Burgerschapsvorming wordt verschillend ingevuld in het onderwijs, vaak ook afhankelijk van het schooltype. Niet verbazingwekkend verschillen kennis en vaardigheden van leerlingen over burgerschap behoorlijk, van smal in het vmbo tot breder in de meer theoretische onderwijssectoren (ICSS 2019). Maar die bredere burgerschapsvorming mag niet voorbehouden blijven aan havo en vwo.
Om die reden riep het NRO in 2018 een tweejarige werkplaats in het leven waarin onderzoekers en leraren samenwerken aan de ontwikkeling en implementatie van burgerschapsvorming in het beroepsonderwijs en aan het ontwikkelen van meetinstrumenten om die te toetsen.
Dit voorjaar verscheen een essay van Piet van der Ploeg (Rijksuniversiteit Groningen) over kritisch denken in burgerschapsvorming als opmaat voor visievorming in de werkplaats (zie didactiefonline.nl). Hij kijkt duidelijk verder dan de prikklok en definieert burgerschapsvorming als de ontwikkeling van medeverantwoordelijkheid, naast taakverantwoordelijkheid (beroepsvorming), verantwoordelijkheid voor eigen handelen (Bildung) en verantwoordelijk/kritisch denken. Aan de hand van concrete voorbeelden laat hij zien hoe complex dat kan zijn, bijvoorbeeld voor de slager/burger of de kelner/burger. Hoe gaan zij om met duurzaamheid, of met ethische vragen? Van der Ploeg pleit voor een integrale benadering waarin studenten leren na te denken over hun eigen handelen en hun medeverantwoordelijkheid voor het geheel, ook binnen hun beroep. Met andere woorden, burgerschapsvorming in het mbo moet niet leiden tot aangeprate socialisering maar tot een dieper besef van verantwoord burgerschap.
Buig je als team
over concepten en
vertaling naar praktijk
Maar hoe doe je dat? Veel docenten vinden dat lastig. Samen lessen ontwerpen in docentontwikkelteams (DOT’s) kan helpen. In de DOT’s bij de werkplaats burgerschap (zie kader) discussieerden docenten over de betekenis van bijvoorbeeld kritisch denken, werkten ze aan visievorming (theorie) en vertaalden deze samen in leeractiviteiten (praktijk).
Bijna een derde van de tijd in de DOT’s ging op aan discussie over de achterliggende concepten en theorie en over didactiek (hoe leren we de concepten aan). De docenten discussieerden over wat kritisch denken is. ‘Je moet ook je denken kunnen parkeren. Dat is ook wat je moet leren als mens, je oordeel uitstellen,’ zei een van hen. Ook spraken ze over het belang van samenhang. Zo prikkelde de begeleider van elke DOT de docenten om naar hun lesactiviteiten (in dit geval een eindopdracht) te kijken: komt de doelstelling dan nog tot uiting, zijn dat dingen waar je als docent überhaupt op let in de beoordeling?
Na ongeveer drie maanden bogen de DOT’s zich over de vertaling van de theorie naar de praktijk, bijvoorbeeld hoe je een debat tussen studenten over een maatschappelijk vraagstuk voorbereidt. ‘Het vormen van groepen en om daar de juiste keuze in te maken, dat valt best tegen. Hoeveel partijen neem je dan?’ vroeg een docent bijvoorbeeld.
Door te delen en te sparren konden collega’s van verschillende opleidingen en vakken elkaar verder helpen. Daarnaast was er aandacht voor randvoorwaarden, bijvoorbeeld of de lessen in het curriculum passen en hoeveel tijd er in de praktijk is voor de lesactiviteiten, en evaluaties van de lesactiviteiten (11% van de tijd).
17% van de tijd gebruikten de DOT-leden voor persoonlijke reflectie middels hun reflectiedagboekje en discussie over de impact van projectwerkzaamheden op henzelf. Een docent werd zich bijvoorbeeld bewuster van bepaalde onderwerpen en ontwikkelde een persoonlijke visie, een ander vond het resultaat een ‘beetje open deur-achtig’. Tot slot namen praktische zaken zoals urenregistratie of organisatie van de lessen tamelijk veel tijd in beslag (16% over het hele jaar), vooral in het begin (40%) en rond de evaluatie en het delen van opbrengsten bij een gezamenlijke bijeenkomst met de andere DOT’s (25%).
De reflectiedagboekjes hielpen docenten vooral na te denken over hun persoonlijke expertise (33%) en hun eigen handelen (30%). In hun reflecties staan de studenten veelal centraal: docenten weten wat er bij hen leeft en ze zorgen dat contexten authentiek en betekenisvol zijn, voor de studenten en voor hun toekomstige beroepscontext. Een docent schetst wat er bij studenten gebeurt: ‘Dan vinden ze het echt heel cool. Want dan gaat het ineens over hen.’
Kennis delen |
Figuur 1: Onderwerpen tijdens ontwerpgesprekken
Figuur 2: Verhouding domeinen in de reflectiedagboeken
Figuur 3: Visuele weergave van persoonlijk reflectieonderwerpen (NB: kritisch denken, burgerschap, en bildung kwamen vaak voor (logisch, gegeven de aard van het project), en zijn daarom niet meegenomen in bovenstaande weergave)
De belangrijkste lessen die de DOT’s opleverden:
1. Laat ideeën rijpen. Neem de tijd en zorg voor voldoende theorie, zoals concepten en hoe deze onderling samenhangen. Laat docenten bijvoorbeeld nadenken over de vraag hoe en wanneer ze burgerschap en kritisch denken bij hun studenten terugzien in de les en ga daar het gesprek over aan. Nodig ook experts uit die prikkelen om na te denken over de concepten. Verwacht niet dat dit af zal zijn voordat docenten ermee gaan experimenteren.
2. Vroeg en veel doen. Stimuleer de praktische vertaling van de theorie naar de ontwerpactiviteiten en zorg dat hier voldoende ruimte voor is. Laat bijvoorbeeld docenten voor, tijdens en na de uitvoering van lesactiviteiten uitleggen hoe burgerschap, kritisch denken en Bildung (in samenhang) in de lessen aan de orde komen. Wacht niet te lang om ideeën uit te proberen, en stimuleer de verwachting dat docenten het ontwerp kunnen verfijnen op basis van praktijkervaringen.
3. Sta geregeld stil. Zorg dat docenten structureel reflecteren gedurende het hele traject, individueel en gezamenlijk. Geef ze de ruimte om hun ervaringen, ideeën en uitdagingen te delen. Een reflectiedagboekje werkt goed. Hun praktijkervaringen zijn nodig voor persoonlijke groei én voor een beter DOT-resultaat, en het is belangrijk dat zij dit inzien.
4. Geef ook om de bijzaak. Vooral tijdens de opstart is er veel ruimte nodig voor praktische zaken. Lesactiviteiten inplannen bijvoorbeeld, zeker als die vak- of opleidingsoverstijgend zijn. Als deze zorgen getackeld zijn, kunnen docenten geconcentreerder en gemotiveerder aan de slag.
In de werkplaats burgerschap: democratisering van kritisch denken (NRO-projectnummer 40.5.18625.111) werken roc’s samen met de Universiteit Twente, Rijksuniversiteit Groningen, Cito en Hogeschool Utrecht.
Zie ook: Werkplaats Burgerschap
Meer info:
Michiel Waltman, [email protected]
Susan McKenney, [email protected]
Dit artikel verscheen in Didactief, juni 2021.
En blijf op de hoogte van onderwijsnieuws en de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen!
Inschrijven