hebben. Nederland oogst daarvoor veel waardering, maar worden in de bepaling van achterstandsgelden de juiste keuzes gemaakt? Bereikt de extra financiering de juiste scholen? Wij zijn stellig overtuigd van niet.
 

Hoe worden onderwijsachterstanden berekend?
Tot en met het schooljaar 2018/2019 kregen po-scholen extra geld volgens de ‘gewichtenregeling’, waarbij het opleidingsniveau van de ouders of verzorgers het gewicht bepaalde dat een school toekent aan een leerling. Sindsdien gebeurt dit op basis van een onderwijsachterstandsscore die het CBS berekent. Het definieert onderwijsachterstand als ‘leerlingen die door een ongunstige economische, sociale of culturele omgeving slechter presteren op school dan ze bij een gunstigere situatie zouden kunnen’. Daarbij kijkt het CBS naar het opleidingsniveau van de ouders, hun land van herkomst, de verblijfsduur van de moeder in Nederland en of de ouders in de schuldsanering zitten. Ook bekijkt het CBS het gemiddelde opleidingsniveau van de moeders van leerlingen op school. Hiervoor worden bestaande registraties gebruikt om voor alle scholen in Nederland een onderwijsachterstandsscore te berekenen. OCW gebruikt dat weer om budgetten per school vast te stellen.
 

Er zit een belangrijke weeffout in de manier van berekenen
Uiteraard weegt niet elke indicator even zwaar. Het CBS gebruikt data uit het zogenoemde COOL-onderzoek om te bepalen hoe zwaar elke indicator mee zou moeten wegen. Daarbij kijkt het naar de Cito-eindtoetsscore in dat onderzoek en voorspelt die op basis van een analysemodel waarin de eerdergenoemde kenmerken zijn opgenomen. Op zich goed, maar er is één groot probleem. Het CBS corrigeert deze scores namelijk voor verschillen in IQ. De gedachte is dat je leerlingen uit een achterstandsgezin (waarvan de ouders bijvoorbeeld in de schuldsanering zitten) alleen maar extra moet helpen voor zover die achterstand niet komt door een verschil in intelligentie.

‘Extra financiering
bereikt de juiste
scholen niet’


Een achterhaalde opvatting over de relatie tussen genen en omgeving
Eigenlijk is dit een achterhaalde opvatting over hoe schoolsucces samenhangt met genetische verschillen (intelligentie) en omgeving. De gedachte is blijkbaar dat intelligentie precies bepaalt tot welk niveau een leerling zich kan ontwikkelen. En dat de verschillen die daaruit resulteren dan gerechtvaardigd zijn en geen compensatie behoeven. Maar het probleem is dat er een complexe causale keten is en dat genen juist in interactie met de omgeving tot verschillen in schoolprestaties leiden. Daarmee willen we niet beweren dat genetische verschillen of intelligentie niet belangrijk zijn, integendeel. Ons punt is juist dat genen en omgeving in een complexe verhouding staan, waar het model van het CBS helemaal geen recht aan doet.  

‘Moeilijke’ scholen aantrekkelijker maken voor leraren? Druk dat ook in je financiering uit.
 

En… een relatie die moeilijk te ontwarren is
Dan hebben we het voor het gemak maar niet over de technische complicaties: de prestaties op een IQ-test in groep 5, zoals die nu gebruikt wordt, zijn ook een uitkomst van diezelfde interactie tussen genen en omgeving. Eigenlijk zou je dus moeten kijken naar de verschillen bij instroom in het onderwijs of nog eerder, maar het probleem daar is weer dat die toetsen zo weinig voorspelkracht hebben. En juist op jonge leeftijd is de omgevingscomponent van intelligentie groot.  

‘Interactie omgeving
en genen leidt tot
verschillen in prestaties’


Correctie voor IQ is ook oneerlijk voor scholen
Van scholen wordt verwacht dat ze voor alle leerlingen bepaalde minimum streefniveaus halen. Dat is nodig omdat de maatschappij steeds hogere eisen stelt aan geletterdheid en gecijferdheid. Voor leerlingen die slechter presteren – omdat ze een lagere intelligentie hebben of omdat ze thuis minder ondersteuning krijgen – zullen die scholen echter meer moeite moeten doen. Dit is een van de redenen waarom achterstandsscholen meer moeite hebben om leraren te vinden: het is zwaarder werk. Als je ‘moeilijke’ scholen aantrekkelijker wil maken voor leraren, druk dat dan ook in je financiering uit. Dus vooral niet corrigeren voor IQ. Het huidige financieringsmodel in Engeland houdt bijvoorbeeld wel rekening met de sociaal-economische status van leerlingen, maar neemt expliciet niet de eerdere schoolprestaties of intelligentie mee.

We hebben dus een financieringsmodel dat goede intenties heeft (extra geld voor leerlingen die dat nodig hebben), maar waar een belangrijke weeffout in zit. Dit jaar gaat het CBS de methodiek van de bepaling van onderwijsachterstandsscores herzien. Het blijft daarbij wel vasthouden aan deze correctie, maar nu op basis van recentere data. En OCW ondersteunt deze zienswijze. Wat ons betreft is dit echter het uitgelezen moment om de weeffout te herstellen en niet meer te corrigeren voor IQ.

 

Genetische bagage


Maar wat als we nu een beter model en betere data zouden hebben, is er dan wel een grond om te corrigeren voor IQ? Dat is maar zeer de vraag. Voor leerlingen geldt dat niet alleen het gezin waarin ze geboren zijn een kwestie is van geluk of pech, maar ook hun genetische bagage. Het is vreemd dat je vanuit een rechtvaardigheidsperspectief wel zou willen corrigeren voor de eerste loterij en niet voor de tweede. 


Rolf van der Velden is hoogleraar emeritus Onderwijs en Beroepsloopbanen bij het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt, Maastricht University. Herman van de Werfhorst is hoogleraar Sociologie bij het European University Institute in San Domenico di Fiesole.

 

Meer lezen?

Genen leiden juist in interactie met de omgeving tot verschillen in schoolprestaties. Zie voor een goed overzicht: Harden, K. (2021), The genetic lottery: Why DNA matters for social equality. Princeton: Princeton University Press.

Voor een mooi artikel over waarom geluksfactoren een illegitieme bron van verdeling zijn, zie: Roemer, John E. (2000), Equality of opportunity, in K. Arrow, S. Bowles en S. Durlauf (red.), Meritocracy and economic inequality. Princeton: Princeton University Press, 17-32.

Over het financieringsmodel in Engeland: https://educationhub.blog.gov.uk/2021/10/29/how-does-school-funding-work-and-how-does-the-budget-affect-it/.

 

Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2023.

Click here to revoke the Cookie consent