De Rotterdamse wethouder van onderwijs Said Kasmi geeft de strijd tegen het lerarentekort op. Hij kwam afgelopen februari 443 fte tekort. De overheid heeft de handdoek nog niet in de ring geworpen. Haar hoop is onder andere gevestigd op een vernieuwing van het bevoegdhedenstelsel (lees ook Hybride beroep) die het leraarberoep in ieder geval op termijn aantrekkelijker moet maken. De commissie Onderwijsbevoegdheden brengt eind dit jaar een advies uit; ze startte haar werk vlak voor de coronacrisis uitbrak. De onderwijsinspectie helpt nu een handje met een onderzoek naar de stand van zaken in opleidingsland : hoe word je eigenlijk leraar in Nederland?
Eind maart publiceerde de onderwijsinspectie een inventarisatie van de routes die naar een lesbevoegdheid leiden. Het resultaat is verbijsterend: er zijn er maar liefst zo’n vierhonderd. En lang niet allemaal worden ze verzorgd door een lerarenopleiding. Best gek, zul je zeggen, maar de wetgever had gewoon niet voorzien dat ze dat als eis moest uitspellen. Er staat alleen dat de bekwaamheid van een leraar basis- of voortgezet onderwijs moet blijken uit een getuigschrift ‘krachtens de WHW’ (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, red.). Het woord lerarenopleiding wordt daarin niet nader gespecificeerd (al is de wet op het voortgezet onderwijs iets specifieker). Het zal niemand verbazen dat een van de aanbevelingen van de onderwijsinspectie is om de definitie van lerarenopleiding in de toekomst nader te specificeren.
De WHW (uit 1992) lijkt achteraf sowieso te goed van vertrouwen: ze stelt bijvoorbeeld geen maximum aan het aantal mogelijke vrijstellingen voor leraren in opleiding. Uit het onderzoek van de inspectie blijkt dat er instellingen zijn die melden een opleiding van 240 studiepunten te kunnen verkorten tot 60 studiepunten; een andere instelling stelt desgevraagd zelfs ‘theoretisch gezien’ een route van 120 studiepunten te kunnen verkorten tot 0 (‘mochten alle kwalificaties individueel aangetoond kunnen worden’). Het zal bijna niet voorkomen, maar wenselijk lijkt die speelruimte evenmin, al doet de inspectie daar wijselijk geen uitspraak over.
CijfersDe meeste studenten worden opgeleid via een opleiding volgens de WHW: 54.293. Hiervan volgen er 50.544 een lerarenopleiding en 3.749 een traject binnen een lerarenopleiding. In ieder geval 364 studenten worden opgeleid tot leraar binnen opleidingen die geen lerarenopleidingen zijn, 346 via de educatieve minor, en verder in ieder geval 18 door educatieve specialisaties binnen vakbachelors of vakmasters. Dit laatste is niet helemaal duidelijk, schrijft de inspectie, ‘het kunnen er meer zijn’. De zijinstroom (zie ook kader hieronder) is een belangrijke route naar het leraarschap. De inspectie turft in ieder geval 2.276 zijinstromers in het studiejaar 2018/2019: 936 primair onderwijs, 210 voortgezet onderwijs (tweedegraads) en 61 voortgezet onderwijs eerstegraads, daarnaast volgden 1.037 mensen de zijinstroom PDG; zij worden opgeleid voor het mbo. De bevraagde instellingen zelf spreken over 2.304 zijinstromers. |
Het huidige bevoegdhedenstelsel is historisch gegroeid. Nieuwe vakken en nieuwe schoolsoorten werden geïntroduceerd, en telkens is daar ad hoc iets voor geregeld. Dat het dan soms vreemd kan lopen, blijkt uit het feit dat validatie van de module transport, onderdeel van wat destijds nieuwe vmbo-profielen waren, bij de Onderwijscoöperatie (OC) werd belegd. Weet u nog? De belangenorganisatie ‘van, voor en door leraren’ die inmiddels ter ziele is en zeker niet bedoeld was voor dit soort zaken. Het zou aardig zijn om nog eens uit te zoeken hoe de OC dit liet gebeuren. Saillant detail is overigens dat de inspectie bij deze inventarisatie geen nadere gegevens heeft kunnen vinden over hoe de validering van deze module in zijn werk ging.
In de loop der tijd is het bevoegdhedenstelsel met alle aangroeisels tot een onoverzichtelijk geheel geworden. En dat is slecht nieuws voor het lerarentekort, zoals de inspectie terecht concludeert, omdat het kan leiden tot verkeerde opleidingskeuzes van aankomende leraren. Wie raakt er immers nog wijs uit het aanbod? En ook voor werkgevers is het onhandig. Want hoe weet je nu wat voor leraar je aanneemt en wat die precies heeft geleerd? Wat voor vlees heb je straks in de kuip?
Mede het grote aantal verkorte en versnelde routes maakt het bevoegdhedenstelsel ondoorzichtig: in totaal zijn er 263 verkorte en versnelde opleidingen en trajecten die leiden tot een bevoegdheid in het onderzoek komen bovendrijven. En of de inspectie ze dan allemaal in beeld heeft, is onduidelijk.
Zonder met een grote snoeischaar in het opleidingenveld aan de gang te gaan, adviseert de inspectie: zorg voor eenduidige beschrijvingen van certificaten en getuigschriften op grond waarvan mensen hun bevoegdheid kunnen aantonen en leg dat vast in de wetten waarin die certificaten genoemd worden.
Maak bij eventuele aanpassingen in het bevoegdhedenstelsel onderscheid tussen routes die leiden tot een eerste bevoegdheid, die enkel en alleen aangeboden mogen worden als opleidingen volgens de WHW, en routes die leiden tot een aanvullende bevoegdheid zoals de leergang om gymles te geven. De laatste kunnen modulair aangeboden worden. Draag bij deze modules zorg voor kwaliteitsborging door een examencommissie van een lerarenopleiding, accreditatie en toezicht.
ZijinstromersEen vijfde van de bijna vierhonderd routes naar het leraarschap is zijinstroomtrajecten. De inspectie stelt er in het onderzoek serieuze vragen over. De examencommissies van de opleidingen die deze trajecten verzorgen, hebben geen formele rol, de trajecten worden niet geaccrediteerd, de inspectie houdt wel toezicht. Snoeihard concludeert de inspectie: ‘Van de zijinstroomtrajecten wordt daardoor niet vastgesteld of ze voldoende opleiden voor de bekwaamheidseisen.’ Volgens de vijftig bevraagde instellingen waren er in het studiejaar 2018/2019 minstens 2.304 zijinstromers, dat zijn er meer dan de inspectie zelf turfde (zie kader Cijfers: 2.276), en het zijn er volgens de inspectie mogelijk zelfs nog meer. |
Kwalitatief is er overigens geen reden tot grote zorgen, ondanks de chaos. Voor de meeste opleidingen wordt kwaliteit voldoende gewaarborgd door examencommissies, accreditatie en toezicht van de inspectie zelf. Op lerarenopleidingen heerst over het algemeen een kwaliteitscultuur, aldus het rapport: inspectiejargon voor ‘er wordt tenminste aan kwaliteit gewerkt’.
Toch laat de toezichthouder in dit onderzoek ook weten dat ze bij sommige leergangen wel meer handvatten zou willen hebben, zoals bij de leergang groepsleerkracht onderbouw vmbo-basis/kader voor pabo-gediplomeerden. Leraren met dat certificaat op zak mogen lesgeven in de onderbouw van vmbo-b/k in de vakken Nederlands, rekenen-wiskunde en in de keuzevakken bij het behaalde certificaat. Niks aan de hand toch, zou je zeggen? Toch wel, zegt de inspectie. Omdat deze leergangen niet worden afgesloten met een bachelor- of een mastergraad, speelt de examencommissie er geen formele rol en wordt die ook niet geaccrediteerd. Hoe weten we dan zeker dat de leergang voldoende opleidt voor de bekwaamheidseisen? En wie staat garant? De inspectie kan wel meekijken, bijvoorbeeld na een melding, maar mag alleen constateren, niet ingrijpen.
Voor relatief nieuwe vakken, zoals media of informatietechnologie voor de gemengde en theoretische leerweg van het vmbo, is er eveneens reden tot twijfel aan de kwaliteit, vindt de inspectie. Ook bij deze modules is geen examencommissie van een lerarenopleiding betrokken, en de opleiders behoeven geen accreditatie of inspectietoezicht. De inspectie kan ook hier niet met zekerheid zeggen dat de modules voldoende opleiden voor de bekwaamheidseisen.
Twijfel heeft de inspectie ook bij de leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs voor groep 3 tot en met 8. Onduidelijk is hoeveel mensen deze volgen (minstens 150, denkt de inspectie). De leergang wordt wel gesubsidieerd, maar de accreditatie door het Centrum voor Post Initieel Onderwijs is onduidelijk. Interessant, ook omdat de politiek eerder juist koos voor meer gymlessen in het po.
Voor NT2 gelden dezelfde kanttekeningen als hierboven: de route ontbeert kwaliteitsborging door een examencommissie van een lerarenopleiding, accreditatie en inspectietoezicht.
Ronduit schokkend zijn de kanttekeningen die de inspectie zet bij de certificaten voor het vak onderzoek en ontwerpen (O&O) van Stichting Technasium. ‘De wettelijke regeling rondom het opleiden voor het vak O&O behoeft aanpassingen,’ stelt ze botweg. Stichting Technasium telt 96 aangesloten scholen en groeit de afgelopen jaren flink. Het vak O&O, dat de kern vormt van het curriculum, is als specialisatie opgenomen in een geaccrediteerde lerarenopleiding, met examencommissie, accreditatie en inspectietoezicht. Maar het onderwijs voor dat vak is uitbesteed aan de Stichting Technasium. En de vraag is of dat legitiem is, stelt de inspectie, en wie gerechtigd is het certificaat uit te reiken.
Reactie van Stichting Technasium: Voor bevoegde docenten die het vak Onderzoek & Ontwerpen (O&O) (gaan) geven op een technasiumschool verzorgt Stichting Technasium een opleidingstraject dat, in combinatie met de lesbevoegdheid in een voldoende verwant vak, leidt tot een aanvullende bevoegdheid voor het vak O&O. Dit is sinds 2012 vastgelegd in de ‘regeling conversietabel getuigschriften en vakken vo’ en in 2019 nog besproken en afgestemd met de bevoegdhedencommissie van het ministerie van OCW. |
Opvallend zijn ook de vragen die de inspectie in dit onderzoek stelt bij de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs, tot voor kort een van de paradepaardjes van het Nederlandse onderwijs: hoe zit het daar eigenlijk met de verkorting van het opleidingstraject op basis van individuele vrijstellingen door een examencommissie?
Bevoegd of bekwaam?Bevoegdheid en bekwaamheid lopen in het taalgebruik nog wel eens door elkaar. Simpel gezegd is het tweede een voorwaarde voor het eerste: een leraar moet volgens de wet vakinhoudelijk, vakdidactisch en pedagogisch bekwaam zijn. Per niveau geldt een algemene bekwaamheidseis met specifieke aanvullingen voor het primair, voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs. Daarnaast moet een leraar natuurlijk een verklaring omtrent gedrag bezitten (en niet zijn uitgesloten van het geven van onderwijs bij rechterlijke uitspraak). |
Reactie IT-Scholengroep: Informatietechnologie is een nieuw algemeen vormend vrij keuzevak voor vmbo gemengde en theoretische leerweg. Het vak is tegelijk met de profielen van het vmbo ingevoerd (per 1/8/2016). Het is een van de mogelijke invullingen van de praktijkgerichte component van De Nieuwe Leerweg. Er is een tweedegraads bevoegdheid voor vereist. Zolang er geen lerarenopleiding voor bestaat, kan iemand inderdaad voor het vak bevoegd raken via combinaties van een getuigschrift in een verwant vak en een nascholing, zoals die in de conversietabel genoemd staan, óf via het aanvragen van een ontheffing van benoembaarheidsvereisten of erkenning van bekwaamheid bij de minister van OCW. Opname in de conversietabel betekent ‘bevoegd’. En alleen lerarenopleidingen kunnen bevoegdheden afgeven zoals in het rapport vermeld staat (paragraaf 2.5). Alle nascholingen in de conversietabel, worden dus in principe door een lerarenopleiding verzorgd en de lerarenopleiding reikt daar dan ook een certificaat voor uit. In de procedure voorafgaand aan opname in de conversietabel wordt gecontroleerd of er daadwerkelijk een lerarenopleiding is die de betreffende nascholing aanbiedt en wordt het voorstel aan alle hogescholen voorgelegd. Dat is waarom er in kolom V in de conversietabel geen aanbieders van nascholingen genoemd (mogen) worden. En dat is ook waarom informatietechnologie thuishoort in categorie 1A van het schema van de inspectie ‘lerarenopleiding met graadverlening’ en niet in Vak 3B ‘Routes die niet leiden tot een bachelor- of mastergraad, en niet verzorgd worden door een reguliere lerarenopleiding’ (p.33). Carla van den Brandt, contactpersoon IT-Scholengroep |
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven