Onderzoek

Bouw! helpt (ernstige) leesproblemen voorkomen

Tekst Aryan van der Leij
Gepubliceerd op 08-07-2014 Gewijzigd op 12-12-2018
In het onderzoeksproject ‘Bouw! voor problemen met voorbereidend en aanvankelijk lezen’ is de effectiviteit van een computergestuurde leesinterventie binnen de huidige onderwijspraktijk onderzocht. Hierbij werkten UvA-onderzoekers Anne Regtvoort en Haytske Zijlstra samen met expertisecentrum Het ABC.

De UvA-onderzoekers selecteerden in 2 experimenten ruim 200 jonge leerlingen die voordat ze met lezen begonnen al grote kans liepen op leesproblemen omdat ze zwak waren in letterkennis en klankbewustzijn. Dit werd geconstateerd op basis van standaardtoetsen na voorselectie door de leraren.

In experiment I werden 137 leerlingen aan het begin van groep 3 geselecteerd. Ongeveer de helft (71; de overige waren controleleerlingen) volgde het programma vanaf oktober tot halverwege groep 4 op school, met een maximum van tien minuten per keer en maximaal vier keer per week. De tutoren bestonden uit ouderejaarsleerlingen, vrijwilligers of onderwijsassistenten/stagiaires en enkele eigen ouders. Soms werd eerder gestopt als het programma afgerond was, soms werd, als dat nodig was, langer doorgegaan. Het bleek essentieel dat de leerlingen het programma in elk geval afmaakten. Ze moesten dus intensief en langdurig oefenen. Was dat het geval, dan lazen de leerlingen veel beter dan leerlingen die Bouw! niet kregen. Direct na afloop, maar ook in groep 5, een jaar na de interventie. De Bouw!-groep presteerde gemiddeld, de groep die de interventie niet kreeg, bleef zwak lezen. Ook het lezen van onbekende woorden, tekstlezen en spelling gingen vooruit.

Dubbel risico

In experiment II werden 74 zwakke leerlingen al halverwege groep 2 geselecteerd. Ook weer ongeveer de helft (36; de overige waren controleleerlingen) begon in februari in groep 2 met het programma en ging ermee door tot halverwege groep 4. Als tutoren traden in groep 2 in 75% van de gevallen, ouders op, wat prachtig past in de ouderparticipatie die hoog op de beleidsagenda staat. De overige tutoren waren vrijwilligers of onderwijsassistenten op school. Vanaf groep 3 werd op school geoefend en was de verdeling van de tutoren vergelijkbaar met die uit experiment I.

In dit experiment werden 34 leerlingen (17 Bouw!, 17 controle) onderscheiden die dubbel risico liepen, omdat ze zwak waren in letters en klanken én dyslexie in de familie hadden (waarmee de kans op dyslexie zo'n tien keer hoger is dan normaal). Dit kon eenvoudig geconstateerd worden door de ouders te bevragen en op leesvaardigheid te toetsen. De kinderen werden vergeleken met 40 leerlingen (19 Bouw!, 21 controle) die even zwak waren in letters en klanken, maar geen familiair risico hadden (enkelvoudig risico).

Vergeleken met leerlingen die het programma niet kregen, ging niet alleen de enkelvoudige maar ook de dubbele risicogroep er met Bouw! aanzienlijk op vooruit (zie fig. 1). Van de leerlingen met enkelvoudig risico, bleef de groep zonder programma rond het laagste kwart hangen, terwijl de Bouw!-groep bovengemiddeld uitkwam. Van de groep leerlingen met dubbel risico die geen programma kreeg, bleek bij de follow-up toets in groep 5 (een jaar na afsluiten van het programma) maar liefst 53 % bij de laagste 10 procent te scoren (tegen 23 % van de Bouw!-groep). Zij kregen bovendien in groep 4 veel meer remedial teaching buiten de klas en werden veel vaker verwezen naar hulp buiten de school op basis van een dyslexieverklaring. Ook bleek het programma het zelfvertrouwen en de taakoriëntatie van de Bouw!-leerlingen te versterken, twee belangrijke voorwaarden voor een gunstige leesontwikkeling.

Bouw

Langdurig oefenen

Conclusie: Bouw! helpt dyslexie voorkomen bij meer dan de helft van de leerlingen met een dubbel risico. Bij leerlingen met een enkelvoudig risico – omdat thuis bijvoorbeeld weinig gelezen wordt of vanwege anderstaligheid - komen leesproblemen vrijwel geheel niet meer voor, in tegenstelling tot de leerlingen die het programma niet kregen. Het inzetten van (dure) voorzieningen binnen en buiten de school wordt hiermee aanzienlijk minder noodzakelijk. Bijkomend voordeel is dat het programma, als het gaat om differentiatie, de groepsleraar ontlast omdat het supplementair is aan wat er in de klas gebeurt. Voorwaarde is wel dat langdurig en intensief wordt geoefend en dat de leerling het programma geheel doorloopt. Dat kost bij de dubbele risicogroep meer tijd dan bij de enkelvoudige.

Bouw! is een computergestuurd interventieprogramma dat leerlingen extra hulp biedt bij lezen en spellen. Het pakket bevat 525 online lessen voor het aanleren, inoefenen, herhalen en toepassen van de leerstof, voorzien van heldere instructies voor de tutor.

Wanneer komt een leerling in aanmerking voor Bouw!?

Halverwege groep 2 en/of begin groep 3:
• zwak in letterkennis
• zwak in klankbewustzijn

In de loop van groep 3:
• zwak in lezen van woorden

Algemeen (zie ook Protocol Dyslexie):
• dyslexie in de familie
• vertraagde spraak-/taalontwikkeling
• thuis wordt niet veel (voor)gelezen
• meertaligheid


Publicaties

De effectiviteit van Bouw! wordt beschreven in de proefschriften van Anne Regtvoort en Haytske Zijlstra, dit jaar te verschijnen aan de Universiteit van Amsterdam. Zie ook:

Regtvoort, A., Zijlstra, H., & van der Leij, A. (2013). The Effectiveness of A Two-Year Supplementary Tutor-Assisted Computerized Intervention on The Reading Development of

Beginning Readers at Risk for Reading Difficulties: A Randomized Controlled Trial. Dyslexia, 19, 256-280.
 

Het onderzoeksproject Bouw! is gesubsidieerd door het ministerie van Onderwijs in het kader van het actieprogramma Onderwijsbewijs.

Beeld: Lexima, UvA

Dit artikel is verschenen in de Didactief-special Leesproblemen (juni 2014). Deze special is gemaakt in opdracht en met financiële bijdrage van de Universiteit van Amsterdam, Lexima en expertisecentrum Het ABC.

Verder lezen

1 Dossier dyslexie

Click here to revoke the Cookie consent